Sura, Verse
1 2, 79| 79. Wee daarom degenen, die een
2 2, 79| prijs voor kunnen nemen. Wee hun dan, voor hetgeen hun
3 2, 79| hun handen schrijven en wee hun voor hetgeen zij verdienen. ~
4 14, 2 | aarde is, toebehoort. Maar wee de ongelovigen wegens een
5 18, 49| staat en zij zullen zeggen: "Wee ons! Wat voor een boek is
6 19, 37| onderling van mening; maar wee de ongelovigen bij hun aanwezigheid
7 20, 61| 61. Mozes zeide tot hen: "Wee u; verzint geen leugen over
8 21, 14| 14. Zij antwoordden: "Wee ons, voorzeker, wij waren
9 21, 18| en ziet, zij vergaat. En wee u, wegens hetgeen gij beweert. ~
10 21, 46| zij ongetwijfeld zeggen: "Wee ons, wij waren inderdaad
11 21, 97| Zij zullen zeggen): "O! wee ons, wij waren hier inderdaad
12 25, 28| 28. O. wee! Had ik nooit zo iemand
13 28, 80| kennis was gegeven, zeiden: "Wee u, de beloning van Allah
14 28, 82| volgende dag) te zeggen: "O wee, Allah vergroot en verkleint
15 28, 82| aarde hebben doen verzinken. Wee, de ondankbaren slagen nooit." ~
16 36, 30| 30. Wee, over de mensen: er komt
17 36, 52| 52. Zij zullen zeggen: "O wee ons, wie heeft ons van onze
18 37, 20| Dan zullen zij zeggen: "Wee ons! Dit is de Dag der vergelding." ~
19 38, 27| vermoeden der ongelovigen. En wee de ongelovigen vanwege het
20 38, 60| Zij zullen antwoorden: "Wee, gij zijt het, voor wie
21 39, 22| het licht van zijn Heer. Wee dan degenen, wier hart verhard
22 41, 6 | vergiffenis van Hem." En wee de afgodendienaren. ~
23 43, 65| hun midden werden onenig. Wee de onrechtvaardigen wegens
24 45, 7 | 7. Wee elke zondige leugenaar, ~
25 46, 17| roepen tot Allah om hulp: "Wee u! Geloof: want de belofte
26 51, 60| 60. Wee over de ongelovigen vanwege
27 52, 11| 11. Dan wee op die Dag de loochenaars, ~
28 68, 31| 31. En zeiden: "Wee ons, wij waren inderdaad
29 75, 34| 34. "Wee u! Wee dus over u." ~
30 75, 34| 34. "Wee u! Wee dus over u." ~
31 75, 35| 35. "Wee u nogmaals en nog eens wee!" ~
32 75, 35| Wee u nogmaals en nog eens wee!" ~
33 77, 15| 15. Wee op die Dag, degenen die
34 77, 19| 19. Wee op die Dag degenen die loochenen! ~
35 77, 24| 24. Wee op die Dag degenen die loochenen! ~
36 77, 28| 28. Wee op die Dag degenen die loochenen. ~
37 77, 34| 34. Wee op die Dag degenen die loochenen! ~
38 77, 37| 37. Wee op die Dag degenen die loochenen. ~
39 77, 40| 40. Wee op die Dag degenen die loochenen! ~
40 77, 45| 45. Wee op die Dag degenen die loochenen. ~
41 77, 47| 47. Wee op die Dag degenen die loochenen. ~
42 77, 49| 49. Wee op die Dag degenen die loochenen. ~
43 80, 17| 17. Wee de mens! Hoe ondankbaar
44 83, 1 | 1. Wee hen die anderen tekort doen. ~
45 83, 10| 10. Wee, op die Dag de loochenaars, ~
46 104, 1 | 1. Wee iedere leugenaar en lasteraar! ~
47 107, 4 | 4. En wee degenen die bidden, ~
|