Sura, Verse
1 2, 133| gij na mij aanbidden?" Zij antwoordden: "Wij zullen uw God aanbidden,
2 3, 52 | van Allah?" De discipelen antwoordden: "Wij zijn de helpers van
3 3, 81 | Mijn verbond aanvaard?" Zij antwoordden: "Wij bekrachtigen het."
4 3, 173| vermeerderde dit hun geloof en zij antwoordden: "Allah is ons genoeg en
5 7, 23 | 23. Zij antwoordden: "Onze Heer, wij hebben
6 7, 60 | De leiders van zijn volk antwoordden: "Wij zien dat gij in openlijke
7 7, 75 | Heer gezondene is?" Zij antwoordden: "Wij geloven voorzeker
8 7, 88 | volk die aanmatigend waren, antwoordden: "Wij zullen u, o Shoaib,
9 7, 125| 125. Zij antwoordden: "Wij zullen voorzeker naar
10 7, 129| 129. Zij antwoordden: "Wij werden vervolgd, voordat
11 7, 172| Ben ik uw Heer niet?" antwoordden zij: "Ja, wij getuigen"
12 10, 78 | 78. Zij antwoordden: "Zijt gij tot ons gekomen,
13 10, 85 | 85. En zij antwoordden: "Wij leggen ons vertrouwen
14 11, 27 | ongelovigen onder zijn volk antwoordden: "Wij zien in u slechts
15 11, 32 | 32. Zij antwoordden: "O Noach, gij hebt inderdaad
16 11, 79 | 79. Zij antwoordden: "Gij weet wel, dat wij
17 11, 87 | 87. Zij antwoordden: "O Shoaib, beveelt uw gebed,
18 11, 91 | 91. Zij antwoordden: "O, Shoaib, wij begrijpen
19 12, 44 | 44. Zij antwoordden: "Het zijn verwarde dromen
20 12, 61 | 61. Zij antwoordden: "Wij zullen trachten zijn
21 12, 73 | 73. Zij antwoordden: "Bij Allah, gij weet goed,
22 12, 75 | 75. Zij antwoordden: "De straf er voor zal zijn:
23 12, 91 | 91. Zij antwoordden: "Bij Allah, waarlijk Allah
24 12, 95 | 95. Zij antwoordden: "Bij Allah, gij houdt zeker
25 12, 97 | 97. Zij antwoordden: "O, onze vader, vraag voor
26 14, 10 | 10. Hun boodschappers antwoordden: "Bestaat er twijfel over
27 20, 45 | 45. Zij antwoordden: "Onze Heer, wij vrezen
28 20, 87 | 87. Zij antwoordden: "Wij hebben niet uit eigen
29 20, 91 | 91. Zij antwoordden: "Wij zullen in geen geval
30 21, 14 | 14. Zij antwoordden: "Wee ons, voorzeker, wij
31 21, 53 | 53. Antwoordden zij: "Wij vonden dat onze
32 26, 50 | 50. Zij antwoordden: "Dat geeft niet; wij zullen
33 26, 74 | 74. Zij antwoordden: "Maar wij vonden dat onze
34 26, 111| 111. Zij antwoordden: "Zullen wij u geloven terwijl
35 26, 136| 136. Zij antwoordden: "Het is ons hetzelfde of
36 27, 33 | 33. Zij antwoordden: "Wij hebben de macht en
37 27, 47 | 47. Zij antwoordden: "Wij voorzien kwaad wegens
38 28, 23 | haar: "Wat scheelt u?" Zij antwoordden: "Wij kunnen niet drenken,
39 36, 15 | 15. Zij (de bewoners) antwoordden: "Gij zijt slechts mensen
40 36, 19 | 19. Zij antwoordden: "Uw onheil is bij u. Zegt
41 51, 32 | 32. Zij antwoordden: "Wij zijn naar een schuldig
42 61, 14 | van Allah?" De discipelen antwoordden: "Wij zijn Allah's helpers!"
|