Sura, Verse

 1   2, 47|                     47. O kinderen Israëls! Gedenkt
 2   3, 47|                     47. Zij zeide: "Heer, hoe zal
 3   4, 47|                     47. O, mensen van het Boek,
 4   5, 47|                     47. En laat de mensen van het
 5   6, 47|                     47. Zeg: "Wat denkt gij? Als
 6   7, 47|                     47. En wanneer hun ogen naar
 7   8, 47|                     47. En weest niet zoals degenen
 8   9, 47|                     47. En als zij met u waren
 9  10, 47|                     47. Voor elk volk is er een
10  11, 47|                     47. Hij zeide: "Mijn Heer,
11  12, 47|                     47. Hij antwoordde: "Gij zult
12  14, 47|                     47. Denk derhalve niet dat
13  15, 47|                     47. En Wij zullen alle wrok
14  16, 47|                     47. Of dat Hij hen geleidelijk
15  17, 47|                     47. Wij weten het best waar
16  18, 47|                     47. En (gedenk) de dag waarop
17  19, 47|                     47. Abraham zeide: "Vrede zij
18  20, 47|                     47. "Gaat dus naar hem toe
19  21, 47|                     47. En Wij zullen weegschalen
20  22, 47|                     47. En zij dringen bij u aan
21  23, 47|                     47. En zij zeiden: "Moeten
22  24, 47|                     47. En zii zeggen: "Wij geloven
23  25, 47|                     47. En Hij is het, Die de nacht
24  26, 47|                     47. En riepen uit: "Wij geloven
25  27, 47|                     47. Zij antwoordden: "Wij voorzien
26  28, 47|                     47. En indien een ramp over
27  29, 47|                     47. En aldus hebben Wij u het
28  30, 47|                     47. Waarlijk, Wij zonden boodschappers
29  33, 47|                     47. Verkondig derhalve aan
30  34, 47|                     47. Zeg: "Welk loon ik ook
31  36, 47|                     47. En wanneer er tot hen wordt
32  37, 47|                     47. Waardoor geen dronkenschap
33  38, 47|                     47. En waarlijk, zij zijn in
34  39, 47|                     47. En indien de onrechtvaardigen
35  40, 47|                     47. En wanneer zij met elkander
36  41, 47|                     47. Naar Hem alleen wordt de
37  42, 47|                     47. Luistert naar uw Heer voordat
38  43, 47|                     47. Maar toen hij met Onze
39  44, 47|                     47. "Grijpt hem en sleurt hem
40  47    |                     47. Mohammed ~Geopenbaard nà
41  51, 47|                     47. Voorzeker Wij bouwden de
42  52, 47|                     47. En voorwaar, voor de onrechtvaardigen
43  53, 47|                     47. En dat de volgende opwekking (
44  54, 47|                     47. Voorzeker, de overtreders
45  55, 47|                     47. Welke van de gunsten van
46  56, 47|                     47. En zij plachten te zeggen: "
47  68, 47|                     47. Of hebben zij kennis van
48  69, 47|                     47. En geen uwer zou ons van
49  74, 47|                     47. Totdat de dood ons overviel." ~
50  77, 47|                     47. Wee op die Dag degenen