Sura, Verse
1 2, 41| 41. En gelooft in hetgeen Ik
2 3, 41| 41. Hij zeide: "Heer, geef
3 4, 41| 41. En wat geschiedt, wanneer
4 5, 41| 41. O gij boodschapper, laat
5 6, 41| 41. "Neen, Hem alleen zult
6 7, 41| 41. Zij zullen de hel tot bed
7 8, 41| 41. En weet, dat wat gij ook
8 9, 41| 41. Gaat voort licht of zwaar,
9 10, 41| 41. En indien zij u van leugen
10 11, 41| 41. En hij (Noach) zeide: "
11 12, 41| 41. "O mijn twee medegevangenen,
12 13, 41| 41. Zien zij niet dat Wij tot
13 14, 41| 41. "Onze Heer, vergeef mij
14 15, 41| 41. God zeide: "Dit is een
15 16, 41| 41. En degenen, die (hun) huizen
16 17, 41| 41. Wij hebben het in deze
17 18, 41| 41. "Of het water er van in
18 19, 41| 41. En vermeld Abraham in het
19 20, 41| 41. "En Ik heb u uitverkoren
20 21, 41| 41. Voorzeker werden de boodschappers
21 22, 41| 41. Degenen die, indien Wij
22 23, 41| 41. Terecht greep hen daarom
23 24, 41| 41. Ziet gij niet, dat alles
24 25, 41| 41. Wanneer zij u zien maken
25 26, 41| 41. En toen de tovenaars kwamen,
26 27, 41| 41. En hij (Salomo) zeide: "
27 28, 41| 41. En Wij gaven hun leiders
28 29, 41| 41. De gelijkenis van hen,
29 30, 41| 41. Verderf is gekomen over
30 33, 41| 41. O, gij die gelooft! Gedenkt
31 34, 41| 41. Zij zullen antwoorden: "
32 35, 41| 41. Voorzeker, Allah houdt
33 36, 41| 41. En het is voor hen een
34 37, 41| 41. Zullen een bekende voorziening
35 38, 41| 41. Herinnert u Onze dienaar
36 39, 41| 41. Voorwaar, Wij hebben u
37 40, 41| 41. En O mijn volk, hoe komt
38 41 | 41. Fussilat ~Geopenbaard vóór
39 41, 41| 41. Voorzeker, zij die niet
40 42, 41| 41. Maar er is geen verwijt
41 43, 41| 41. En indien Wij u wegnemen (
42 44, 41| 41. De Dag waarop een vriend
43 50, 41| 41. En luister! De Dag, waarop
44 51, 41| 41. En er was een teken in
45 52, 41| 41. Bezitten zij het onzichtbare,
46 53, 41| 41. Dan zal hij er volledig
47 54, 41| 41. Er kwamen ook waarschuwers
48 55, 41| 41. De schuldigen zullen aan
49 56, 41| 41. De mensen aan de linker
50 68, 41| 41. Of hebben zij soms deelgenoten?
51 69, 41| 41. Het is geen woord van een
52 70, 41| 41. In hun plaats betere (volkeren)
53 74, 41| 41. Aan de schuldigen ~
54 77, 41| 41. De godvruchtigen zullen
55 79, 41| 41. Zal het paradijs zeker
56 80, 41| 41. Duisternis zal hen bedekken. ~
|