Sura, Verse
1 7, 74 | gij hieuwt huizen uit de bergen. Gedenkt daarom de gunsten
2 11, 42 | zich met hen op golven als bergen voort. En Noach riep tot
3 13, 3 | de aarde uitspreidde, er bergen op verhief en rivieren op
4 13, 31 | een Koran was, waarmede de bergen konden worden verzet, de
5 14, 46 | waren hun plannen zó dat er bergen door zouden worden verzet. ~
6 15, 19 | aarde uitgespreid, er hechte bergen op geplaatst en Wij doen
7 15, 82 | veiligheid huizen in de bergen uit. ~
8 16, 15 | 15. En Hij heeft hechte bergen op de aarde geplaatst opdat
9 16, 81 | geven, en Hij heeft in de bergen schuilplaatsen voor u gemaakt;
10 17, 37 | splijten, noch kunt gij de bergen in hoogte evenaren. ~
11 18, 47 | gedenk) de dag waarop Wij de bergen zullen verzetten en gij
12 18, 93 | Totdat hij tussen twee bergen kwam, waar hij een volk
13 19, 90 | aarde te splijten en de bergen in stukken te vallen. ~
14 20, 105| vragen u betreffende de bergen. Zeg: "Mijn Heer zal ze
15 21, 31 | hebben op aarde onwrikbare bergen geplaatst, opdat zij niet
16 21, 79 | kennis. En Wij noopten de bergen en de vogels om samen met
17 22, 18 | de maan, de sterren, de bergen, de bomen, het vee en een
18 24, 43 | hemel neder (wolken als) bergen waarin zich hagel bevindt
19 26, 149| grote handigheid uit de bergen maakt? ~
20 27, 61 | in plaatste en er hechte bergen op zette en een dam tussen
21 27, 88 | 88. En gij ziet de bergen en gij denkt ze onbewegelijk
22 31, 10 | Hij heeft op aarde hechte bergen gemaakt opdat zij niet beven
23 33, 72 | hemelen, de aarde en de bergen aan, hun (iets) toe te vertrouwen,
24 34, 10 | Ons Zelf en zeiden: "O gij bergen, alsmede gij vogelen, verheerlijkt
25 35, 27 | kleuren (en soorten); en in de bergen zijn streken van wit en
26 38, 18 | 18. Wij onderwierpen de bergen om met hem (God) te verheerlijken
27 41, 10 | 10. Hij heeft de bergen daarop gesteld en heeft
28 42, 32 | tekenen zijn de schepen als bergen op zee. ~
29 50, 7 | haar uitgespreid en stevige bergen er op gevestigd en Wij hebben
30 52, 10 | 10. En de bergen zullen vergaan. ~
31 56, 5 | 5. En de bergen verbrijzeld, ~
32 69, 14 | 14. En de aarde en de bergen van hun plaats zullen worden
33 70, 9 | 9. En de bergen als zachte, gekleurde wol, ~
34 73, 14 | komen waarop de aarde en de bergen zullen beven, en de bergen
35 73, 14 | bergen zullen beven, en de bergen in een hoop mul zand zullen
36 77, 10 | 10. En als de bergen verstrooid zullen zijn. ~
37 77, 27 | hebben Wij er geen hoge bergen op geplaatst en u zoet (
38 78, 7 | 7. En de bergen als palen opgezet? ~
39 78, 20 | 20. En de bergen verdwijnen en worden tot
40 79, 32 | 32. En Hij maakte de bergen onwrikbaar. ~
41 81, 3 | 3. En wanneer de bergen verdwijnen, ~
42 88, 19 | 19. En naar de bergen, hoe zij opgericht werden? ~
43 101, 5 | 5. En de bergen als gekaarde wol ~
|