Sura, Verse
1 2, 188| 188. En verteert uw rijkdommen niet onder elkander door
2 2, 188| opdat gij een deel der rijkdommen der mensen in zonde kunt
3 2, 247| en hem geen overvloed van rijkdommen is gegeven?" Hij zeide: "
4 2, 261| gelijkenis van degenen, die hun rijkdommen voor de zaak van Allah besteden,
5 2, 262| 262. Zij, die hun rijkdommen ter wille van Allah besteden,
6 2, 264| krenking, zoals hij, die zijn rijkdommen weggeeft, om op te vallen
7 2, 265| gelijkenis van degenen, die hun rijkdommen weggeven, Allah's welbehagen
8 2, 272| leidt wie Hij wil. En welke rijkdommen gij ook weggeeft, het komt
9 2, 272| welbehagen te zoeken. En welke rijkdommen gij ook besteedt, het zal
10 2, 273| mensen vragen. En welke rijkdommen gij ook besteedt, voorzeker,
11 2, 274| 274. Zij, die hun rijkdommen nacht en dag, heimelijk
12 4, 34 | uitmunten en omdat zij van hun rijkdommen besteden. Deugdzame vrouwen
13 4, 38 | En voor degenen, die hun rijkdommen besteden om door de mensen
14 4, 95 | aan degenen die met hun rijkdommen en hun persoon terwille
15 4, 95 | heeft degenen, die met hun rijkdommen en hun persoon strijden
16 4, 161| opslokken van 's mensen rijkdommen, hebben Wij voor degenen
17 8, 36 | ongelovigen besteden hun rijkdommen om anderen van de weg van
18 9, 24 | vrouwen en uw verwanten en de rijkdommen die gij verkregen hebt en
19 9, 34 | en monniken verteren de rijkdommen der mensen door valse middelen
20 9, 55 | 55. Laat daarom hun rijkdommen noch hun kinderen uw verwondering
21 9, 103| Neem aalmoezen van hun rijkdommen aan opdat gij hen daardoor
22 10, 88 | leiders versieringen en rijkdommen in het tegenwoordige leven
23 17, 6 | hen en Wij hielpen u met rijkdommen en kinderen, en maakten
24 19, 77 | zegt: "Mij zullen zeker rijkdommen en kinderen worden geschonken?" ~
25 24, 22 | 22. En laat hen, die rijkdommen en overvloed onder u bezitten
26 24, 33 | ziet; en geeft hun van de rijkdommen van Allah, die Hij u heeft
27 27, 36 | zeide deze: "Schenkt gij mij rijkdommen? Maar datgene wat Allah
28 33, 19 | tong door hun zucht naar rijkdommen. Zulken hebben niet oprecht
29 33, 27 | hun land, huizen en hun rijkdommen erven en ook een land waarop
30 34, 35 | zeiden: "Wij hebben meer rijkdommen en kinderen en wij zullen
31 34, 37 | 37. Noch uw rijkdommen noch uw kinderen kunnen
32 51, 19 | 19. En van hun rijkdommen was een deel voor de bedelaars
33 63, 9 | gij die gelooft, laat uw rijkdommen en uw kinderen u niet afleiden
34 64, 15 | 15. Uw rijkdommen en uw kinderen zijn slechts
35 68, 14 | 14. Omdat hij rijkdommen en kinderen bezit. ~
36 70, 18 | 18. En rijkdommen verzamelt, en deze (gierig)
37 70, 24 | 24. En degenen in wier rijkdommen een vastgesteld deel is ~
38 71, 12 | 12. En Hij zal uw rijkdommen en kinderen vermeerderen,
39 90, 6 | Hij zegt: "Ik heb veel rijkdommen verkwist." ~
40 92, 11 | gronde gaat zullen zijn rijkdommen hem niet baten. ~
41 92, 18 | 18. Die zijn rijkdommen weggeeft om zich te louteren. ~
42 100, 8 | een hevige begeerte naar rijkdommen. ~
43 104, 2 | 2. Die rijkdommen verzamelt en deze telt, ~
44 111, 2 | 2. Zijn rijkdommen en daden zullen hem niet
|