Sura, Verse
1 1, 5 | 5. U alleen aanbidden wij en U alleen smeken wij
2 2, 51 | afwezigheid het kalf, (om het te aanbidden) en gij werdt overtreders. ~
3 2, 83 | Wij, dat gij niemand zult aanbidden, dan Allah alleen en dat
4 2, 92 | kalf genomen (om het te aanbidden) en gij waart onrechtvaardig. ~
5 2, 133| zeide: "Wat zult gij na mij aanbidden?" Zij antwoordden: "Wij
6 2, 133| antwoordden: "Wij zullen uw God aanbidden, de God uwer vaderen, Abraham,
7 2, 138| kleur, dan Allah? Hem alleen aanbidden wij. ~
8 3, 43 | aanbid met degenen, die aanbidden." ~
9 3, 64 | dat wij niemand dan Allah aanbidden en dat wij niets met Hem
10 4, 172| wie het versmaadt Hem te aanbidden, en hoogmoedig is, Hij zal
11 5, 55 | en de Zakaat betalen en aanbidden. ~
12 6, 56 | naast Allah aanroept, te aanbidden. Zeg: "Ik wil uw boze neigingen
13 7, 70 | wij Allah alleen moeten aanbidden en de goden die onze vaderen
14 9, 31 | bevolen slechts de ene God te aanbidden. Er is geen God naast Hem.
15 9, 112| zich tot Allah bekeren, die aanbidden, die prijzen, die vasten,
16 10, 28 | Voorzeker gij placht ons niet te aanbidden." ~
17 10, 29 | Wij waren zeker van uw aanbidden onbewust." ~
18 11, 26 | gij niemand dan Allah zult aanbidden. Anders vrees ik voor u
19 11, 62 | Verbiedt gij ons datgene te aanbidden wat onze vaderen aanbaden?
20 11, 109| omtrent hetgeen deze mensen aanbidden: zij aanbidden slechts,
21 11, 109| deze mensen aanbidden: zij aanbidden slechts, zoals hun vaderen
22 12, 40 | gij naast Hem niets zult aanbidden. Dit is de juiste godsdienst,
23 13, 36 | is mij bevolen, Allah te aanbidden en niets met Hem te vereenzelvigen.
24 14, 35 | en mijn kinderen van het aanbidden van afgoden." ~
25 16, 73 | 73. En zij aanbidden naast Allah dingen (afgoden)
26 18, 16 | hetgeen zij nevens Allah aanbidden verwijdert, neemt dan uw
27 20, 91 | geval ophouden het (kalf) te aanbidden voordat Mozes tot ons is
28 21, 19 | niet te trots om Hem te aanbidden, noch worden zij dit moede; ~
29 22, 11 | zijn er die Allah weifelend aanbidden. Indien het hun wel gaat,
30 22, 71 | 71. En zij aanbidden naast Allah, waartoe Hij
31 24, 55 | zal geven; Mij zullen zij aanbidden en niets met Mij vereenzelvigen.
32 25, 17 | degenen die zij naast Allah aanbidden zal verzamelen, zal Hij
33 25, 55 | 55. Toch aanbidden zij naast Allah datgene
34 26, 71 | 71. Zeiden zij: "Wij aanbidden (onze) goden en wij zullen
35 27, 25 | 25. Zij aanbidden Allah niet, Die hetgeen
36 27, 43 | weerhield haar van het aanbidden van hetgeen zij in plaats
37 27, 91 | heilig heeft verklaard te aanbidden, en aan Hem behoren alle
38 34, 40 | zeggen: "Plachten dezen u te aanbidden?" ~
39 36, 22 | teruggebracht, niet zou aanbidden? ~
40 39, 3 | beschermers nemen, zeggende: "Wij aanbidden dezen slechts opdat zij
41 39, 11 | is mij bevolen Allah te aanbidden oprecht zijnde in onderwerping
42 39, 17 | vermijden valse goden te aanbidden, en zich tot Allah wenden -
43 39, 64 | mij iets buiten Allah te aanbidden?" ~
44 40, 60 | hoogmoedig zijn om Mij te aanbidden, zullen veracht de hel binnengaan." ~
45 40, 66 | mij verboden diegenen te aanbidden die gij naast Allah aanroept
46 40, 74 | plachten voorheen niets te aanbidden." Zo laat Allah de ongelovigen
47 41, 37 | schiep, indien gij Hem wilt aanbidden. ~
48 52, 28 | plachten voorheen Hem te aanbidden. Voorzeker, Hij is de Goede,
49 55, 6 | 6. En planten en bomen aanbidden Hem. ~
50 72, 19 | Allah opstond om Hem te aanbidden, vielen zij hem bijna aan. ~
51 98, 5 | slechts geboden Allah te aanbidden, oprecht zijnde in gehoorzaamheid
52 106, 3 | derhalve de Heer van dit Huis aanbidden. ~
53 109, 4 | 4. Noch wil ik aanbidden, wat gij aanbidt, ~
54 109, 5 | Nogmaals gij wilt niet aanbidden wat ik aanbid. ~
|