Sura, Verse
1 2, 30 | Uw Heiligheid prijzen," antwoordde Hij: "Ik weet wat gij niet
2 2, 68 | koe dit moet zijn." Hij antwoordde: "Hij zegt, dat het een
3 2, 69 | welke kleur zij heeft" Hij antwoordde: "Hij zegt, dat het een
4 2, 71 | 71. Hij antwoordde: "Hij zegt, dat het een
5 2, 259| zijt gij hier reeds?" Hij antwoordde: "Ik ben een dag, of een
6 2, 260| mijn hart rustig zij." Hij antwoordde: "Neem vier vogels en maak
7 3, 37 | hebt gij dit vandaan?" Zij antwoordde: "Het komt van Allah." Voorzeker,
8 3, 40 | vrouw onvruchtbaar is?" Hij antwoordde: "Zo doet Allah, wat Hij
9 3, 41 | geef mij een teken." Hij antwoordde: "Uw teken zal zijn, dat
10 5, 112| hemel neder te zenden?", antwoordde hij: "Vreest Allah, als
11 7, 12 | Ik u (dat) gebood?" Hij antwoordde: "Ik ben beter dan hij.
12 7, 16 | 16. Hij antwoordde: "Welnu, daar gij mij liet
13 7, 67 | 67. Hij antwoordde: "O, mijn volk, er is in
14 7, 71 | 71. Eij antwoordde: "Straf en toorn van uw
15 7, 106| 106. Hij antwoordde: "Als gij inderdaad met
16 7, 114| 114. Hij (Pharao) antwoordde: "Ja en gij zult tot de
17 7, 116| 116. Hij antwoordde: "Werpt gij." En toen zij
18 7, 127| goden laten verzaken?" Hij antwoordde: "Wij zullen hun zonen doden
19 7, 138| volk) goden heeft." Hij antwoordde: "Gij zijt zeker een onwetend
20 7, 143| aanschouwen." Hij (Allah) antwoordde: "Gij zult Mij stellig niet
21 7, 156| zijn tot U gekomen." Allah antwoordde: "Ik zal Mijn straf opleggen
22 7, 164| straffen?" Het andere deel antwoordde: "Als een verontschuldiging
23 8, 9 | Heer afsmeektet en Hij u antwoordde: "Ik zal u met duizend engelen
24 11, 43 | 43. Hij antwoordde: "Ik zal mijn toevlucht
25 11, 43 | water zal beschermen." Hij antwoordde: "Er is deze dag geen beschermer
26 11, 54 | kwaad hebben bezocht." Hij antwoordde: "Voorzeker, ik roep Allah
27 11, 69 | Vrede zij met u." Hij antwoordde: "Vrede zij met u" en terstond
28 12, 23 | en zeide: "Kom nu." Hij antwoordde: "Dat verhoede Allah, hij
29 12, 37 | 37. Hij antwoordde: "Het voedsel, dat u wordt
30 12, 47 | 47. Hij antwoordde: "Gij zult zeven jaren lang
31 12, 55 | 55. Hij antwoordde: "Stel mij aan over de schatten
32 12, 64 | 64. Hij (Jacob) antwoordde: "Zal ik u hem toevertrouwen,
33 12, 72 | 72. Men antwoordde: "Wij missen des konings
34 12, 86 | 86. Hij antwoordde: "Ik klaag alleen over mijn
35 15, 33 | 33. Hij antwoordde: "Ik ga mij niet onderwerpen
36 15, 39 | 39. Hij antwoordde: "Mijn Heer, daar Gij mij
37 15, 52 | zeiden zij "Vrede", hij antwoordde: "Voorwaar, wij vrezen u." ~
38 18, 63 | 63. Hij antwoordde: "Zie, toen wij ons op de
39 18, 67 | 67. Hij antwoordde: "Gij kunt geen geduld hebben
40 18, 72 | 72. Hij antwoordde: "Had ik u niet gezegd dat
41 18, 75 | 75. Hij antwoordde: "Zei ik u niet dat gij
42 18, 95 | 95. Hij antwoordde: "De macht waarmee mijn
43 19, 7 | 7. (God antwoordde) "O Zacharia, Wij brengen
44 19, 19 | 19. Hij antwoordde: "Ik ben slechts een boodschapper
45 19, 46 | 46. Antwoordde hij: "Verzaakt gij mijn
46 20, 18 | 18. Hij antwoordde: "Dit is mijn staf waarop
47 20, 50 | 50. Hij antwoordde: "Onze Heer is Hij, Die
48 20, 94 | 94. Hij antwoordde: "O zoon van mijn moeder,
49 21, 56 | 56. Hij antwoordde: "Neen, uw Heer is de Heer
50 21, 63 | 63. Hij antwoordde: "Iemand heeft het gedaan;
51 26, 24 | 24. Mozes antwoordde: "De Heer der hemelen en
52 26, 30 | 30. Mozes antwoordde: "Ofschoon ik u een duidelijk
53 26, 42 | 42. Hij antwoordde: "Ja zeker, bovendien zult
54 27, 42 | uw troon als deze?" Zij antwoordde: "Hij is als het ware dezelfde."
55 28, 28 | 28. Mozes antwoordde: "Dat is een overeenkomst
56 37, 102| zegt gij daarvan?" Deze antwoordde: "O mijn vader doe zoals
57 51, 25 | binnentraden en zeiden: "Vrede", antwoordde hij: "Vrede". Hij zeide (
|