Sura, Verse
1 2, 7 | ogen is een sluier; hun wacht een zware straf. ~
2 2, 10 | die ziekte verergerd; er wacht hun een pijnlijke straf,
3 2, 24 | het nimmer kunnen doen - wacht u dan voor het Vuur, dat
4 2, 174| Hij hen rein achten. Er wacht hun een pijnlijke straf. ~
5 2, 178| Wie daarna overtreedt, hem wacht een pijnlijke straf. ~
6 3, 91 | wie een smartelijke straf wacht en er zullen voor hen geen
7 3, 177| Allah niets aandoen; hen wacht een pijnlijke straf. ~
8 3, 188| veilig zijn voor straf. Er wacht hen een pijnlijke kastijding. ~
9 4, 138| hen een pijnlijke straf wacht. ~
10 5, 36 | niet worden aanvaard; er wacht hen een pijnlijke straf. ~
11 6, 158| geloof verdiende. Zeg: "Wacht, Wij wachten ook." ~
12 7, 71 | gezag heeft nedergezonden? Wacht dan, ik ben met u onder
13 7, 86 | 86. "En wacht niet op de wegen om degenen
14 7, 87 | groep die dit niet gelooft, wacht dan geduldig totdat Allah
15 9, 24 | streven voor Zijn zaak, wacht dan, tot Allah met Zijn
16 9, 52 | Hemzelf of door onze handen. Wacht daarom, wij wachten ook
17 9, 63 | gezind is het Vuur der hel wacht, waarin hij zal vertoeven?
18 10, 20 | behoort alleen Allah toe. Wacht, ik ben met u onder de wachtenden." ~
19 10, 102| vóór hen stierven? Zeg: "Wacht daarom, ik ben met u onder
20 11, 93 | wie een leugenaar is. En wacht af, ik wacht gewis met u." ~
21 11, 93 | leugenaar is. En wacht af, ik wacht gewis met u." ~
22 11, 122| 122. "En wacht af, wij wachten ook." ~
23 20, 74 | komt als schuldige, hem wacht de (straf der) hel: hij
24 20, 135| 135. Zeg: "Een ieder wacht; wacht gij derhalve ook
25 20, 135| Zeg: "Een ieder wacht; wacht gij derhalve ook en weldra
26 23, 25 | is slechts een bezetene; wacht daarom een korte wijle, (
27 28, 29 | zeide tot zijn familie: "Wacht hier, ik zie een vuur, misschien
28 32, 30 | u daarom van hen af, en wacht; voorzeker zij wachten ook. ~~
29 33, 52 | bezitten. En Allah houdt de wacht over alle dingen. ~
30 34, 21 | twijfelden. En uw Heer houdt de wacht over alle dingen. ~
31 35, 10 | slechte plannen maken, hun wacht een strenge straf en hun
32 44, 10 | 10. Maar wacht op de Dag waarop de hemel
33 44, 59 | 59. Wacht daarom, zij wachten ook. ~~
34 47, 8 | 8. Maar de ongelovigen wacht vernietiging en Hij zal
35 52, 31 | 31. Zeg: "Wacht! Ik wacht ook met u." ~
36 52, 31 | 31. Zeg: "Wacht! Ik wacht ook met u." ~
37 52, 48 | 48. Wacht daarom geduldig op het oordeel
38 64, 5 | gevolg van hun gedrag, en hen wacht een pijnlijke straf. ~
39 65, 4 | menstruatie meer verwachten, haar (wacht) periode is drie maanden,
40 68, 48 | 48. Wacht geduldig op het gebod van
41 72, 9 | vindt een vlam die op hem wacht. ~
42 72, 27 | kiest. Dan doet Hij een wacht vóór hem en achter hem gaan, ~
43 85, 10 | de straf der hel, en hen wacht de straf van het branden. ~
|