bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 2, 49| 49. En toen Wij u redden van
2 3, 49| 49. En hij zal een boodschapper
3 4, 49| 49. Hebt gij over hen niet
4 5, 49| 49. En spreek recht tussen
5 6, 49| 49. En degenen, die Onze tekenen
6 7, 49| 49. Zijn dezen het aangaande
7 8, 49| 49. Toen de huichelaars en
8 9, 49| 49. En onder hen is hij die
9 10, 49| 49. Zeg: "Ik heb voor mij zelf
10 11, 49| 49. Dit zijn de mededelingen
11 12, 49| 49. "Dan zal er nadien een
12 14, 49| 49. En op die Dag zult gij
13 15, 49| 49. Zeg tot Mijn dienaren dat
14 16, 49| 49. En wat ook in de Hemelen
15 17, 49| 49. En zij zeggen: "Zullen
16 18, 49| 49. En het Boek zal worden
17 19, 49| 49. Toen hij zich van hen en
18 20, 49| 49. Pharao zeide: "Wie is uw
19 21, 49| 49. Die hun Heer in het verborgene
20 22, 49| 49. Zeg: "O mensdom, ik ben
21 23, 49| 49. En wij schonken Mozes het
22 24, 49| 49. Maar indien het recht aan
23 25, 49| 49. Opdat Wij daarmee leven
24 26, 49| 49. Pharao zeide tot hen: "
25 27, 49| 49. Zij zeiden: "Zweert tot
26 28, 49| 49. Zeg: "Brengt dan een Boek
27 29, 49| 49. Neen, het zijn duidelijke
28 30, 49| 49. Ofschoon zij voordien,
29 33, 49| 49. O, gij die gelooft! Als
30 34, 49| 49. Zeg: "De Waarheid is gekomen
31 36, 49| 49. Zij wachten slechts op
32 37, 49| 49. Rein, alsof zij zorgvuldig
33 38, 49| 49. Dit is een aanmaning. En
34 39, 49| 49. Wanneer nu de mens tegenspoed
35 40, 49| 49. En degenen die in het Vuur
36 41, 49| 49. De mens wordt niet moe
37 42, 49| 49. Aan Allah behoort het koninkrijk
38 43, 49| 49. En zij zeiden (tot Mozes): "
39 44, 49| 49. Proef dit! Voorzeker gij
40 49 | 49. De Vertrekken aan de Binnenkant (
41 51, 49| 49. En Wij hebben alles in
42 52 | Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 49 strofen. ~In naam van Allah,
43 52, 49| 49. En verheerlijk Hem 's nachts
44 53, 49| 49. En dat Hij de Heer van
45 54, 49| 49. Voorwaar, Wij hebben alles
46 55, 49| 49. Welke van de gunsten van
47 56, 49| 49. Zeg: "Ja, de vroegeren
48 68, 49| 49. Als een gunst van zijn
49 69, 49| 49. En voorzeker, Wij weten
50 74, 49| 49. Wat scheelt hun dat zij
51 77, 49| 49. Wee op die Dag degenen
|