Sura, Verse
1 2, 58 | Wij zeiden: "Gaat in deze stad en eet er overvloedig, waar
2 2, 61 | beter is? Gaat naar een stad, daar zult gij vinden, waarom
3 2, 259| gelijk degene, die langs een stad komende, welke was ingestort,
4 4, 75 | Heer, neem ons uit deze stad waarvan de bewoners onderdrukkers
5 5, 23 | Gaat de poort (van de stad) binnen, hen tegemoet -
6 6, 123| En zo hebben Wij in elke stad de groten tot haar schuldigen
7 7, 82 | slechts: "Verdrijft hen uit uw stad, want zij zijn mannen die
8 7, 88 | gelovigen met u zeker uit onze stad verdrijven tenzij gij tot
9 7, 94 | nimmer een profeet naar een stad zonder dat Wij het volk
10 7, 123| een complot dat gij in de stad hebt gesmeed, opdat gij
11 7, 161| werd gezegd: "Woont in deze stad en eet ervan waar gij ook
12 7, 163| En vraag hun omtrent de stad, die aan de zee lag. Toen
13 10, 98 | het volk van Jonas geen stad geloofd, zodat hun geloof
14 11, 82 | gebod kwam, keerden Wij die stad ondersteboven en Wij deden
15 12, 30 | 30. En de vrouwen in de stad zeiden: "De vrouw van Aziez
16 12, 68 | 68. Maar toen zij (de stad) binnen gingen zoals hun
17 12, 82 | En vraag het volk der stad waarin wij waren en de karavaan
18 14, 35 | zeide: "Mijn Heer maak deze stad (oord van) vrede en weerhoud
19 15, 4 | En Wij hebben nooit een stad verwoest of het besluit
20 15, 67 | 67. En de mensen der stad kwamen verheugd. ~
21 15, 74 | 74. En Wij keerden de stad ondersteboven en Wij deden
22 16, 112| geeft de gelijkenis van een stad, die in rust en vrede was
23 17, 16 | wanneer Wij Ons voornemen een stad te verwoesten, zenden Wij
24 17, 58 | 58. Er is geen stad of Wij zullen die voor de
25 18, 19 | deze zilveren munt naar de stad te zenden en laat hij zien,
26 18, 77 | zij bij de inwoners ener stad kwamen aan wie zij om eten
27 18, 82 | aan twee weesjongens in de stad en daaronder lag hun schat (
28 21, 6 | van Mekka) heeft nooit een stad geloofd die Wij vernietigden;
29 21, 11 | 11. Hoe menige stad vol van ongerechtigheid
30 21, 74 | Wij bevrijdden hem uit de stad die gruwelijk handelde.
31 21, 95 | 95. En voor een stad die Wij verdelgd hebben,
32 22, 25 | hetzij degene die er in (de stad) vertoeft of (de vreemdeling)
33 22, 45 | 45. Hoe menige stad hebben Wij verdelgd, terwijl
34 25, 40 | En zij komen voorzeker de stad voorbij, waarop een boze
35 25, 51 | konden Wij zeker in elke stad een waarschuwer hebben verwekt. ~
36 26, 208| Wij vernietigden nooit een stad, zonder dat er voor haar
37 27, 34 | koningen verwoesten een stad als zij er (met geweld)
38 27, 37 | met ontering daaruit (de stad) verdrijven en zij zullen
39 27, 48 | waren negen personen in de stad die onrust in het land stichtten
40 27, 56 | Verdrijft Lot's familie uit uw stad want zij zijn mensen, die
41 27, 91 | geboden alleen de Heer dezer stad die Hij heilig heeft verklaard
42 28, 15 | 15. En hij ging de stad binnen op een tijdstip waarop
43 28, 18 | de morgen was hij in de stad, vrezend, op zijn hoede;
44 28, 20 | van het andere einde der stad, zeggende: "O Mozes, waarlijk,
45 29, 31 | Wij willen het volk dezer stad vernietigen; want haar inwoners
46 29, 34 | hemel op de bewoners dezer stad nederzenden, wegens hun
47 33, 60 | degenen die opschudding in de stad veroorzaken, niet ophouden,
48 34 | 34. De Stad van Saba (Saba) Geopenbaard
49 34, 15 | Hem dankbaar. Een schone stad en een vergevende Heer!" ~
50 34, 34 | geen waarschuwer tot een stad of de rijken er van zeiden: "
51 36, 13 | gelijkenis van de bewoners ener stad , to en de boodschappers
52 36, 20 | het verste gedeelte der stad; hij zeide: "O mijn volk,
53 43, 23 | geen waarschuwer naar een stad vóór u of de rijken hiervan
54 47, 13 | die sterker waren dan de stad die u heeft uitgedreven,
55 59, 9 | En degenen die zich in de stad hebben gehuisvest en(anderen)
56 89, 8 | gelijken nog in geen enkele stad zijn voortgebracht, ~
57 90 | 90. De Stad (Al-Balad) Geopenbaard
58 90, 1 | 1. Ik zweer bij deze stad (Makka), ~
59 90, 2 | gij zijt vogelvrij in deze stad. ~
60 95, 3 | 3. En bij deze stad van Vrede (Makka), ~
|