Sura, Verse
1 2, 52 | vergaven Wij u, opdat gij dankbaar zoudt zijn. ~
2 2, 56 | verrijzen na uw dood, opdat gij dankbaar zoudt zijn. ~
3 2, 152| u gedenken en weest Mij dankbaar en weest Mij niet ondankbaar. ~
4 2, 185| heeft geleid en opdat gij dankbaar zult zijn. ~
5 3, 123| daarom Allah, opdat gij dankbaar zult zijn. ~
6 4, 147| Allah u straffen, als gij dankbaar zijt en gelooft? Allah is
7 5, 6 | te vervolmaken, opdat gij dankbaar zult zijn. ~
8 5, 89 | Zijn tekenen uit, opdat gij dankbaar moogt zijn. ~
9 6, 53 | Kent Allah degenen die dankbaar zijn niet het beste? ~
10 7, 10 | bestaan voorzien. Hoe weinig dankbaar zijt gij! ~
11 7, 17 | zult de meesten hunner niet dankbaar vinden." ~
12 7, 58 | tekenen af voor een volk dat dankbaar is. ~
13 8, 26 | goede dingen, opdat gij dankbaar mocht zijn. ~
14 10, 60 | meesten hunner zijn niet dankbaar. ~
15 12, 38 | meeste mensen zijn niet dankbaar." ~
16 14, 5 | voor ieder die geduldig en dankbaar is. ~
17 14, 7 | Heer verklaarde: "Als gij dankbaar zijt zal ik u rneer geven,
18 14, 37 | hen van vruchten opdat zij dankbaar mogen zijn." ~
19 16, 14 | overvloed moogt zoeken en dankbaar moogt zijn. ~
20 16, 78 | ogen en hart, opdat gij dankbaar moogt zijn. ~
21 16, 114| heeft voorzien; en weest dankbaar voor de gunst van Allah,
22 16, 121| 121. Dankbaar voor Zijn gunsten; Hij verkoos
23 22, 36 | dienstbaar gemaakt, opdat gij dankbaar moogt zijn. ~
24 27, 19 | zeide: "Mijn Heer, doe mij dankbaar zijn voor Uw gunst, die
25 27, 40 | mij moge beproeven of ik dankbaar of ondankbaar ben. En wie
26 27, 40 | of ondankbaar ben. En wie dankbaar is, is dankbaar voor het
27 27, 40 | En wie dankbaar is, is dankbaar voor het welzijn van zijn
28 28, 73 | moogt uitzien, en opdat gij dankbaar moogt zijn. ~
29 29, 17 | aanbidt Hem en weest Hem dankbaar want tot Hem zult gij worden
30 30, 46 | Zijn overvloed en opdat gij dankbaar zult zijn. ~
31 31, 12 | Loqmaan, zeggende: "Wees Allah dankbaar, want hij die dankbaar is,
32 31, 12 | Allah dankbaar, want hij die dankbaar is, is dankbaar voor zichzelf,
33 31, 12 | hij die dankbaar is, is dankbaar voor zichzelf, en die ondankbaar
34 31, 31 | een ieder, die geduldig en dankbaar is. ~
35 34, 13 | weinigen van Mijn dienaren zijn dankbaar. ~
36 34, 15 | van uw Heer en weest Hem dankbaar. Een schone stad en een
37 34, 19 | een ieder die geduldig en dankbaar is. ~
38 35, 12 | moogt zoeken, en opdat gij dankbaar zult zijn. ~
39 36, 35 | toebereiden. Willen zij dan niet dankbaar zijn?
40 36, 73 | dranken. Willen zij dan niet dankbaar zijn? ~
41 39, 7 | Zijn dienaren. En als gij dankbaar zijt, zal Hij in u behagen
42 45, 12 | overvloed zult zoeken en dat gij dankbaar moogt zjin. ~
43 46, 15 | stel mij in staat, dat ik dankbaar moge zijn voor de gunsten
44 56, 70 | Waarom zijt gij dan niet dankbaar? ~
45 76, 3 | de weg getoond, hij moge dankbaar of wel ondankbaar zijn. ~
|