Sura, Verse
1 6, 31 | benadelen zich, totdat het uur onverwachts over hen komt,
2 6, 40 | straf van Allah, of het uur over u komt, zult gij dan
3 7, 34 | gekomen kunnen zij geen uur uitstel krijgen, noch kunnen
4 7, 187| Vragen zij u omtrent het uur, wanneer het zal plaatsvinden?
5 9, 117| die deze (profeet) in het uur van nood volgden, nadat
6 10, 45 | toeschijnen, alsof zig slechts een uur van een dag (in de wereld)
7 10, 49 | verlopen kunnen zij hem geen uur uitstellen, noch kunnen
8 12, 107| onverwacht komen van het Uur over hen, terwijl zij het
9 15, 85 | waarheid geschapen en het Uur zal zeker komen. Wend u
10 16, 61 | deze niet voor een enkel uur uitstellen of vervroegen. ~
11 16, 77 | aarde. En het geval van het Uur is als een oogwenk, neen,
12 18, 21 | is en dat er omtrent het Uur geen twijfel bestaat. Alsdan
13 18, 36 | 36. "Noch denk ik dat het Uur zal komen. Indien ik tot
14 18, 48 | dacht dat Wij nimmer een Uur voor u zouden vaststellen. ~
15 19, 75 | het de kastijding of het Uur - daarna zullen zij weten
16 20, 15 | 15. "Zie, het Uur komt. Ik zal het onthullen
17 21, 49 | verborgene vrezen en het Uur duchten. ~
18 22, 1 | Heer, want de schok van het Uur is een verschrikkelijk iets. ~
19 22, 7 | 7. Voorzeker het Uur nadert, daaraan is geen
20 22, 55 | blijven tot onverwachts het Uur hen achterhaalt, of de straf
21 25, 11 | Neen, zij verloochenen het Uur en voor degenen die dat
22 25, 11 | en voor degenen die dat Uur verloochenen hebben Wij
23 30, 12 | 12. En de Dag, waarop het Uur zal komen, zullen de schuldigen
24 30, 14 | 14. Op de Dag, waarop het Uur zal komen, zullen zij worden
25 30, 55 | 55. De Dag waarop het Uur zal komen zullen de schuldigen
26 30, 55 | zweren, dat zij slechts een uur hebben geleefd - zo werden
27 31, 34 | bezit de kennis van het Uur. Hij zendt de regen neder
28 33, 63 | mensen vragen u over het Uur. Zeg: "De kennis er van
29 33, 63 | niet; het kan zijn dat het Uur nabij is. ~
30 34, 3 | ongelovigen zeggen: "Het Uur zal niet over ons komen."
31 34, 30 | vastgestelde tijd, gij kunt geen uur eerder gaan of langer blijven." ~
32 40, 46 | blootgesteld. En de Dag waarop het Uur zal komen, zal er worden
33 40, 59 | 59. Het Uur zal zeker komen, daaraan
34 41, 47 | wordt de kennis van het Uur verwezen. En geen vruchten
35 41, 50 | en ik denk niet dat het Uur zal plaatsvinden. Maar indien
36 42, 17 | gij waarschijnlijk is het Uur nabij. ~
37 42, 18 | Ziet toe! Zij die over het Uur redetwisten zijn ver afgedwaald. ~
38 43, 61 | dit is een teken van het Uur. Twijfelt er daarom niet
39 43, 66 | wachten slechts tot het Uur plotseling over hen komt,
40 43, 85 | Hem is de kennis van het Uur, en tot Hem zult gij worden
41 45, 27 | aarde; de Dag waarop het Uur aanbreekt, zullen zij die
42 45, 32 | is zeker waar en aan het Uur is geen twijfel," zeidet
43 45, 32 | Wij weten niet wat het Uur is: wij vermoeden het slechts
44 46, 35 | toeschijnen alsof zij slechts een uur van een dag hadden geleefd (
45 47, 18 | wachten op niets dan het Uur dat onverwachts over hen
46 47, 18 | herinnering zijn wanneer het (Uur) werkelijk tot hen komt? ~
47 53, 57 | 57. Het Uur nadert, ~
48 54, 1 | 1. Het Uur is nabij, en de Maan is
49 54, 46 | 46. Neen, het Uur is hun vastgestelde tijd
50 54, 46 | vastgestelde tijd en het Uur zal uiterst rampzalig en
51 79, 42 | Zij vragen u omtrent het Uur: "Wanneer zal het komen?" ~
52 93, 4 | 4. Voorwaar, het komende uur zal beter zijn voor u dan
|