Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
giet 2
giete 1
gii 4
gij 2516
ginds 1
ging 15
gingen 16
Frequency    [«  »]
3106 het
2844 allah
2793 is
2516 gij
2411 een
2349 die
2336 zijn

Koran

IntraText - Concordances

gij

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2516

     Sura, Verse
1501 23, 51 | 51. O gij boodschappers, eet van hetgeen 1502 23, 51 | Voorwaar Ik weet goed wat gij doet. ~ 1503 23, 65 | Klaag niet op deze Dag, want gij zult door Ons niet worden 1504 23, 66 | werden u verkondigd, doch gij placht u af te keren. ~ 1505 23, 72 | 72. Of vraagt gij van hen enige beloning? 1506 23, 73 | 73. En gij roept hen, voorzeker, tot 1507 23, 78 | u heeft geschapen, doch gij betoont weinig dank. ~ 1508 23, 79 | op aarde en tot Hem zult gij worden verzameld. ~ 1509 23, 80 | wisseling van nacht en dag. Wilt gij dan niet begrijpen? ~ 1510 23, 84 | al hetgeen daarop is, als gij het weet?" ~ 1511 23, 85 | Aan Allah." Zeg: "Wilt gij er dan geen lering uit trekken?" ~ 1512 23, 87 | zeggen: "Allah." Zeg: "Wilt gij Hem dan niet tot uw Beschermer 1513 23, 88 | geen bescherming is, - als gij het weet?" ~ 1514 23, 89 | Allah." Zeg: "Waarom wordt gij dan misleid?" ~ 1515 23, 93 | Zeg: "Mijn Heer, indien Gij mij datgene zoudt laten 1516 23, 105| U niet verkondigd? Maar gij placht ze te verloochenen. ~ 1517 23, 109| Barmhartig jegens ons. En Gij zijt de Beste der barmhartigen." ~ 1518 23, 110| 110. Maar gij maaktet hen ten spot totdat 1519 23, 110| gedachtenis deden vergeten omdat gij hen placht uit te lachen. ~ 1520 23, 112| vragen: "Hoeveel jaren zijt gij op de aarde gebleven?" ~ 1521 23, 114| Hij (Allah) zal zeggen: "Gij bleeft een korte tijd, hadt 1522 23, 114| bleeft een korte tijd, hadt gij het maar geweten." ~ 1523 23, 115| 115. Dacht gij, dat Wij u tevergeefs schiepen 1524 23, 115| tevergeefs schiepen en dat gij niet tot Ons zult worden 1525 23, 118| en wees Barmhartig, want Gij zijt de Barmhartigste der 1526 24, 1 | tekenen in nedergezonden opdat gij er lering uit moogt trekken. ~ 1527 24, 2 | Allah niet afhouden indien gij in Allah en de Laatste Dag 1528 24, 10 | barmhartigheid voor u (dan waart gij verloren gegaan). Voorzeker 1529 24, 14 | zo zou u wegens hetgeen gij hebt begaan, een grote straf 1530 24, 15 | 15. Toen gij het van elkander hoordet 1531 24, 15 | van elkander hoordet en gij zeidet, waarvan gij geen 1532 24, 15 | hoordet en gij zeidet, waarvan gij geen kennis bezat, dacht 1533 24, 15 | geen kennis bezat, dacht gij dat het onbeduidend was, 1534 24, 16 | 16. Waarom hebt gij niet gezegd toen gij het 1535 24, 16 | hebt gij niet gezegd toen gij het hoordet: "Het betaamt 1536 24, 16 | te spreken. Heilig zijt Gij, dit is een grote lastering!" ~ 1537 24, 17 | dergelijks terug te vallen indien gij gelovigen zijt. ~ 1538 24, 19 | ondergaan. Allah weet, en gij weet niet. ~ 1539 24, 20 | Genadevol is, (dan zoudt gij verloren zijn gegaan). ~ 1540 24, 21 | 21. O gij die gelooft, volgt de voetstappen 1541 24, 22 | over het hoofd zien. Wenst gij niet dat Allah u zou vergeven? 1542 24, 27 | 27. O gij die gelooft, gaat geen andere 1543 24, 27 | Dat is beter voor u, opdat gij er lering uit zult trekken. ~ 1544 24, 28 | 28. En indien gij niemand daarin vindt, gaat 1545 24, 28 | gaat ze niet binnen voordat gij toestemming krijgt. En als 1546 24, 28 | op de hoogte van hetgeen gij doet. ~ 1547 24, 29 | voor u geen zonde indien gij onbewoonde huizen, waarin 1548 24, 29 | binnengaat. Allah weet wat gij openlijk doet en wat gij 1549 24, 29 | gij openlijk doet en wat gij verbergt. ~ 1550 24, 31 | Allah, o gelovigen, opdat gij moogt slagen. 1551 24, 33 | voorziet hen daarvan indien gij enig goed in hen ziet; en 1552 24, 41 | 41. Ziet gij niet, dat alles in de hemelen 1553 24, 43 | 43. Hebt gij niet gezien dat Allah de 1554 24, 43 | en daarna ophoopt zodat gij regen uit hun midden ziet 1555 24, 53 | bij Allah; dat zij indien gij hen beveelt, zeker zullen 1556 24, 53 | op de hoogte van hetgeen gij doet. ~ 1557 24, 54 | boodschapper. Maar indien gij u afwendt is hij slechts 1558 24, 54 | waarmee hij is belast, en gij zijt slechts verantwoordelijk 1559 24, 54 | verantwoordelijk voor datgene waarmee gij zijt belast. En indien gij 1560 24, 54 | gij zijt belast. En indien gij hem gehoorzaamt, zult gij 1561 24, 54 | gij hem gehoorzaamt, zult gij geleid worden. En de plicht 1562 24, 56 | gehoorzaamt de boodschapper, opdat gij barmhartigheid moogt ontvangen. ~ 1563 24, 58 | 58. O gij die gelooft, laten uw slaven 1564 24, 58 | het morgengebed, wanneer gij wegens de middaghitte u 1565 24, 61 | uzelven geen kwaad, dat gij in uw eigen huizen eet of 1566 24, 61 | of in dat huis waarvan gij de sleutel in uw bezit hebt, 1567 24, 61 | Het doet u geen kwaad of gij tezamen of afzonderlijk 1568 24, 61 | afzonderlijk eet. Wanneer gij de huizen betreedt groet 1569 24, 61 | geboden duidelijk, opdat gij het moogt begrijpen. ~ 1570 24, 62 | toestemming aan wie hunner gij wilt en vraag voor hen vergiffenis 1571 24, 63 | boodschapper onder u niet zoals gij de uitnodiging van elkander 1572 25, 8 | onrechtvaardigen zeggen: "Gij volgt slechts een betoverd 1573 25, 17 | zal Hij vragen: "Waart gij het, die deze mijn dienaren 1574 25, 18 | beschermers dan U te nemen, maar Gij hebt hen en hun vaderen 1575 25, 19 | 19. Zo hebben dezen wat gij zegt, verloochend, zodat 1576 25, 19 | zegt, verloochend, zodat gij de straf niet kunt afwenden 1577 25, 20 | beproeving voor anderen. Zult gij geduldig zijn? Want uw Heer 1578 25, 43 | 43. Hebt gij hem gezien, die zijn eigen 1579 25, 43 | zijn God aanneemt? Wilt gij dan een beschermer over 1580 25, 44 | 44. Denkt gij dat de meesten hunner horen 1581 25, 45 | 45. Hebt gij niet gezien hoe uw Heer 1582 25, 60 | nederwerpen voor degene die gij ons gelast?" En dit vermeerdert 1583 25, 77 | zou niets om U geven als gij niet bidt. Gij hebt de waarheid 1584 25, 77 | geven als gij niet bidt. Gij hebt de waarheid verloochend 1585 26, 3 | 3. Wellicht zult gij ten dode toe treuren omdat 1586 26, 18 | u niet onder ons op toen gij een kind waart? En gij bleeft 1587 26, 18 | toen gij een kind waart? En gij bleeft onder ons vele jaren 1588 26, 19 | 19. En gij weet wat gij deedt, terwijl 1589 26, 19 | 19. En gij weet wat gij deedt, terwijl gij ondankbaar 1590 26, 19 | weet wat gij deedt, terwijl gij ondankbaar waart." ~ 1591 26, 22 | 22. Is dit de gunst die gij mij in herinnering brengt, 1592 26, 22 | herinnering brengt, dat gij de kinderen van Israël tot 1593 26, 24 | alles wat er tussen is, als gij het wilt geloven." ~ 1594 26, 25 | om hem heen waren: "Hoort gij het niet?" ~ 1595 26, 28 | wat daar tussen is, indien gij wilt begrijpen." ~ 1596 26, 29 | Pharao zeide tot hem: "Indien gij een andere God aanneemt 1597 26, 31 | zeide: "Breng het dan als gij tot de waarachtigen behoort." ~ 1598 26, 35 | zijn tovenarij. Wat raadt gij mij dan aan?" ~ 1599 26, 39 | tot het volk gezegd: "Wilt gij u ook verzamelen, ~ 1600 26, 42 | Ja zeker, bovendien zult gij tot de gunstelingen behoren." ~ 1601 26, 43 | hen: "Werpt neder hetgeen gij te werpen hebt." ~ 1602 26, 49 | zeide tot hen: "Gelooft gij in hem voordat ik u toestemming 1603 26, 49 | tovenarij heeft onderwezen. Maar gij zult het weldra te weten 1604 26, 52 | dienaren mede in de nacht, want gij zult worden achtervolgd." ~ 1605 26, 70 | volk zeide: "Wat aanbidt gij?" ~ 1606 26, 72 | zeide: "Horen zij u als gij hen aanroept? ~ 1607 26, 75 | 75. Hij zeide: "Ziet gij dan, wat gij aanbidt, ~ 1608 26, 75 | zeide: "Ziet gij dan, wat gij aanbidt, ~ 1609 26, 76 | 76. Gij en uw voorvaderen? ~ 1610 26, 92 | gezegd: "Waar zijn zij die gij aanbadt, ~ 1611 26, 106| Noach, tot hen zeide: "Wilt gij niet (God) vrezen?" ~ 1612 26, 113| alleen bij mijn Heer, als gij het slechts wist! ~ 1613 26, 116| 116. Zij zeiden: "Als gij niet ophoudt, o Noach, zult 1614 26, 116| niet ophoudt, o Noach, zult gij voorzeker worden gestenigd." ~ 1615 26, 124| Hoed tot hen zeide: "Zult gij niet godvruchtig worden?" ~ 1616 26, 128| 128. "Bouwt gij monumenten op elke hoge 1617 26, 129| 129. En bouwt gij kastelen, alsof gij voor 1618 26, 129| bouwt gij kastelen, alsof gij voor eeuwig zult leven? ~ 1619 26, 130| 130. En als gij iemand aangrijpt, grijpt 1620 26, 130| iemand aangrijpt, grijpt gij hem aan als geweldenaars. ~ 1621 26, 132| vreest Hem, Die alles wat gij weet aan u geschonken heeft. ~ 1622 26, 136| Het is ons hetzelfde of gij predikt of niet. ~ 1623 26, 142| Salih, tot hen zeide, "Wilt gij niet godvruchtig worden? ~ 1624 26, 146| 146. Zult gij met rust worden gelaten 1625 26, 149| 149. En de huizen, welke gij met grote handigheid uit 1626 26, 153| 153. Zeiden zij: "Gij zijt betoverd. ~ 1627 26, 154| 154. Gij zijt slechts een mens zoals 1628 26, 154| toon ons dan een teken, als gij tot de waarachtigen behoort." ~ 1629 26, 155| haar beurt om te drinken en gij hebt uw beurt om te drenken 1630 26, 161| Lot tot hen zeide: "Wilt gij niet rechtvaardig worden? ~ 1631 26, 165| 165. "Nadert gij van alle schepselen de mannen? 1632 26, 166| 166. En verlaat gij uw vrouwen, die uw Heer 1633 26, 166| u heeft geschapen? Neen, gij zijt een volk dat de perken 1634 26, 167| 167. Zij zeiden: "Als gij niet ophoudt, o Lot, zult 1635 26, 167| niet ophoudt, o Lot, zult gij zeker worden verbannen." ~ 1636 26, 177| Shoaib tot hen zeide: "Wilt gij niet godvruchtig worden? ~ 1637 26, 185| 185. Zij zeiden: "Gij zijt slechts betoverd. ~ 1638 26, 186| 186. En gij zijt niets meer dan een 1639 26, 186| zoals wij en wij denken dat gij tot de leugenaars behoort. ~ 1640 26, 187| hemel op ons vallen als gij waarachtig zijt." ~ 1641 26, 188| Heer weet het beste wat gij doet." ~ 1642 26, 194| 194. In uw hart, opdat gij de waarschuwer moogt zijn. ~ 1643 26, 213| andere god aan, anders zult gij gestraft worden. ~ 1644 26, 216| niets uitstaande met hetgeen gij doet." ~ 1645 26, 218| 218. Die u ziet wanneer gij opstaat. ~ 1646 26, 225| 225. Hebt gij niet gezien hoe zij in elk 1647 27, 7 | breng wat vuur mee opdat gij u moogt verwarmen." ~ 1648 27, 16 | David op en hij zeide: "O gij mensen, ons is de taal der 1649 27, 18 | kwamen, zei een mier: "O gij mieren, gaat uw woningen 1650 27, 19 | zijn voor Uw gunst, die Gij mij en mijn ouders hebt 1651 27, 22 | Ik heb datgene gezien wat gij niet weet; en ik heb over 1652 27, 25 | licht brengt en Die weet wat gij verbergt en wat gij toont." ~ 1653 27, 25 | wat gij verbergt en wat gij toont." ~ 1654 27, 27 | zeide: "Wij zullen zien of gij de waarheid hebt gesproken 1655 27, 27 | waarheid hebt gesproken of dat gij tot de leugenaars behoort. ~ 1656 27, 29 | Zij (de Koningin) zeide: "Gij, leiders, er is aan mij 1657 27, 32 | 32. Zij zeide: "Gij leiders, geeft mij raad 1658 27, 32 | ik beslis niets totdat gij er mee instemt." ~ 1659 27, 33 | handen; overdenk daarom wat gij zult bevelen." ~ 1660 27, 36 | kwam, zeide deze: "Schenkt gij mij rijkdommen? Maar datgene 1661 27, 36 | Hij u heeft gegeven. Neen, gij verheft u op uw gaven. ~ 1662 27, 39 | deze tot u brengen voordat gij van uw kamp opstaat en zeker 1663 27, 46 | mijn volk, waarom wenst gij het kwade te verhaasten 1664 27, 46 | het goede? Waarom vraagt gij geen vergiffenis aan Allah, 1665 27, 47 | verwachting is bij Allah. Neen, gij zijt een volk dat beproefd 1666 27, 54 | zijn volk zeide: "Begaat gij onzedelijkheid tegen beter 1667 27, 55 | 55. Nadert gij wellustig de mannen in plaats 1668 27, 55 | plaats van de vrouwen? Neen, gij zijt een onwetend volk." ~ 1669 27, 60 | prachtige tuinen doet groeien? Gij zoudt hun bomen niet kunnen 1670 27, 62 | Hoe weinig lering trekt gij er uit! ~ 1671 27, 64 | Geeft uw bewijs hiervoor als gij waarachtig zijt." 1672 27, 71 | bedreiging worden vervuld als gij de waarheid spreekt?" ~ 1673 27, 72 | gedeelte van de straf die gij wildet verhaasten, reeds 1674 27, 79 | vertrouwen in Allah; voorzeker gij bezit de duidelijke Waarheid. ~ 1675 27, 80 | 80. Waarlijk, gij kunt de doden, noch de doven 1676 27, 81 | 81. Noch kunt gij de blindeen van hun dwaling 1677 27, 81 | van hun dwaling afleiden. Gij kunt alleen hen doen horen 1678 27, 84 | komen, zal Hij zeggen: "Hebt gij Onze tekenen geloochend 1679 27, 84 | tekenen geloochend voordat gij deze trachttet te begrijpen 1680 27, 84 | te begrijpen of wat deedt gij?" ~ 1681 27, 88 | 88. En gij ziet de bergen en gij denkt 1682 27, 88 | En gij ziet de bergen en gij denkt ze onbewegelijk terwijl 1683 27, 88 | op de hoogte van hetgeen gij doet. ~ 1684 27, 90 | Vuur worden nedergeworpen. "Gij wordt slechts beloond voor 1685 27, 90 | slechts beloond voor hetgeen gij hebt gedaan." ~ 1686 27, 93 | u Zijn tekenen tonen en gij zult ze kennen." En uw Heer 1687 27, 93 | onachtzaam omtrent hetgeen gij doet. ~~ 1688 28, 7 | Mozes: "Zoog hem; en indien gij voor hem vreest, werp hem 1689 28, 17 | Heer, door de gunsten die Gij mij hebt bewezen zal ik 1690 28, 18 | hulp. Mozes zeide tot hem: "Gij zijt voorzeker stellig een 1691 28, 19 | zeide deze: "O Mozes, wilt gij mij ook doden, zoals gij 1692 28, 19 | gij mij ook doden, zoals gij gisteren een man gedood 1693 28, 19 | gisteren een man gedood hebt? Gij wenst slechts een geweldenaar 1694 28, 24 | ik heb behoefte aan wat Gij mij voor goeds moogt nederzenden." ~ 1695 28, 25 | hij u moge belonen omdat gij voor ons gedrenkt hebt." 1696 28, 25 | zeide hij: "Vrees niet, gij zijt een onrechtvaardig 1697 28, 26 | dienst, want de beste man die gij kunt huren is hij, die sterk, 1698 28, 27 | dochters van mij uithuwen, mits gij acht jaren voor mij werkt. 1699 28, 27 | jaren voor mij werkt. En als gij er tien voltooit dan zou 1700 28, 27 | moeilijkheden opleggen; gij zult vinden, als Allah het 1701 28, 29 | vuur daarvan brengen opdat gij u moogt verwarmen." ~ 1702 28, 31 | kom en vrees niet, want gij behoort tot hen die veilig 1703 28, 35 | Door Onze tekenen zult gij beiden en zij die u volgen 1704 28, 44 | 44. En gij (Mohammed) waart niet aan 1705 28, 44 | mededeelden, noch waart gij onder de aanwezigen. ~ 1706 28, 45 | werd voor hen verlengd. En gij waart geen bewoner onder 1707 28, 46 | 46. En gij waart niet aan de bergkant 1708 28, 46 | barmhartigheid van uw Heer zijt gij gezonden, opdat gij een 1709 28, 46 | zijt gij gezonden, opdat gij een volk naar hetwelk geen 1710 28, 47 | Onze Heer, waarom zondt Gij ons geen boodschapper, opdat 1711 28, 49 | ik zal dat volgen, indien gij waarachtig zijt." ~ 1712 28, 56 | 56. Waarlijk, gij zult hen die gij wilt niet 1713 28, 56 | Waarlijk, gij zult hen die gij wilt niet kunnen leiden, 1714 28, 60 | en van langere duur. Wilt gij dit niet begrijpen? ~ 1715 28, 62 | zijn Mijn deelgenoten die gij u beweerdet te zijn?" ~ 1716 28, 65 | zeggen: "Welk antwoord gaaft gij (aan Onze) boodschappers?" ~ 1717 28, 70 | het gebod en tot Hem zult gij worden teruggebracht. ~ 1718 28, 71 | licht kan brengen? Wilt gij dan niet luisteren?" ~ 1719 28, 72 | nacht kan brengen waarin gij kunt rusten? Wilt gij dat 1720 28, 72 | waarin gij kunt rusten? Wilt gij dat niet inzien?" ~ 1721 28, 73 | u heeft ingesteld opdat gij er in moogt rusten en naar 1722 28, 73 | moogt uitzien, en opdat gij dankbaar moogt zijn. ~ 1723 28, 74 | zijn Mijn mededingers, die gij u placht te verbeelden?" 1724 28, 86 | 86. En gij hadt niet verwacht dat het 1725 29, 8 | u er toe te brengen dat gij iets met Mij vereenzelvigt 1726 29, 8 | Mij vereenzelvigt waarvan gij geen kennis hebt, gehoorzaam 1727 29, 8 | en Ik zal u vertellen wat gij deedt. ~ 1728 29, 16 | u het beste zijn indien gij het begrijpt." ~ 1729 29, 17 | 17. "Gij aanbidt naast Allah slechts 1730 29, 17 | Allah slechts afgoden en gij verzint leugens. Zij die 1731 29, 17 | verzint leugens. Zij die gij naast Allah aanbidt hebben 1732 29, 17 | dankbaar want tot Hem zult gij worden teruggebracht." ~ 1733 29, 18 | 18. En als gij verloochent, andere geslachten 1734 29, 21 | behaagt en tot Hem zult gij worden teruggebracht. ~ 1735 29, 22 | 22. Nimmer kunt gij de plannen van Allah in 1736 29, 22 | aarde verijdelen; noch hebt gij een enkele vriend of helper 1737 29, 25 | 25. Hij (Abraham) zeide: "Gij hebt naast Allah slechts 1738 29, 25 | Dag der Opstanding zult gij elkander verwerpen, en elkander 1739 29, 25 | tehuis zal het Vuur zijn; en gij zult geen helper hebben." ~ 1740 29, 28 | Lot tot zijn volk zeide: "Gij verricht een gruweldaad 1741 29, 29 | 29. Nadert gij mannen met wellust en rooft 1742 29, 29 | mannen met wellust en rooft gij op de weg, en begaat gij 1743 29, 29 | gij op de weg, en begaat gij zelfs gruweldaden in uw 1744 29, 29 | straf van Allah over ons als gij de waarheid spreekt." ~ 1745 29, 38 | en de Samoed; en dit kunt gij aan hun woonplaatsen duidelijk 1746 29, 45 | hoogste. Allah weet wat gij doet. ~ 1747 29, 48 | 48. En voordien placht gij geen boek te lezen, noch 1748 29, 55 | Hij zeggen: "Ondergaat wat gij hebt bedreven." ~ 1749 29, 57 | dood ondergaan, daarna zult gij tot Ons worden teruggebracht. ~ 1750 29, 61 | 61. En als gij hen vraagt: "Wie heeft de 1751 29, 63 | 63. En als gij hun vraagt: "Wie zendt water 1752 30, 11 | herhaalt Hij haar; daarna zult gij tot Hem worden teruggebracht. ~ 1753 30, 17 | Glorie zij Allah, wanneer gij de avond ingaat en wanneer 1754 30, 17 | avond ingaat en wanneer gij de ochtend ingaat - ~ 1755 30, 19 | haar dood, en evenzo zult gij worden voortgebracht. ~ 1756 30, 20 | uit stof schiep; en ziet! gij zijt mensen die zich kunnen 1757 30, 21 | echtgenoten voor u schiep, opdat gij er rust in moogt vinden, 1758 30, 25 | aarde zal roepen, ziet! zult gij gaan. ~ 1759 30, 28 | gelijkenis uit uzelf. Hebt gij onder uw ondergeschikten 1760 30, 28 | u hebben voorzien, zodat gij dienaangaande gelijken wordt 1761 30, 28 | gelijken wordt en vreest gij hen, zoals gij elkander 1762 30, 28 | en vreest gij hen, zoals gij elkander vreest? - Zo leggen 1763 30, 34 | dan voor een wijle, maar gij zult het weldra te weten 1764 30, 39 | 39. Wat gij ook uitleent met rente opdat 1765 30, 39 | toe bij Allah; maar wat gij in Zakaat geeft, Allah's 1766 30, 46 | gebod mogen varen, opdat gij moogt zoeken naar Zijn overvloed 1767 30, 46 | Zijn overvloed en opdat gij dankbaar zult zijn. ~ 1768 30, 48 | ze laag boven laag op en gij ziet regen uit hun midden 1769 30, 52 | 52. En gij kunt de doden niet doen 1770 30, 52 | niet doen horen, noch kunt gij de doven de roep doen horen 1771 30, 53 | 53. Noch kunt gij de blinden uit hun dwaling 1772 30, 53 | uit hun dwaling leiden. Gij kunt slechts diegene doen 1773 30, 56 | het Boek van Allah zijt gij inderdaad tot de Dag der 1774 30, 56 | Dag der Opstanding, maar gij wist het niet." ~ 1775 30, 58 | gegeven; voorzeker, als gij hun een teken brengt, zullen 1776 30, 58 | de ongelovigen zeggen: "Gij zijt slechts leugenaars." ~ 1777 31, 15 | vereenzelvigen, waarvan gij geen kennis hebt, gehoorzaam 1778 31, 15 | tot Mij richt. Dan zult gij tot Mij terugkeren en Ik 1779 31, 15 | u inlichten over hetgeen gij deedt. - ~ 1780 31, 20 | 20. Hebt gij niet gezien, dat Allah alles 1781 31, 25 | 25. En als gij hun vraagt: "Wie schiep 1782 31, 29 | 29. Hebt gij niet gezien, dat Allah de 1783 31, 29 | op de hoogte van hetgeen gij doet. ~ 1784 31, 31 | 31. Hebt gij niet gezien, dat de schepen 1785 32, 3 | Waarheid van uw Heer, opdat gij een volk moogt waarschuwen 1786 32, 4 | zette Hij Zich op de Troon. Gij hebt geen helper of bemiddelaar 1787 32, 4 | bemiddelaar buiten Hem. Wilt gij dan geen lering (hieruit) 1788 32, 9 | oren, ogen en hart. Maar gij betoont weinig dankbaarheid. ~ 1789 32, 11 | De doodsengel, aan wie gij toevertrouwd zijt, zal uw 1790 32, 11 | uw ziel nemen; dan zult gij tot uw Heer worden teruggebracht." ~ 1791 32, 12 | 12. O, kondet gij het slechts zien wanneer 1792 32, 14 | daarom (de straf) omdat gij de ontmoeting van deze Dag 1793 32, 14 | duurzame straf voor hetgeen gij deedt. ~ 1794 32, 20 | de straf van het Vuur die gij loochendet." ~ 1795 32, 28 | beslissing plaats vinden als gij de waarheid spreekt?" ~ 1796 33, 2 | de hoogte van alles wat gij doet. ~ 1797 33, 4 | heeft Hij uw vrouwen van wie gij wegblijft door haar moeder 1798 33, 5 | ogen van Allah. Maar als gij hun vader niet kent, dan 1799 33, 5 | voor u in datgene waarin gij u vergist, maar wel in hetgeen 1800 33, 6 | en de Mohadjirien tenzij gij uw vrienden een gunst bewijst. 1801 33, 9 | 9. O, gij die gelooft, herinnert u 1802 33, 9 | wind zonden en legers die gij niet zaagt. En Allah ziet 1803 33, 9 | zaagt. En Allah ziet wat gij doet. ~ 1804 33, 10 | hart in de keel klopte, en gij over Allah allerlei gedachten 1805 33, 13 | volk van Jasrab (Madinah), gij kunt hier geen stand houden, 1806 33, 16 | geen voordeel brengen als gij voor de dood of voor het 1807 33, 16 | slechts korte tijd zult gij genieten." ~ 1808 33, 19 | als het gevaar komt, ziet gij hen naar u kijken met rollende 1809 33, 21 | 21. Voorwaar, gij hebt in de Profeet van Allah 1810 33, 26 | hun hart met ontzetting. Gij dooddet sommigen en gij 1811 33, 26 | Gij dooddet sommigen en gij naamt anderen gevangen. ~ 1812 33, 27 | erven en ook een land waarop gij nog nooit een voet had gezet. 1813 33, 28 | Zeg aan uw vrouwen, "Als gij het leven dezer wereld en 1814 33, 29 | 29. Maar indien gij Allah en Zijn boodschapper 1815 33, 32 | vrouwen van de profeet, gij zijt niet zoals een andere 1816 33, 32 | een andere vrouw. Indien gij godvruchtig zijt, spreekt 1817 33, 37 | 37. En herinnert u, toen gij tot hem, wie Allah gunsten 1818 33, 37 | gunsten had bewezen en wie gij ook gunsten had bewezen, 1819 33, 37 | voor u en vrees Allah." Gij verborgt in uw hart wat 1820 33, 37 | het licht zou brengen, en gij vreesdet de mensen terwijl 1821 33, 37 | meer recht op heeft dat gij Hem zoudt vrezen. Toen Zaid 1822 33, 41 | 41. O, gij die gelooft! Gedenkt Allah 1823 33, 49 | 49. O, gij die gelooft! Als gij een 1824 33, 49 | O, gij die gelooft! Als gij een gelovige vrouw huwt 1825 33, 49 | van haar scheidt voordat gij haar hebt aangeraakt dan 1826 33, 50 | wettig gemaakt, aan wie gij haar huwelijksgiften hebt 1827 33, 51 | 51. Gij moogt verlaten wie gij wilt 1828 33, 51 | Gij moogt verlaten wie gij wilt en tot u nemen wie 1829 33, 51 | wilt en tot u nemen wie gij wilt, er rust geen blaam 1830 33, 51 | geen blaam op u wanneer gij haar terugneemt van wie 1831 33, 51 | haar terugneemt van wie gij u afzijdig hebt gehouden. 1832 33, 51 | tevreden mogen zijn met hetgeen gij haar geeft. En Allah weet 1833 33, 53 | 53. O, gij die gelooft! Gaat de huizen 1834 33, 53 | profeet niet binnen tenzij gij uitgenodigd wordt tot een 1835 33, 53 | deze gereed is. Wanneer gij zijt uitgenodigd, komt dan 1836 33, 53 | komt dan binnen; en wanneer gij gegeten hebt vertrekt dan 1837 33, 53 | waarheid (te zeggen). En als gij haar (zijn vrouwen) om iets 1838 33, 53 | lastig te vallen, noch dat gij ooit zijn vrouwen na hem 1839 33, 54 | 54. Of gij iets openbaar maakt of verbergt, 1840 33, 56 | zegeningen over de profeet. O, gij die gelooft, zendt zegeningen 1841 33, 62 | Allah's handelwijze zult gij geen verandering vinden. ~ 1842 33, 63 | van is slechts bij Allah," gij weet het niet; het kan zijn 1843 33, 69 | 69. O, gij die gelooft! weest niet 1844 33, 70 | 70. O, gij die gelooft! Vreest Allah 1845 34, 7 | die u meedeelt dat wanneer gij door bederf uiteen valt, 1846 34, 7 | door bederf uiteen valt, gij dan opnieuw zult worden 1847 34, 10 | van Ons Zelf en zeiden: "O gij bergen, alsmede gij vogelen, 1848 34, 10 | O gij bergen, alsmede gij vogelen, verheerlijkt Allah 1849 34, 11 | werken: want Ik zie alles wat gij doet." ~ 1850 34, 22 | Roept degenen aan, waarvan gij beweert dat zij Goden zijn 1851 34, 24 | Zeg: "Allah." Zijn wij of gij op het rechte pad of in 1852 34, 25 | 25. Zeg: "Gij zult niet worden ondervraagd 1853 34, 25 | ondervraagd omtrent hetgeen gij doet." ~ 1854 34, 27 | Zeg: "Toont mij hen, die gij met Hem vereenzelvigt! Geenszins! 1855 34, 29 | belofte worden vervuld als gij de waarheid spreekt?" ~ 1856 34, 30 | u een vastgestelde tijd, gij kunt geen uur eerder gaan 1857 34, 31 | aan voorafging." En kondet gij slechts zien wanneer de 1858 34, 31 | hoogmoedigen zeggen: "Waart gij niet geweest dan zouden 1859 34, 32 | tot u was gekomen? Neen, gij draagt zelf de schuld hiervan." ~ 1860 34, 33 | en nacht beraamd, waarbij gij ons geboodt niet in Allah 1861 34, 34 | geloven in hetgeen waarmee gij zijt gezonden." ~ 1862 34, 39 | van Zijn dienaren. En wat gij ook (weldadig) besteedt, 1863 34, 41 | antwoorden: "Glorie zij U! Gij zijt onze Vriend, niet zij. 1864 34, 42 | zal zeggen) "Heden hebt gij geen macht om elkander goed 1865 34, 42 | de straf van het Vuur die gij placht te verloochenen." ~ 1866 34, 46 | slechts één ding te doen; dat gij paarsgewijze en alleen voor 1867 34, 46 | staat en dan nadenkt. En (gij zult weten) dat er geen 1868 34, 51 | 51. Kondet gij (hen) maar zien, wanneer 1869 35, 3 | naast Hem. Waarheen wordt gij dan afgewend? 1870 35, 12 | en bitter. En uit elk eet gij vlees en vindt gij sieraden 1871 35, 12 | elk eet gij vlees en vindt gij sieraden die gij draagt. 1872 35, 12 | en vindt gij sieraden die gij draagt. En gij ziet er schepen 1873 35, 12 | sieraden die gij draagt. En gij ziet er schepen die de golven 1874 35, 12 | golven door klieven opdat gij van Zijn overvloed moogt 1875 35, 12 | overvloed moogt zoeken, en opdat gij dankbaar zult zijn. ~ 1876 35, 13 | het Koninkrijk en zij, die gij buiten Hem aanroept, bezitten 1877 35, 14 | 14. Als gij hen aanroept, zullen zij 1878 35, 15 | 15. O, gij mensen, gij zijt afhankelijk 1879 35, 15 | 15. O, gij mensen, gij zijt afhankelijk van Allah, 1880 35, 18 | is hij een bloedverwant; gij kunt slechts hen waarschuwen, 1881 35, 22 | horen die Hij wil, maar gij kunt degenen die in hun 1882 35, 23 | 23. Gij (profeet) zijt slechts een 1883 35, 27 | 27. Hebt gij niet gezien, dat Wij water 1884 35, 40 | mij) in over de goden, die gij naast Allah aanroept- Toont 1885 35, 43 | volkeren) werden behandeld? Gij zult in de handelwijze van 1886 35, 43 | verandering aantreffen, noch zult gij de handelwijze van Allah 1887 36, 3 | 3. Gij zijt inderdaad één der boodschappers ~ 1888 36, 6 | 6. Opdat gij een volk moogt waarschuwen 1889 36, 10 | het is hun hetzelfde of gij hen waarschuwt of niet; 1890 36, 11 | 11. Gij kunt slechts hem waarschuwen 1891 36, 15 | bewoners) antwoordden: "Gij zijt slechts mensen zoals 1892 36, 15 | heeft u niets geopenbaard; gij liegt slechts." ~ 1893 36, 18 | een slecht voorteken; als gij niet ophoudt, zullen wij 1894 36, 19 | Uw onheil is bij u. Zegt gij dit omdat gij vermaand zijt? 1895 36, 19 | bij u. Zegt gij dit omdat gij vermaand zijt? Neen, gij 1896 36, 19 | gij vermaand zijt? Neen, gij zijt een volk dat alle perken 1897 36, 22 | Die mij schiep en tot Wie gij zult worden teruggebracht, 1898 36, 47 | hem hebben kunnen voeden. Gij verkeert slechts in een 1899 36, 48 | Belofte worden vervuld, als gij de waarheid spreekt?" ~ 1900 36, 54 | worden aangedaan, noch zult gij worden beloond, behalve 1901 36, 59 | op deze dag terzijde, o gij schuldigen." ~ 1902 36, 60 | Gelastte Ik u niet, o gij kinderen van Adam, dat gij 1903 36, 60 | gij kinderen van Adam, dat gij Satan niet zoudt dienen, 1904 36, 61 | 61. Maar dat gij Mij zoudt dienen?" Dat was 1905 36, 62 | gedeelte uwer dwalen. Hadt gij dan geen verstand? ~ 1906 36, 63 | Dit is de hel waarmede gij werdt bedreigd." ~ 1907 36, 64 | daar thans binnen, omdat gij haar placht te loochenen. ~ 1908 36, 80 | vuur voortbrengt, en ziet, gij steekt er (uw brandstof) 1909 36, 83 | dingen is! En tot Hem zult gij worden teruggebracht. ~~ 1910 37, 12 | 12. Neen, gij verwondert u en zij spotten. ~ 1911 37, 18 | 18. Zeg: "Ja, terwijl gij vernederd zult zijn." ~ 1912 37, 21 | de Dag der Beslissing die gij placht te verloochenen. ~ 1913 37, 25 | 25. "Wat scheelt u dat gij elkander niet helpt?" ~ 1914 37, 28 | zullen zeggen: "Voorwaar, gij placht ons op de goede weg 1915 37, 29 | zullen antwoorden: "Neen, gij waart zelf geen gelovigen." ~ 1916 37, 30 | geen macht over u, maar gij waart een overtredend volk. ~ 1917 37, 38 | 38. Gij zult de pijnlijke straf 1918 37, 39 | 39. En gij zult slechts worden vergolden 1919 37, 39 | worden vergolden voor hetgeen gij deedt. ~ 1920 37, 52 | placht te zeggen: "Bevestigt gij inderdaad, ~ 1921 37, 54 | 54. Hij zal vragen: "Wilt gij opzien?" ~ 1922 37, 56 | zal zeggen: "Bij Allah, gij deedt mij ook bijna te niet 1923 37, 85 | volk zeide: "Wat aanbidt gij? ~ 1924 37, 86 | 86. Kiest gij valse goden naast Allah? ~ 1925 37, 87 | 87. Hoe denkt gij over de Heer der Werelden?" ~ 1926 37, 91 | goden en zeide: "Waarom eet gij niet, ~ 1927 37, 92 | 92. Wat scheelt u, dat gij niet spreekt?" ~ 1928 37, 95 | 95. Hij zeide: "Aanbidt gij hetgeen gij zelf hebt uitgebeeld, ~ 1929 37, 95 | zeide: "Aanbidt gij hetgeen gij zelf hebt uitgebeeld, ~ 1930 37, 102| te offeren. Zie, wat zegt gij daarvan?" Deze antwoordde: " 1931 37, 102| doe zoals u bevolen is, gij zult mij, indien Allah het 1932 37, 105| 105. Gij hebt de droom reeds vervuld. 1933 37, 124| tot zijn volk zeide, "Wilt gij niet godvruchtig zijn? ~ 1934 37, 125| 125. Wilt gij Baäl aanroepen en de beste 1935 37, 137| 137. En gij gaat hen (de plaats waar 1936 37, 138| 138. En 's avonds. Wilt gij dan niet begrijpen? ~ 1937 37, 154| scheelt u? Hoe oordeelt gij? ~ 1938 37, 155| 155. Wilt gij dan niet nadenken? ~ 1939 37, 156| 156. Of hebt gij een duidelijk bewijs? ~ 1940 37, 157| Toont dan uw Boek, indien gij waarachtig zijt." ~ 1941 37, 161| 161. Voorwaar, gij en wat gij aanbidt, ~ 1942 37, 161| 161. Voorwaar, gij en wat gij aanbidt, ~ 1943 37, 162| 162. Gij kunt niemand verleiden tegen 1944 38, 35 | niemand anders is; zeker, Gij zijt de Milddadige." ~ 1945 38, 60 | zullen antwoorden: "Wee, gij zijt het, voor wie geen 1946 38, 60 | voor wie geen welkom is. Gij hebt dit voor ons bereid. 1947 38, 68 | 68. Doch gij wendt u er van af. ~ 1948 38, 75 | Hand heb geschapen? Zijt gij te trots of behoort gij 1949 38, 75 | gij te trots of behoort gij tot de (hoog) verhevenen?" ~ 1950 38, 76 | Ik ben beter dan hij, Gij hebt mij uit vuur en hem 1951 38, 77 | hier vandaan, voorzeker gij zijt de verworpene. ~ 1952 38, 88 | 88. En na een wijle zult gij de tijding er van te weten 1953 39, 6 | naast Hem. Waardoor wordt gij dan afgeleid? ~ 1954 39, 7 | 7. Indien gij ondankbaar zijt; Allan is 1955 39, 7 | onder Zijn dienaren. En als gij dankbaar zijt, zal Hij in 1956 39, 7 | Hij zal u mededelen wat gij deedt. Zeker, Hij weet goed 1957 39, 8 | ongeloof voor een wijle, gij behoort zeker tot de bewoners 1958 39, 15 | 15. Zeg: "Aanbidt wie gij wilt buiten Hem. Op de Dag 1959 39, 19 | 19. Kunt gij hem, tegen wie de uitspraak 1960 39, 21 | 21. Hebt gij niet gezien, dat Allah water 1961 39, 21 | Daarna drogen deze uit en gij ziet ze geel worden; dan 1962 39, 24 | gezegd: "Ondergaat (nu) wat gij verdiendet." ~ 1963 39, 30 | 30. Waarlijk gij zult sterven en zij zullen 1964 39, 31 | 31. Dan zult gij op de Dag der Opstanding 1965 39, 38 | 38. Indien gij hun vraagt: "Wie heeft de 1966 39, 38 | Vertelt mij (dan) wat gij naast Allah aanroept, kunnen 1967 39, 39 | werkzaam, maar weldra zult gij weten ~ 1968 39, 41 | ten nadele van haar. En gij zijt geen voogd over hen. ~ 1969 39, 44 | der aarde en naar Hem zult gij worden teruggebracht." ~ 1970 39, 46 | en het zichtbare! Slechts Gij oordeelt onder Uw dienaren 1971 39, 54 | over u komt, want dan zult gij niet meer worden geholpen. ~ 1972 39, 55 | onverwachts over u komt terwijl gij het (naderen er van) niet 1973 39, 59 | tekenen kwamen tot u, doch gij verloochendet deze, gij 1974 39, 59 | gij verloochendet deze, gij waart hoogmoedig en behoordet 1975 39, 60 | Dag der Opstanding zult gij de gezichten van hen die 1976 39, 64 | 64. Zeg: "O, gij onwetenden, beveelt gij 1977 39, 64 | gij onwetenden, beveelt gij mij iets buiten Allah te 1978 39, 65 | waren, is geopenbaard: "Als gij deelgenoten aan God toeschrijft, 1979 39, 65 | stellig vruchteloos blijken en gij zult zeker tot de verliezers 1980 39, 75 | 75. En gij zult de engelen om de Troon 1981 40, 7 | gelovigen, zeggende: "Onze Heer, Gij omvat alle dingen in Uw 1982 40, 8 | der Eeuwigheid ingaan, die Gij hun hebt beloofd, alsook 1983 40, 8 | en hun kinderen. Zeker, Gij zijt de Almachtige, de Alwijze. ~ 1984 40, 9 | kwade; en een ieder die Gij op die Dag voor het kwade 1985 40, 9 | kwade behoedt, hem betoont Gij zeker barmhartigheid. En 1986 40, 10 | uw eigen misnoegen toen gij tot het geloof werd geroepen 1987 40, 10 | geloof werd geroepen doch gij dit verwierpt." ~ 1988 40, 11 | zullen zeggen: "Onze Heer, Gij deedt ons tweemaal sterven 1989 40, 11 | ons tweemaal sterven en Gij hebt ons tweemaal in het 1990 40, 12 | 12. Dit kwam omdat gij niet geloofdet toen Allah 1991 40, 12 | toegeschreven, geloofdet gij. Nu behoort het oordeel 1992 40, 28 | geloof verborg, zeide: "Wilt gij een man doden omdat hij 1993 40, 29 | O mijn volk heden hebt gij de oppermacht en gij zijt 1994 40, 29 | hebt gij de oppermacht en gij zijt de hoogsten in het 1995 40, 33 | 33. Een Dag waarop gij u zult afwenden om te vluchten. 1996 40, 33 | om te vluchten. Dan zult gij geen beschermer hebben tegen 1997 40, 34 | duidelijke tekenen, maar gij bleeft twijfeles aan hetgeen 1998 40, 41 | ik u tot redding roep en gij mij tot het Vuur wilt leiden? ~ 1999 40, 42 | 42. Gij nodigt mij uit, Allah te 2000 40, 43 | Zeker, datgene waartoe gij mij uitnodigt heeft geen


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2516

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License