1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2188
Sura, Verse
2001 67, 22 | 22. Is hij die gebogen loopt, beter
2002 67, 22 | gebogen loopt, beter geleid of hij die rechtop het rechte pad
2003 67, 23 | 23. Zeg: "Hij is het, Die u schiep, en
2004 67, 24 | 24. Zeg: "Hij is het Die u vermenigvuldigt
2005 67, 28 | vernietigen - veeleer zal Hij ons genadig zijn - wie zal
2006 67, 29 | 29. Zeg: "Hij is de Barmhartige, in Hem
2007 68, 7 | van Zijn weg afdwaalt en Hij kent het beste degenen die
2008 68, 14 | 14. Omdat hij rijkdommen en kinderen bezit. ~
2009 68, 15 | worden voorgedragen, zegt hij: "Fabelen der oudeu." ~
2010 68, 48 | als de man van de vis toen hij (Allah) aanriep terwijl
2011 68, 48 | Allah) aanriep terwijl hij misnoegd was. ~
2012 68, 49 | kust geworpen zijn, terwijl hij vernederd werd. ~
2013 68, 51 | brengen; en zij zeggen: "Hij is zeker krankzinnig." ~
2014 69, 7 | 7. Die Hij zeven nachten en acht dagen
2015 69, 10 | Heer niet, daarom greep Hij hen met een vaste greep. ~
2016 69, 19 | 19. En hij, aan wie zijn boek in de
2017 69, 25 | 25. Maar, hij wiens boek in de linker
2018 69, 33 | 33. Want hij geloofde niet in Allah,
2019 69, 34 | 34. Noch moedigde hij aan, de armen te spijzigen. ~
2020 69, 35 | 35. Daarom heeft hij hier geen vriend; ~
2021 69, 44 | 44. En indien hij enige woorden in Onze naam
2022 70, 20 | Als hem kwaad overkomt, is hij vol weeklagen, ~
2023 70, 21 | hem goed wedervaart, is hij inhalig, ~
2024 71, 4 | 4. Hij zal u uw zonden vergeven
2025 71, 4 | termijn van Allah kan, wanneer hij komt, niet worden uitgesteld,
2026 71, 5 | 5. Hij zeide: "Mijn Heer, ik heb
2027 71, 10 | vergiffenis van uw Heer, want Hij is de Vergevensgezinde. ~
2028 71, 11 | 11. Hij zal regen voor u nederzenden
2029 71, 12 | 12. En Hij zal uw rijkdommen en kinderen
2030 71, 12 | kinderen vermeerderen, en Hij zal u tuinen en rivieren
2031 71, 14 | 14. En Hij heeft u door verschillende
2032 71, 16 | 16. En hoe Hij de maan daarin als licht
2033 71, 18 | 18. Vervolgens zal Hij u daarheen doen terugkeren,
2034 72, 3 | onze Heer is hoog verheven. Hij heeft noch echtgenote noch
2035 72, 13 | geloofden wij er in. En hij, die gelooft in zijn Heer,
2036 72, 17 | gedachte aan zijn Heer afwendt, Hij zal hem een toenemende straf
2037 72, 26 | 26. Hij is de Kenner van het onzienlijke
2038 72, 26 | Kenner van het onzienlijke en Hij geeft niemand overvloedig
2039 72, 27 | 27. Behalve hem die Hij als boodschapper kiest.
2040 72, 27 | boodschapper kiest. Dan doet Hij een wacht vóór hem en achter
2041 72, 28 | 28. Opdat Hij moge weten dat zij (Zijn
2042 72, 28 | hebben overgebracht. En Hij omvat alles wat met hen
2043 72, 28 | alles wat met hen is - en Hij heeft alles berekend. ~~
2044 73, 9 | 9. Hij is de Heer van het Oosten
2045 73, 19 | een vermaning. Dus moge hij die wil, de weg tot zijn
2046 73, 20 | de maat van dag en nacht. Hij weet, dat gij het niet kunt
2047 73, 20 | volhouden, en daarom heeft Hij Zich in barmhartigheid tot
2048 73, 20 | als u gemakkelijk valt. Hij weet dat er enigen onder
2049 74, 15 | 15. Toch verlangt hij dat Ik hem nog meer zal
2050 74, 16 | 16. Stellig niet; want hij was vijandig tegenover Onze
2051 74, 18 | 18. Ziet! Hij dacht na en hij besloot! ~
2052 74, 18 | 18. Ziet! Hij dacht na en hij besloot! ~
2053 74, 19 | 19. Vervloekt zij hij, hoe besloot hij! ~
2054 74, 19 | Vervloekt zij hij, hoe besloot hij! ~
2055 74, 20 | Nogmaals, vervloekt zij hij! Hoe be sloot hij! ~
2056 74, 20 | vervloekt zij hij! Hoe be sloot hij! ~
2057 74, 21 | 21. Toen keek hij (om zich heen), ~
2058 74, 22 | 22. Daarna fronste hij zijn voorhoofd en keek nors. ~
2059 74, 23 | 23. Dan keerde hij zich om en toonde zich hovaardig.
2060 74, 24 | 24. Hij zeide: "Dit is niets dan
2061 74, 31 | Zo laat Allah dwalen wie Hij wil en leidt wie Hij wil.
2062 74, 31 | wie Hij wil en leidt wie Hij wil. Niemand kent de legerscharen
2063 74, 31 | legerscharen van uw Heer dan Hij. Dit is niets dan een vermaning
2064 74, 56 | trekken tenzij Allah het wil. Hij is Waardig, dat men Hem
2065 74, 56 | dat men Hem vreest, en Hij is de Heer der vergiffenis. ~~
2066 75, 6 | 6. Hij vraagt: "Wanneer is de Dag
2067 75, 13 | onderricht over hetgeen hij vooruitzond of achterliet. ~
2068 75, 15 | 15. Zelfs al biedt hij (zijn) verontschuldigingen
2069 75, 28 | 28. Dan weet hij dat hij scheiden moet. ~
2070 75, 28 | 28. Dan weet hij dat hij scheiden moet. ~
2071 75, 30 | 30. Dan wordt (hij) tot uw Heer gedreven, ~
2072 75, 31 | 31. Want hij (mens) nam de Waarheid niet
2073 75, 31 | Waarheid niet aan, noch bad hij. ~
2074 75, 32 | 32. Doch hij verloochende (de profeet)
2075 75, 33 | 33. Dan ging hij trots naar zijn familie
2076 75, 36 | 36. Denkt de mens dat hij zonder doel zal worden gelaten? ~
2077 75, 37 | 37. Was hij niet een kleine levenskiem
2078 75, 38 | 38. Dan werd hij een klonter bloed daarna
2079 75, 38 | daarna schiep en vervolmaakte Hij hem. ~
2080 75, 39 | Daarvan (de kiem) maakt Hij een paar, man en vrouw. ~
2081 75, 40 | 40. Is Hij dan niet bij machte de doden
2082 76, 1 | een tijdperk geweest toen hij geen vermeldenswaardig ding
2083 76, 3 | hebben hem de weg getoond, hij moge dankbaar of wel ondankbaar
2084 76, 12 | 12. En Hij zal hen voor hun standvastigheid
2085 76, 22 | 22. (Hij zal zeggen): "Dit is uw
2086 76, 31 | 31. Hij laat tot Zijn barmhartigheid
2087 76, 31 | barmhartigheid ingaan wie Hij wil, en voor de onrechtvaardigen
2088 76, 31 | de onrechtvaardigen heeft Hij een pijnlijke straf bereid. ~~
2089 78, 39 | werkelijkheid. Daarom, laat hij die het wil een toevlucht
2090 78, 40 | waarop de mens zal zien wat hij heeft uitgevoerd en (waarop)
2091 79, 17 | 17. "Ga naar Pharao; want hij is opstandig. ~
2092 79, 20 | 20. Toen toonde hij hem (Pharao) het grote teken, ~
2093 79, 23 | 23. En hij (Pharao) verzamelde de zijnen
2094 79, 27 | scheppen dan de hemel die Hij heeft gebouwd? ~
2095 79, 28 | 28. Hij verhief hem hoog en maakte
2096 79, 29 | 29. En Hij maakte de nacht donker en
2097 79, 30 | En ook de aarde spreidde hij uit. ~
2098 79, 31 | 31. Daaruit bracht Hij water en weide voort. ~
2099 79, 32 | 32. En Hij maakte de bergen onwrikbaar. ~
2100 79, 35 | zich zal herinneren hetgeen hij heeft gedaan, ~
2101 80 | 80. Hij Fronsde (Abasa) Geopenbaard
2102 80, 1 | 1. Hij (de profeet) fronste (zijn
2103 80, 3 | weet gij? Misschien wilde hij zich laten louteren. ~
2104 80, 4 | 4. Of hij kon om raad komen, en die
2105 80, 7 | voor aansprakelijk zijt als hij zich niet loutert. ~
2106 80, 8 | 8. Maar hij die zich tot u haast, ~
2107 80, 17 | mens! Hoe ondankbaar is hij! ~
2108 80, 18 | 18. Waaruit heeft Hij hem geschapen? ~
2109 80, 19 | kleine levenskiem schept Hij hem en stelt zijn verhoudingen
2110 80, 20 | 20. Dan effent Hij de weg voor hem, ~
2111 80, 21 | 21. Dan doet Hij hem sterven en geeft hem
2112 80, 22 | 22. Dan, wanneer Hij wil, zal Hij hem weer opwekken.
2113 80, 22 | Dan, wanneer Hij wil, zal Hij hem weer opwekken.
2114 80, 23 | 23. Neen, hij heeft hetgeen Hij hem gebood,
2115 80, 23 | Neen, hij heeft hetgeen Hij hem gebood, niet volbracht. ~
2116 81, 23 | 23. En hij zag hem (Gabriël) aan de
2117 81, 24 | 24. En hij is geen vrek wat het onzienlijke
2118 82, 8 | 8. Hij heeft u gevormd in een vorm,
2119 83, 27 | 27. En hij zal vermengd worden met
2120 84, 8 | 8. Hij zal waarlijk een gemakkelijke
2121 84, 10 | 10. Maar hij, wie het boek achter zijn
2122 84, 11 | 11. Hij zal vernietiging wensen ~
2123 84, 13 | 13. Voorzeker, hij was bij de zijnen gelukkig, ~
2124 84, 14 | En dacht inderdaad dat hij nooit zou terugkeren.
2125 85, 3 | getuige en hetgeen waarover hij getuigenis aflegt. ~
2126 85, 13 | 13. Hij is het Die schept en weder
2127 85, 14 | 14. En Hij is de Vergevende, de Liefderijke; ~
2128 85, 16 | 16. Uitvoerder van wat Hij wil. ~
2129 86, 5 | derhalve overwegen waaruit hij geschapen werd. ~
2130 86, 6 | 6. Hij werd uit een stromende vloeistof
2131 86, 8 | 8. Voorzeker, Hij kan hem (tot het leven)
2132 86, 10 | 10. Dan zal hij geen kracht en geen helper
2133 87, 7 | wat Allah wil - Voorwaar, Hij kent het openlijke en het
2134 87, 10 | 10. Hij die vreest zal er lering
2135 87, 13 | 13. Waarin hij noch sterven noch leven
2136 87, 14 | Voorzeker, geslaagd is hij die zich loutert. ~
2137 88, 23 | 23. Maar hij die zich afwendt en niet
2138 89, 15 | gunsten te bewijzen, dan zegt hij: "Mijn Heer heeft mij geëerd." ~
2139 89, 16 | 16. Maar wanneer Hij hem beproeft door hem in
2140 89, 16 | levensonderhoud te beperken, zegt hij: "Mijn Heer heeft mij onteerd."
2141 89, 24 | 24. Hij zal zeggen: "o had ik (vroeger),
2142 89, 25 | 25. Niemand straft zoals Hij op die Dag zal straffen. ~
2143 89, 26 | Noch boeit iemand zoals Hij zal boeien. ~
2144 90, 3 | En bij de vader en wat hij verwekte. ~
2145 90, 5 | 5. Denkt hij dat niemand macht over hem
2146 90, 6 | 6. Hij zegt: "Ik heb veel rijkdommen
2147 90, 7 | 7. Denkt hij dat niemand hem ziet? ~
2148 90, 11 | 11. Maar hij besteeg de heuvel niet. ~
2149 90, 17 | 17. Bovendien behoort hij (die dit doet) tot hen,
2150 91, 3 | 3. En bij de dag wanneer hij dezs onthult ~
2151 91, 4 | En bij de nacht, wanneer hij haar bedekt, ~
2152 91, 8 | 8. Hij openbaarde haar wat slecht
2153 91, 9 | 9. Voorwaar, geslaagd is hij die haar loutert ~
2154 91, 10 | 10. En voorzeker hij gaat te gronde die haar
2155 91, 15 | 15. En Hij vreest de gevolgen hiervan
2156 92, 1 | 1. Bij de nacht als hij bedekt. ~
2157 92, 2 | 2. En bij de dag wanneer hij schittert, ~
2158 92, 8 | 8. Maar hij, die vrekkig en onverschillig
2159 92, 11 | 11. Wanneer hij te gronde gaat zullen zijn
2160 92, 19 | een gunst bewezen waarvoor hij moet worden beloond. ~
2161 92, 20 | 20. Maar hij die het welbehagen zoekt
2162 92, 21 | 21. Weldra zal hij tevreden zijn. ~~
2163 93, 3 | u niet verlaten, noch is Hij mishaagd over u. ~
2164 93, 6 | 6. Vond Hij u niet als wees, en beschermde
2165 93, 7 | 7. En vond Hij u niet zoekende en leidde
2166 93, 7 | niet zoekende en leidde Hij u? ~
2167 93, 8 | 8. En vond Hij u niet in armoede en verrijkte
2168 96, 5 | 5. Hij leerde aan de mens datgene
2169 96, 7 | 7. Omdat hij zich onafhankelijk denkt. ~
2170 96, 11 | 11. Zeg mij, als hij de leiding volgt, ~
2171 96, 13 | 13. Zeg mij, indien hij (de Waarheid) verloochent
2172 96, 14 | 14. Weet hij niet dat Allah alles ziet? ~
2173 96, 15 | 15. Neen, wanneer hij niet ophoudt, zullen Wij
2174 96, 17 | 17. Laat hij dan zijn raadgevers bij
2175 100, 7 | 7. En waarlijk, hij is daar zelf getuige van. ~
2176 100, 8 | 8. En voorzeker, hij heeft een hevige begeerte
2177 101, 6 | 6. Dan zal hij, wiens schalen zwaar zijn, ~
2178 101, 8 | 8. Doch hij, wiens schalen licht zijn, ~
2179 104, 4 | 4. Neen, hij zal zeker in het Verterende
2180 105, 2 | 2. Heeft Hij hun plannen niet teniet
2181 105, 3 | 3. Zond Hij geen zwermen vogels op hen
2182 107, 3 | 3. Hij wekt anderen niet op de
2183 110, 3 | vergiffenis van Hem; voorzeker Hij is Berouwaanvaardend. ~~
2184 111, 3 | 3. Weldra zal hij in een laaiend Vuur branden. ~
2185 112, 3 | 3. Hij verwekte niet, noch werd
2186 112, 3 | verwekte niet, noch werd Hij verwekt. ~
2187 113, 2 | Tegen het kwade van wat Hij heeft geschapen ~
2188 114, 4 | 4. Opdat Hij mij bevrijde van het kwade
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2188 |