1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2516
Sura, Verse
1001 10, 88 | Mozes zeide: "Onze Heer, Gij hebt Pharao en zijn leiders
1002 10, 89 | gebed is aanvaard. Weest gij beiden daarom bestendig
1003 10, 91 | 91. Nu? Terwijl gij voordien ongehoorzaam waart
1004 10, 92 | uw lichaam redden, opdat gij een teken moogt zijn voor
1005 10, 94 | 94. En als gij over hetgeen Wij tot u hebben
1006 10, 95 | verloochenen, anders zult gij tot de verliezers behoren. ~
1007 10, 99 | tezamen hebben geloofd. Wilt gij de mensen dan dwingen, gelovigen
1008 10, 104| 104. Zeg: "O gij mensen, als gij over mijn
1009 10, 104| Zeg: "O gij mensen, als gij over mijn godsdienst in
1010 10, 104| niet aanbid degenen die gij naast Allah aanbidt, maar
1011 10, 106| noch schaden kan. En indien gij dat toch doet, dan zult
1012 10, 106| dat toch doet, dan zult gij zeker tot de onrechtvaardigen
1013 10, 108| 108. Zeg: "O, gij mensen, nu is de waarheid
1014 11, 3 | verdienstelijk maakt. En als gij u afwendt dan vrees ik,
1015 11, 7 | het beste is. En indien gij (Profeet) zegt: "Voorzeker,
1016 11, 7 | Profeet) zegt: "Voorzeker, gij zult na de dood worden opgewekt,"
1017 11, 12 | Zij verbeelden zich dat) gij misschien een gedeelte van
1018 11, 12 | hem gekomen?" Voorwaar, gij zijt slechts een waarschuwer
1019 11, 13 | en roept buiten Allah wie gij kunt, als gij waarachtig
1020 11, 13 | Allah wie gij kunt, als gij waarachtig zijt." ~
1021 11, 14 | God is behalve Hij. Zult gij u dan onderwerpen? ~
1022 11, 24 | van beiden gelijk? Wilt gij dan geen lering (hieruit)
1023 11, 26 | 26. Dat gij niemand dan Allah zult aanbidden.
1024 11, 27 | ons; neen, wij geloven dat gij een leugenaar zijt." ~
1025 11, 28 | u dit opdringen, terwijl gij er afkerig van zijt?" ~
1026 11, 30 | hen zou verdrijven? Wilt gij dan geen lering hieruit
1027 11, 31 | zeg ik over degenen, die gij minacht dat Allah hun geen
1028 11, 32 | Zij antwoordden: "O Noach, gij hebt inderdaad met ons getwist
1029 11, 32 | ons nu de straf waarmede gij ons hebt gedreigd, als gij
1030 11, 32 | gij ons hebt gedreigd, als gij waarachtig zijt." ~
1031 11, 33 | brengen als Hij wil, en gij kunt niets verijdelen." ~
1032 11, 34 | uw Heer en tot Hem zult gij worden teruggebracht." ~
1033 11, 35 | niets uitstaande met hetgeen gij begaat." ~
1034 11, 38 | zij hem. Hij zeide: "Als gij ons bespot, zullen wij u (
1035 11, 38 | later) bespotten zoals gij (ons) nu doet, ~
1036 11, 39 | 39. Dan zult gij weten wie het is, over wie
1037 11, 45 | belofte is voorzeker waar en Gij zijt de Rechter der rechters." ~
1038 11, 46 | niet over hetgeen waarvan gij geen kennis bezit. Ik geef
1039 11, 47 | kennis van heb. En indien Gij mij niet vergeeft noch mij
1040 11, 49 | die Wij u openbaren, welke gij noch uw volk voorheen kende.
1041 11, 50 | mijn volk, aanbid Allah. Gij hebt geen God naast Hem.
1042 11, 50 | hebt geen God naast Hem. Gij verzint slechts leugens." ~
1043 11, 51 | Hem, Die mij schiep. Wilt gij dan niet begrijpen?" ~
1044 11, 53 | 53. Zij zeiden: "O Hoed, gij hebt ons geen enkel duidelijk
1045 11, 53 | steek laten, om hetgeen gij zegt noch zullen wij u geloven." ~
1046 11, 54 | Allah tot getuige en getuigt gij ook, dat ik niets met uw
1047 11, 57 | 57. "Indien gij u afwendt, dan heb ik u
1048 11, 57 | uw plaats doen innemen. Gij kunt Hem in het geheel niet
1049 11, 61 | mijn volk, aanbid Allah; gij hebt geen God naast Hem.
1050 11, 62 | 62. Zij zeiden: "O Salih, gij waart onze hoop. Verbiedt
1051 11, 62 | waart onze hoop. Verbiedt gij ons datgene te aanbidden
1052 11, 62 | twijfel over hetgeen, waartoe gij ons roept." ~
1053 11, 63 | ik Hem niet gehoorzaam? Gij zult slechts tot mijn ondergang
1054 11, 73 | Zij zeiden: "Verwondert gij u over Allah's gebod? De
1055 11, 79 | 79. Zij antwoordden: "Gij weet wel, dat wij geen recht
1056 11, 79 | hebben op uw dochters en gij weet ook, wat wij wensen." ~
1057 11, 84 | mijn volk, aanbid Allah. Gij hebt geen andere God, dan
1058 11, 86 | toebedeeld, is beter voor u als gij gelovigen zijt. En ik ben
1059 11, 87 | te doen wat wij willen? Gij zijt inderdaad verstandig,
1060 11, 88 | O mijn volk, wat meent gij indien ik een duidelijk
1061 11, 91 | begrijpen niet veel van hetgeen gij zegt en wij zien voorzeker,
1062 11, 91 | wij zien voorzeker, dat gij zwak zijt tegenover ons.
1063 11, 91 | zouden u zeker stenigen, want gij zijt niet in aanzien bij
1064 11, 92 | waardiger bij u dan Allah? En gij hebt Hem als waardeloos
1065 11, 92 | mijn Heer omvat al hetgeen gij doet." ~
1066 11, 93 | ik handel op de mijne. Gij zult weldra te weten komen
1067 11, 112| Hij ziet voorzeker, wat gij doet. ~
1068 11, 113| het Vuur ook u aanraken en gij zult naast Allah geen vrienden
1069 11, 113| vrienden hebben noch zult gij worden geholpen. ~
1070 11, 123| onachtzaam over hetgeen gij doet. ~~
1071 12, 2 | de Arabische Koran- opdat gij moogt begrijpen. ~
1072 12, 3 | Koran te openbaren, ofschoon gij voorheen onwetend waart. ~
1073 12, 9 | voor u moge zijn, waarna gij een rechtvaardig volk zult
1074 12, 10 | Doodt Jozef niet, maar als gij iets moet doen werpt hem
1075 12, 11 | vader, waarom vertrouwt gij ons niet aangaande Jozef,
1076 12, 13 | Het verdriet mij, dat gij hem zoudt medenemen en ik
1077 12, 13 | hem zal verslinden terwijl gij niet op hem let." ~
1078 12, 15 | zonden hem een openbaring: "Gij; zult hun van deze zaak
1079 12, 17 | spreken wij de waarheid, zult gij ons niet geloven." ~
1080 12, 18 | Hij (Jacob) zeide: "Neen, gij hebt de zaak veel te licht
1081 12, 18 | worden gezocht over hetgeen gij beweert." ~
1082 12, 29 | Jozef, wend u hiervan af en gij (vrouw), vraag vergiffenis
1083 12, 29 | vergiffenis voor uw zonde. Gij behoort zeker tot de schuldigen." ~
1084 12, 32 | Dit is hij nu over wie gij mij beschuldigdet, ik zocht
1085 12, 33 | waartoe zij mij roepen; tenzij Gij haar list van mij afwendt
1086 12, 36 | voorzeker, wij zien dat gij tot de goeden behoort." ~
1087 12, 40 | 40. "Gij aanbidt naast Allah niets,
1088 12, 40 | niets, dan ijdele namen die gij hebt uitgedacht, gij en
1089 12, 40 | die gij hebt uitgedacht, gij en uw vaderen; Allah heeft
1090 12, 40 | alleen. Hij heeft bevolen dat gij naast Hem niets zult aanbidden.
1091 12, 41 | zullen eten. De zaak waarover gij hebt gevraagd, is besloten." ~
1092 12, 43 | zeven verwelkte aren. O gij leiders, legt mij de betekenis
1093 12, 43 | betekenis van mijn droom uit als gij een droom kunt verklaren." ~
1094 12, 46 | 46. "O, Jozef! gij man der waarheid, leg ons
1095 12, 47 | 47. Hij antwoordde: "Gij zult zeven jaren lang voortdurend
1096 12, 47 | voortdurend zaaien en wat gij maait in de aar laten, met
1097 12, 47 | uitzondering van een weinig, dat gij zult eten." ~
1098 12, 48 | jaren komen, die al hetgeen gij van te voren hebt opgeslagen
1099 12, 48 | uitzondering van een weinig dat gij zult bewaren." ~
1100 12, 51 | was het geval met u toen gij Jozef tegen zijn wil zocht
1101 12, 54 | had gesproken, zeide hij: "Gij zijt van deze dag af een
1102 12, 59 | broeder van vaderskant. Ziet gij niet, dat ik u met volle
1103 12, 60 | 60. "Maar indien gij hem niet tot mij brengt
1104 12, 60 | koren) voor u zijn noch zult gij in mijn nabijheid komen." ~
1105 12, 66 | met u medezenden voordat gij mij een ernstige belofte
1106 12, 66 | in de naam van Allah, dat gij hem zeker tot mij zult brengen
1107 12, 66 | mij zult brengen tenzij gij allen omsingeld zoudt worden."
1108 12, 70 | omroeper: "O, karavaan, gij zijt waarlijk dieven." ~
1109 12, 71 | tot hem wendend: "Wat mist gij?" ~
1110 12, 73 | antwoordden: "Bij Allah, gij weet goed, dat wij niet
1111 12, 74 | dan de straf voor zijn als gij leugenaars zijt?" ~
1112 12, 77 | het hun niet. Hij zeide: "Gij verkeert in een slechte
1113 12, 77 | Allah weet het beste wat gij beweert." ~
1114 12, 78 | plaats, want wij zien dat gij tot degenen behoort die
1115 12, 80 | De oudste zeide: "Weet gij niet, dat uw vader een plechtige
1116 12, 80 | van u heeft genomen en hoe gij voorheen in uw plicht tegenover
1117 12, 81 | 81. "Keert gij tot uw vader terug en zegt: '
1118 12, 85 | Zij zeiden: "Bij Allah, gij zult niet ophouden over
1119 12, 85 | Jozef te praten, totdat gij zijt weggekwijnd of totdat
1120 12, 85 | zijt weggekwijnd of totdat gij te gronde gaat." ~
1121 12, 86 | en ik weet van Allah, wat gij niet weet." ~
1122 12, 89 | 89. Hij zeide: "Weet gij wat gij Jozef en zijn broeder
1123 12, 89 | Hij zeide: "Weet gij wat gij Jozef en zijn broeder aandeedt,
1124 12, 89 | zijn broeder aandeedt, toen gij onwetend waart?" ~
1125 12, 90 | 90. Zij vroegen. "Zijt gij dan Jozef?" Hij zeide: "
1126 12, 94 | van Jozef, zelfs al ziet gij mij voor zwakzinnig aan." ~
1127 12, 95 | antwoordden: "Bij Allah, gij houdt zeker aan uw oude
1128 12, 96 | Ik weet van Allah wat gij niet weet'?"
1129 12, 101| 101. "O, mijn Heer, Gij hebt mij macht gegeven en
1130 12, 101| der hemelen en der aarde, Gij zijt mijn Beschermer in
1131 12, 102| o Profeet ) openbaren. Gij waart niet bij hen, toen
1132 12, 103| niet geloven zelfs al wenst gij het vurig. ~
1133 12, 104| 104. Gij vraagt er hun geen beloning
1134 12, 109| degenen, die vrezen. Wilt gij dan niet begrijpen? ~
1135 13, 2 | verrijzen zonder pilaren die gij kunt zien. Daarna zette
1136 13, 2 | tekenen duidelijk uit, opdat gij zeker zult zijn van de ontmoeting
1137 13, 5 | 5. En indien gij u verwondert, dan is hun
1138 13, 7 | zijn Heer nedergezonden?" Gij zijt waarlijk een waarschuwer
1139 13, 16 | Zeg: "Allah." Zeg: "Hebt gij naast Hem dan helpers genomen,
1140 13, 24 | Vrede zij over u, omdat gij geduldig waart; ziet, hoe
1141 13, 30 | zijn voorafgegaan - opdat gij hun hetgeen Wij u hebben
1142 13, 33 | Zeg: "Noemt hen." Zoudt gij Hem willen inlichten over
1143 13, 37 | oordeel geopenbaard. En als gij, nadat kennis tot u is gekomen
1144 13, 37 | boze wensen volgt, zult gij aan Allah vriend, noch beschermer
1145 13, 43 | De ongelovigen zeggen: "Gij zijt geen gezant." Zeg: "
1146 14, 1 | hebben geopenbaard, opdat gij de mensen door het gebod
1147 14, 7 | uw Heer verklaarde: "Als gij dankbaar zijt zal ik u rneer
1148 14, 7 | u rneer geven, maar als gij ondankbaar zijt is Mijn
1149 14, 8 | 8. En Mozes zeide: "Als gij ondankbaar zijt, gij en
1150 14, 8 | Als gij ondankbaar zijt, gij en al degenen die op aarde
1151 14, 9 | niet in hetgeen, waarmede gij zijt gezonden en wij zijn
1152 14, 9 | twijfel over hetgeen, waartoe gij ons roept." ~
1153 14, 10 | vastgestelde periode." Zij zeiden: "Gij zijt slechts mensen als
1154 14, 10 | slechts mensen als wij; gij wenst ons afkerig te maken
1155 14, 11 | inderdaad stervelingen zoals gij, maar Allah bewijst gunsten
1156 14, 12 | voorzeker al het kwaad dat gij ons doet met geduld dragen.
1157 14, 13 | land verdrijven, tenzij gij tot onze godsdienst wederkeert."
1158 14, 19 | 19. Ziet gij niet dat Allah de hemelen
1159 14, 21 | voorzeker uw volgelingen; kunt gij ons dan tegen Allah's straf
1160 14, 22 | over u dan dat ik u riep en gij mij gehoorzaamdet. Verwijt
1161 14, 22 | niet bijstaan noch kunt gij mij bijstaan. Ik verwerp
1162 14, 22 | bijstaan. Ik verwerp dat gij mij voordien met Allah hebt
1163 14, 24 | 24. Ziet gij niet hoe Allah de gelijkenis
1164 14, 28 | 28. Ziet gij niet degenen, die Allah'
1165 14, 34 | En Hij gaf u al hetgeen gij van Hem vraagt en als gij
1166 14, 34 | gij van Hem vraagt en als gij de gunsten van Allah telt,
1167 14, 34 | gunsten van Allah telt, zult gij ze stellig niet kunnen opsommen.
1168 14, 36 | die mij niet gehoorzaamt - Gij zijt voorzeker Vergevensgezind,
1169 14, 38 | 38. "Onze Heer, Gij weet voorzeker hetgeen wij
1170 14, 44 | boodschappers volgen." "Hebt gij voorheen niet gezworen,
1171 14, 45 | 45. En gij vertoeft thans in de woonplaatsen
1172 14, 49 | 49. En op die Dag zult gij de schuldigen in kettingen
1173 15, 6 | 6. En dezen zeggen: "O, gij, tot wie de vermaning is
1174 15, 6 | vermaning is nedergezonden, gij zijt voorzeker bezeten." ~
1175 15, 7 | 7. "Waarom brengt gij ons geen engelen indien
1176 15, 7 | ons geen engelen indien gij tot de waarachtigen behoort?" ~
1177 15, 20 | Wij voor u en degenen die gij niet onderhoudt bestaansmiddelen
1178 15, 22 | het u dan te drinken en gij zijt niet degenen die het
1179 15, 32 | Iblies, wat hapert u dat gij niet onder degenen zijt
1180 15, 33 | onderwerpen aan de mens, die Gij uit droge, klinkende klei
1181 15, 34 | God zeide: "Ga dan heen, gij zijt voorzeker verworpen." ~
1182 15, 39 | antwoordde: "Mijn Heer, daar Gij mij verloren hebt geacht,
1183 15, 42 | 42. "Gij zult over Mijn dienaren
1184 15, 54 | 54. Hij zeide: "Geeft gij mij blijde tijding hoewel
1185 15, 54 | Wat is het dan, waarover gij mij blijde tijding geeft?" ~
1186 15, 57 | zeide: "Wat is uw taak, o gij boodschappers?" ~
1187 15, 62 | 62. Zeide hij: "Voorwaar, gij zijt een groep vreemdelingen." ~
1188 15, 71 | Dit zijn mijn dochters als gij iets wilt doen." ~
1189 16, 5 | heeft Hij geschapen, waarvan gij warmte en nut hebt terwijl
1190 16, 5 | warmte en nut hebt terwijl gij er ook van als voedsel gebruikt. ~
1191 16, 6 | schoonheid in voor u wanneer gij het 's avonds naar huis
1192 16, 6 | naar huis drijft en wanneer gij het 's morgens laat weiden. ~
1193 16, 7 | lasten naar een land, dat gij niet zonder grote moeilijkheid (
1194 16, 8 | heeft Hij) geschapen opdat gij er op moogt rijden en tot
1195 16, 8 | voor u). En Hij zal ook wat gij nog niet kent, scheppen. ~
1196 16, 10 | voor u uit de wolken zendt, gij hebt er drank van en het
1197 16, 10 | bomen groeien, waarmede gij uw vee voedert. ~
1198 16, 14 | beschikking heeft gesteld opdat gij er vers vlees van moogt
1199 16, 14 | sieraden uit moogt nemen die gij draagt. En gij ziet er de
1200 16, 14 | nemen die gij draagt. En gij ziet er de schepen over
1201 16, 14 | schepen over varen opdat gij van Zijn overvloed moogt
1202 16, 15 | de aarde geplaatst opdat gij niet geschokt zult worden
1203 16, 15 | rivieren en paden opdat gij de juiste weg moogt inslaan. ~
1204 16, 17 | iemand die niet schept? Wilt gij dan er geen lering uit trekken? ~
1205 16, 18 | 18. En indien gij de gunsten Van Allah wilt
1206 16, 18 | Allah wilt opsommen, kunt gij dat stellig niet doen. Voorzeker,
1207 16, 19 | 19. En Allah weet wat gij verbergt en wat gij openbaart. ~
1208 16, 19 | wat gij verbergt en wat gij openbaart. ~
1209 16, 27 | medegoden, ter wille van wie gij placht te strijden?" Degenen,
1210 16, 28 | Neen, Allah weet, wat gij deedt. ~
1211 16, 32 | hemel binnen voor hetgeen gij deedt." ~
1212 16, 37 | 37. Als gij (profeet) begerig zijt dat
1213 16, 43 | de vermaning bezitten als gij het niet weet - met duidelijke
1214 16, 44 | vermaning tot u gezonden, opdat gij aan het mensdom moogt uitleggen
1215 16, 52 | gehoorzaamheid verschuldigd. Wilt gij dan iets buiten Allah vrezen? ~
1216 16, 53 | 53. Welke zegeningen gij ook ontvangt, zij komen
1217 16, 53 | komt, is het tot Hem dat gij om hulp roept. ~
1218 16, 55 | Geniet dan en weldra zult gij te weten komen. ~
1219 16, 56 | kennis hebben. Bij Allah, gij zult zeker ondervraagd worden
1220 16, 56 | ondervraagd worden over al hetgeen gij hebt verzonnen. ~
1221 16, 64 | tot u nedergezonden, opdat gij hun hetgeen waarover zij
1222 16, 67 | dadelpalmen en druiven maakt gij een bedwelmende drank en
1223 16, 74 | Voorzeker Allah weet (alles), en gij weet niets. ~
1224 16, 78 | En Allah bracht u terwijl gij niets wist, uit de baarmoeder
1225 16, 78 | oren, ogen en hart, opdat gij dankbaar moogt zijn. ~
1226 16, 80 | woonplaatsen voor u gemaakt die gij licht vindt, op de tijd
1227 16, 80 | vindt, op de tijd waarop gij reist en op de tijd waarop
1228 16, 80 | reist en op de tijd waarop gij halt maakt; en van hun wol,
1229 16, 80 | vachten en hun haar maakt gij meubelen en gebruiksartikelen,
1230 16, 81 | Zijn gunsten aan u, opdat gij u moogt onderwerpen. ~
1231 16, 82 | indien zij zich afwenden zijt gij (de profeet) alleen voor
1232 16, 86 | afgoden) zullen tegenwerpen: "Gij zijt voorzeker leugenaars." ~
1233 16, 90 | opstand. Hij raadt u aan dat gij er lering uit trekt. ~
1234 16, 91 | verbond met Allah, wanneer gij een verbond sluit; en breekt
1235 16, 91 | hun bekrachtiging, terwijl gij Allah tot uw Borg hebt gemaakt.
1236 16, 91 | Voorzeker, Allah weet wat gij doet. ~
1237 16, 92 | het sterk heeft gemaakt. Gij maakt uw eden onderling
1238 16, 92 | duidelijk maken waarover gij verschildet. ~
1239 16, 93 | leidt hem die dit wenst, en gij zult zeker worden ondervraagd
1240 16, 93 | ondervraagd betreffende hetgeen gij doet. ~
1241 16, 94 | stevig heeft gestaan en gij zult het kwade ondergaan
1242 16, 94 | het kwade ondergaan omdat gij ook anderen van het pad
1243 16, 95 | voorzeker beter voor u, wist gij het slechts. ~
1244 16, 96 | 96. Hetgeen gij hebt, zal voorbijgaan maar
1245 16, 98 | 98. En wanneer gij de Koran voordraagt, zoekt
1246 16, 101| openbaart - zeggen zij: "Gij verzint slechts." Neen de
1247 16, 114| gunst van Allah, indien gij Hem alleen aanbidt. ~
1248 16, 126| 126. En indien gij vergeldt, doe dit dan naar
1249 16, 126| werd aangedaan; maar als gij geduld toont dan is dat
1250 17, 4 | Voorwaar, tweemaal zult gij op de aarde verderf teweeg
1251 17, 4 | brengen en voorzeker zult gij uitermate aanmatigend worden." ~
1252 17, 7 | 7. (Zeggende) "Indien gij goed doet, doet gij goed
1253 17, 7 | Indien gij goed doet, doet gij goed voor uzelf; en indien
1254 17, 7 | goed voor uzelf; en indien gij kwaad doet, is het tegen
1255 17, 8 | barmhartigheid zal tonen; doch indien gij terugkeert, zullen Wij ook
1256 17, 12 | Wij licht gemaakt, opdat gij overvloed moogt zoeken van
1257 17, 12 | zoeken van uw Heer en opdat gij de jaren kunt tellen en (
1258 17, 22 | naast Allah, anders zult gij vernederd en verlaten nederzitten. ~
1259 17, 25 | uw gedachten is; indien gij goed zijt dan voorwaar is
1260 17, 28 | 28. En indien gij u van hen afwendt zoekende
1261 17, 28 | barmhartigheid van uw Heer waarop gij hoopt, spreek tot hen een
1262 17, 29 | al te wijd, anders zult gij nederzitten in zelfverwijt
1263 17, 34 | vervult het verbond; want gij zult omtrent het verbond
1264 17, 35 | geeft volle maat wanneer gij meet en weegt met een zuivere
1265 17, 36 | volgt niet datgene waarvan gij geen kennis bezit. Voorwaar,
1266 17, 37 | hoogmoedig op aarde rond want gij kunt de aarde niet doen
1267 17, 37 | doen splijten, noch kunt gij de bergen in hoogte evenaren. ~
1268 17, 39 | andere god aan, anders zult gij in zelfverwijt verworpen
1269 17, 40 | midden der engelen? Voorzeker gij spreekt een groot woord. ~
1270 17, 42 | 42. Zeg: "Waren er zoals gij zegt andere goden met Hem
1271 17, 44 | toekomt verheerlijkt; doch gij begrijpt hun verheerlijking
1272 17, 45 | 45. En wanneer gij de Koran voorleest, plaatsen
1273 17, 46 | kunnen begrijpen. En wanneer gij in de Koran uw Heer - de
1274 17, 47 | onrechtvaardigen zeggen: "Gij volgt slechts een betoverd
1275 17, 52 | waarop Hij u zal roepen zult gij Hem met de lof die Hem toekomt
1276 17, 52 | Hem toekomt antwoorden en gij zult denken dat gij slechts
1277 17, 52 | antwoorden en gij zult denken dat gij slechts een korte wijle
1278 17, 56 | Roept degenen aan die gij u naast Hem inbeeldt; maar
1279 17, 61 | aarde werpen voor iemand die Gij geschapen hebt uit klei?" ~
1280 17, 62 | 62. En hij zeide: "Hebt Gij hem boven mij geëerd? Indien
1281 17, 62 | boven mij geëerd? Indien Gij mij tot de Dag der Opstanding
1282 17, 64 | En bekoor met uw stem wie gij kunt en spoor uw ruiterij
1283 17, 65 | over Mijn dienaren zult gij geen macht hebben. En voldoende
1284 17, 66 | over de zee stuwt, opdat gij Zijn overvloed moogt zoeken.
1285 17, 67 | verdwijnen u degenen die gij aanroept, behalve Hij. Doch
1286 17, 67 | veilig aan land brengt wendt gij u af. Want de mens is zeer
1287 17, 68 | 68. Gevoelt gij u er dan veilig voor, dat
1288 17, 68 | tegen u zal doen opkomen? Gij zult dan voor u geen beschermer
1289 17, 69 | 69. Of weet gij dan zo zeker dat Hij u daarin
1290 17, 69 | wegens uw ongeloof, zodat gij daarin geen helper voor
1291 17, 73 | hebben geopenbaard, opdat gij iets anders over Ons mocht
1292 17, 74 | niet hadden gesterkt zoudt gij aan hen een weinig gehoor
1293 17, 75 | hebben doen ondergaan en gij zoudt voor u geen helper
1294 17, 77 | die Wij vóór u zonden; en gij zult geen verandering vinden
1295 17, 86 | kunnen nemen, dan zoudt gij daarin tegen Ons geen helper
1296 17, 90 | stellig niet geloven voordat gij voor ons een bron doet ontspringen
1297 17, 91 | 91. "Of tenzij gij een tuin hebt met dadelpalmen
1298 17, 92 | 92. "Of tenzij gij de hemel in stukken op ons
1299 17, 92 | ons doet nedervallen zoals gij hebt beweerd of tenzij gij
1300 17, 92 | gij hebt beweerd of tenzij gij Allah en de engelen vóór
1301 17, 93 | 93. "Of tenzij gij een huis hebt van goud,
1302 17, 93 | hebt van goud, of tenzij gij ten hemel stijgt, maar wij
1303 17, 93 | hemelvaart niet geloven tenzij gij ons een boek nederzendt
1304 17, 97 | die Hij laat dwalen zult gij buiten Hem geen helper vinden.
1305 17, 100| 100. Zeg: "Indien gij de schatten der barmhartigheid
1306 17, 100| van mijn Heer bezat zoudt gij ze zeker terughouden uit
1307 17, 101| Ik geloof, O Mozes, dat gij een betoverd mens zijt." ~
1308 17, 102| 102. Hij zeide: "Voorzeker gij weet dat niemand anders
1309 17, 102| gezonden; en ik ben zeker dat gij, o Pharao, te gronde gaat." ~
1310 17, 104| kinderen van Israël: "Blijft gij in het land en wanneer de
1311 17, 106| Koran verduidelijkt opdat gij hem geleidelijk aan de mensheid
1312 17, 107| 107. Zeg: "Hetzij gij er wel of niet in gelooft,
1313 17, 110| Rahmaan aan, bij welke naam gij Hem ook noemt, Hij heeft
1314 18, 6 | 6. Misschien zult gij uit droefheid over hen sterven,
1315 18, 9 | 9. Denkt gij dat de lieden van de Spelonk
1316 18, 16 | 16. "Wanneer gij u van hen en van hetgeen
1317 18, 17 | wanneer de zon opgaat zult gij haar zich zien verwijderen
1318 18, 17 | wanneer zij ondergaat, ziet gij haar zich naar links afwenden,
1319 18, 17 | laat dwalen, voor hem zult gij stellig geen vriend en leidsman
1320 18, 18 | 18. Gij denkt dat zij wakker zijn,
1321 18, 18 | de drempel ligt. Indien gij een blik op hen werpt, zult
1322 18, 18 | blik op hen werpt, zult gij U zeker van hen afwenden
1323 18, 19 | hen zeide: "Hoelang hebt gij hier vertoefd?" Anderen
1324 18, 19 | weet het best, hoe lang gij hier gebleven zijt. (Het
1325 18, 24 | Allah behaagt." En wanneer gij het vergeet, gedenk dan
1326 18, 27 | woorden kan veranderen en gij zult geen toevlucht vinden
1327 18, 34 | gezel: "Ik ben rijker dan gij, aan bezit en in getal." ~
1328 18, 37 | redetwistte en zeide: "Gelooft gij niet in Hem, Die u schiep
1329 18, 39 | 39. "Waarom zeidet gij niet, toen gij de tuin binnentraadt: '
1330 18, 39 | Waarom zeidet gij niet, toen gij de tuin binnentraadt: 'Het
1331 18, 39 | geen God dan Allah?' indien gij mij als uw mindere in rijkdom
1332 18, 41 | grond doen zinken, waardoor gij niet in staat zult zijn,
1333 18, 47 | bergen zullen verzetten en gij de aarde zult zien oprijzen
1334 18, 48 | Hij zal zeggen) Nu zijt gij tot Ons gekomen zoals Wij
1335 18, 48 | beginne hebben geschapen. Doch gij dacht dat Wij nimmer een
1336 18, 49 | worden voorgelegd; dan zult gij de schuldigen zien vrezen
1337 18, 50 | gebod van zijn Heer. Zult gij hem en zijn nageslacht tot
1338 18, 52 | Roept degenen waarvan gij beweerdet dat zij Mijn deelgenoten
1339 18, 57 | doofheid in hun oren. Indien gij hen derhalve tot de leiding
1340 18, 66 | hem: "Mag ik u volgen dat gij mij onderwijst in de leiding,
1341 18, 67 | 67. Hij antwoordde: "Gij kunt geen geduld hebben
1342 18, 68 | 68. "Want hoe kunt gij geduldig zijn over dingen
1343 18, 69 | Indien het Gode behaagt, zult gij mij geduldig vinden en ik
1344 18, 70 | zeide: "Welaan dan, indien gij mij wenst te volgen stel
1345 18, 71 | Waarop Mozes uitriep: "Hebt gij er een gat in gemaakt teneinde
1346 18, 71 | doen verdrinken? Voorwaar, gij hebt iets gruwelijks bedreven." ~
1347 18, 72 | Had ik u niet gezegd dat gij stellig geen geduld met
1348 18, 74 | doodsloeg. Mozes zeide: "Hebt gij een onschuldige gedood die
1349 18, 74 | had vermoord? Voorwaar, gij hebt een afkeurenswaardige
1350 18, 75 | antwoordde: "Zei ik u niet dat gij nimmer in staat zoudt zijn
1351 18, 76 | uw gezelschap, dan hebt gij zeker een verontschuldiging
1352 18, 77 | deze. Mozes zeide: "Indien gij wildet, hadt gij er loon
1353 18, 77 | Indien gij wildet, hadt gij er loon voor kunnen vragen." ~
1354 18, 78 | geven van datgene waarvoor gij geen geduld kondet tonen." ~
1355 18, 82 | verklaring van datgene waarvoor gij geen geduld kondet tonen." ~
1356 18, 94 | dan schatting betalen mits gij een afscheiding tussen hen
1357 18, 95 | heeft bekleed is beter, doch gij kunt mij met lichamelijke
1358 18, 110| slechts een mens gelijk gij, doch mij wordt geopenbaard
1359 19, 9 | voordien geschapen toen gij niets waart.'" ~
1360 19, 10 | God) zei: "Uw teken is dat gij voor drie opeenvolgende
1361 19, 18 | laat mij met rust, indien gij (God) vreest." ~
1362 19, 26 | en koel uw oog. En indien gij iemand ziet, beduid hem
1363 19, 27 | volk. Dit zeide: "O Maria, gij hebt iets vreemds gedaan." ~
1364 19, 42 | mijn vader, waarom aanbidt gij hetgeen hoort noch ziet,
1365 19, 45 | Barmhartige u zal treffen en dat gij dan een gezel van Satan
1366 19, 46 | Antwoordde hij: "Verzaakt gij mijn goden, o Abraham? Indien
1367 19, 46 | goden, o Abraham? Indien gij niet ophoudt, zal ik u zeker
1368 19, 48 | houden van u en van hetgeen gij nevens Allah aanroept, en
1369 19, 65 | in Zijn aanbidding. Kent gij Zijn gelijke? ~
1370 19, 77 | 77. Hebt gij hem dan gezien die Onze
1371 19, 83 | 83. Ziet gij niet dat Wij duivelen over
1372 19, 89 | 89. Gij hebt voorzeker een lastering
1373 19, 97 | voor uw tong gemaakt, opdat gij er mede goede tijdingen
1374 19, 98 | hen niet vernietigd? Kunt gij een enkeling hunner zien
1375 20, 2 | Koran niet geopenbaard opdat gij (er door) ongelukkig zoudt
1376 20, 7 | 7. Of gij het woord luide verkondigt (
1377 20, 9 | 9. Hebt gij de geschiedenis van Mozes
1378 20, 12 | u van uw schoeisel; want gij zijt in de heilige vallei
1379 20, 16 | van afwenden; anders zoudt gij verloren gaan." ~
1380 20, 17 | 17. "En wat hebt gij in uw rechter hand, O Mozes?" ~
1381 20, 35 | 35. "Voorzeker Gij doorziet ons." ~
1382 20, 39 | u met Mijn liefde; opdat gij zoudt worden grootgebracht
1383 20, 40 | zij niet zou treuren. En gij dooddet een man, doch Wij
1384 20, 40 | verschillende manieren. En gij vertoefdet jaren te midden
1385 20, 40 | volk van Midian. Dan zijt gij, o Mozes, herwaarts gekomen
1386 20, 42 | 42. "Gaat, gij en uw broeder, met Mijn
1387 20, 43 | 43. "Gaat gij beiden tot Pharao, want
1388 20, 57 | 57. Hij zeide: "Zijt gij tot mij gekomen, o Mozes,
1389 20, 58 | afspraak met ons die wij noch gij zullen verzuimen na te komen
1390 20, 65 | zeiden: "O Mozes, werpt gij, of zullen wij de eersten
1391 20, 66 | Hij zeide: "Neen, werpt gij." Dan ziet, het scheen hem
1392 20, 68 | zeiden: "Vrees niet, want gij zijt de overwinnaar." ~
1393 20, 71 | zeide tot hen: "Gelooft gij in Hem eer ik u daartoe
1394 20, 71 | palmbomen kruisigen; en gij zult met zekerheid weten
1395 20, 72 | heeft. Doet derhalve wat gij wilt; gij kunt alleen over
1396 20, 72 | Doet derhalve wat gij wilt; gij kunt alleen over het leven
1397 20, 73 | zonden en de tovenarij die gij ons hebt gedwongen te bedrijven,
1398 20, 77 | een droge weg door de zee. Gij behoeft niet te vrezen,
1399 20, 77 | behoeft niet te vrezen, dat gij zult worden ingehaald, noch
1400 20, 77 | worden ingehaald, noch zult gij angstig zijn." ~
1401 20, 84 | gehaast, Mijn Heer, opdat Gij welbehagen in mij moogt
1402 20, 86 | lang voor, of verlangdet gij dat de toorn van uw Heer
1403 20, 86 | op u zou nederdalen dat gij uw belofte aan mij hebt
1404 20, 90 | O mijn volk, voorzeker gij zijt daarmee op de proef
1405 20, 92 | Aäron, wat belette u, toen gij hen zaagt dwalen," ~
1406 20, 93 | 93. Mij te volgen? Hebt gij dan mijn gebod veronachtzaamd?"
1407 20, 94 | hoofd." Ik was beducht dat gij zoudt zeggen: 'Gij hebt
1408 20, 94 | beducht dat gij zoudt zeggen: 'Gij hebt een scheuring teweeg
1409 20, 95 | Mozes) zeide: "En wat hebt gij te zeggen, o Saamiri?" ~
1410 20, 97 | gedurende heel uw leven zult gij zeggen: 'Raak mij niet aan,'
1411 20, 97 | een straf (bereid) waaraan gij niet zult ontkomen. Aanschouw
1412 20, 97 | Aanschouw thans uw god waarvan gij een toegewijd aanbidder
1413 20, 103| toon spreken en zeggen: "Gij zijt slechts tien (dagen)
1414 20, 104| de beste hunner beweert: "Gij zijt slechts één dag gebleven." ~
1415 20, 107| 107. "Waarop gij generlei inzinking of verhoging
1416 20, 108| Barmhartige worden verzacht en gij zult een gedempt geluid
1417 20, 117| verdrijven, anders zult gij ongelukkig worden." ~
1418 20, 118| is voorraad voor u) opdat gij er niet zult hongeren noch
1419 20, 119| 119. "En dat gij er geen dorst zult lijden
1420 20, 123| tezamen hier vandaan, want gij zult elkander tot vijanden
1421 20, 125| Mijn Heer waarom hebt Gij mij blind doen opstaan,
1422 20, 126| kwamen Onze tekenen tot u en gij hebt er geen acht op geslagen
1423 20, 130| gedeelten van de dag, opdat gij gelukkig moogt zijn. ~
1424 20, 134| Onze Heer, waarom hebt Gij ons geen boodschapper gezonden,
1425 20, 135| Een ieder wacht; wacht gij derhalve ook en weldra zult
1426 20, 135| derhalve ook en weldra zult gij te weten komen wie de mensen
1427 21, 3 | niet slechts een mens als gij? Wilt gij dan de tovenarij
1428 21, 3 | slechts een mens als gij? Wilt gij dan de tovenarij met open
1429 21, 7 | Vermaning bezitten, indien gij het niet weet. - ~
1430 21, 10 | nedergezonden waardoor gij tot aanzien kunt komen,
1431 21, 10 | aanzien kunt komen, wilt gij dan met begrijpen? ~
1432 21, 13 | en tot uw woningen opdat gij ondervraagd zult worden." ~
1433 21, 18 | En wee u, wegens hetgeen gij beweert. ~
1434 21, 34 | leven geschonken. Indien gij sterft, zouden zij hier
1435 21, 35 | en goed en tot Ons zult gij terugkeren. ~
1436 21, 38 | belofte worden vervuld, indien gij waarachtig zijt?" ~
1437 21, 50 | hebben nedergezonden: zult gij deze dan ontkennen? ~
1438 21, 52 | zijn deze beelden waaraan gij zo gehecht zijt?" ~
1439 21, 54 | 54. Hij zeide: "Voorwaar, gij met uw vaderen verkeert
1440 21, 55 | 55. Zij zeiden: "Hebt gij ons de waarheid gebracht,
1441 21, 55 | waarheid gebracht, of speelt gij slechts met ons?" ~
1442 21, 57 | afgoden een plan beramen nadat gij hun uw rug hebt toegewend." ~
1443 21, 62 | 62. Zij vroegen: "Hebt gij dit onze Goden aangedaan,
1444 21, 64 | en zeiden (bij zichzelf) "Gij zijt zelf de boosdoeners." ~
1445 21, 65 | beschaamd) het hoofd hangen, "Gij weet wel dat deze niet kunnen
1446 21, 66 | 66. Hij zeide: "Aanbidt gij dan in plaats van Allah
1447 21, 67 | Schande over u en over hetgeen gij buiten Allah aanbidt. Hebt
1448 21, 67 | buiten Allah aanbidt. Hebt gij dan geen verstand?" ~
1449 21, 68 | en helpt uw goden indien gij iets wilt doen." ~
1450 21, 80 | beschermen tegen aanvallen. Zult gij dan niet erkentelijk zijn? ~
1451 21, 83 | mij terneer geworpen en Gij zijt de Genadigste der genadigen." ~
1452 21, 87 | zeggende: "Er is geen God dan Gij. Heilig zijt Gij. Ik behoorde
1453 21, 87 | God dan Gij. Heilig zijt Gij. Ik behoorde inderdaad tot
1454 21, 89 | laat mij niet alleen en Gij zijt de Beste der erfgenamen." ~
1455 21, 98 | 98. Voorwaar, gij met hetgeen gij buiten Allah
1456 21, 98 | Voorwaar, gij met hetgeen gij buiten Allah aanbidt, zult
1457 21, 98 | der hel zijn. Daartoe zult gij komen. ~
1458 21, 108| slechts een enig God is, zult gij u dan aan Hem onderwerpen?" ~
1459 21, 109| weet niet of hetgeen waar gij mee bedreigd wordt, nabij
1460 21, 110| wordt en Hij weet hetgeen gij verbergt." ~
1461 21, 112| ingeroepen tegen hetgeen gij zegt." ~~
1462 22, 2 | ontdoen van haar dracht; en gij zult mensen bedwelmd zien,
1463 22, 5 | 5. O mensen, indien gij in twijfel verkeert over
1464 22, 5 | doen Wij u opgroeien) zodat gij volwassen wordt. En daar
1465 22, 5 | hebben, niets meer weten. En gij ziet de aarde levenloos,
1466 22, 18 | 18. Hebt gij dan niet gezien dat alles
1467 22, 22 | men zal zeggen: "Proeft gij de straf van het branden?" ~
1468 22, 36 | dienstbaar gemaakt, opdat gij dankbaar moogt zijn. ~
1469 22, 37 | dienstbaar gemaakt, opdat gij Allah moogt verheerlijken
1470 22, 63 | 63. Hebt gij niet gezien, dat Allah water
1471 22, 65 | 65. Hebt gij niet gezien, dat Allah al
1472 22, 67 | hen tot uw Heer, waarlijk gij volgt de juiste leiding. ~
1473 22, 68 | Allah weet het beste wat gij doet." ~
1474 22, 69 | Opstanding over datgene waarover gij van mening verschildet." ~
1475 22, 70 | 70. Weet gij niet dat Allah al hetgeen
1476 22, 72 | worden voorgedragen zult gij afkeuring bespeuren op het
1477 22, 77 | 77. O, gij die gelooft, buigt u neder
1478 22, 77 | Heer, en doet goed, opdat gij moogt slagen. ~
1479 22, 78 | getuige over u zij, en dat gij getuige moogt zijn over
1480 23, 15 | Voorzeker daarna sterft gij. ~
1481 23, 16 | Dag der Verrijzenis zult gij worden opgewekt. ~
1482 23, 19 | wijnstokken voor u voort, waarvan gij overvloedig fruit hebt;
1483 23, 19 | overvloedig fruit hebt; en gij eet daarvan. ~
1484 23, 21 | melk die in hun buik is en gij trekt er talrijke voordelen
1485 23, 21 | voordelen van en eveneens eet gij er van. ~
1486 23, 22 | zowel als op schepen wordt gij gedragen. ~
1487 23, 23 | O mijn volk, dien Allah. Gij hebt geen andere God buiten
1488 23, 23 | andere God buiten Hem. Wilt gij dan niet vrezen?" ~
1489 23, 24 | is slechts een mens zoals gij, hij zou zich boven u willen
1490 23, 28 | 28. "En wanneer gij de Ark zult hebben betrokken -
1491 23, 28 | zult hebben betrokken - gij en degenen die met u zijn
1492 23, 29 | gezegende landing, want Gij zijt de Beste Landingshulp." ~
1493 23, 32 | die zeide: "Dient Allah, gij hebt geen andere God dan
1494 23, 32 | andere God dan Hem. Wilt gij dan niet vrezen?" ~
1495 23, 33 | slechts een mens, zoals gij. Hij eet van hetgeengij
1496 23, 33 | eet en drinkt van hetgeen gij drinkt. ~
1497 23, 34 | 34. En indien gij een man gelijk aan uzelf
1498 23, 34 | uzelf gehoorzaamt dan zijt gij zeker verloren. ~
1499 23, 35 | Belooft hij u dat wanneer gij dood zijt en stof en beenderen
1500 23, 35 | beenderen zijt geworden, gij weder zult worden opgewekt? ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2516 |