Sura, Verse
1 2, 25 | tijding, dat er tuinen (het paradijs) voor hen zijn, waardoorheen
2 3, 133| vergiffenis van uw Heer en om het paradijs, welks uitgestrektheid de
3 3, 142| Denkt gij, dat gij het paradijs moogt binnengaan, terwijl
4 6, 127| het Huis van Vrede (het Paradijs) bij hun Heer en Hij is
5 7, 27 | zoals hij uw ouders uit het paradijs verdreef en hen van hun
6 7, 40 | noch zullen zij in het paradijs komen; eer zou een kameel
7 7, 42 | zullen de bewoners van het paradijs zijn, zij zullen daarin
8 7, 43 | toegeroepen: "Dit is het paradijs, dat u als erfdeel is gegeven,
9 7, 44 | 44. De bewoners van het paradijs zullen naar de bewoners
10 7, 46 | tot de bewoners van het paradijs roepen: "Vrede zij over
11 7, 46 | over u.'' Dezen zullen het paradijs nog niet zijn binnengegaan,
12 7, 49 | zou schenken? "Gaat het paradijs binnen, er zal geen vrees
13 7, 50 | tot de bewoners van het paradijs roepen: "Giet wat water
14 9, 111| gekocht in ruil voor het paradijs - zij vechten voor de zaak
15 10, 26 | zullen de bewoners van het paradijs zijn, zij zullen daarin
16 18, 107| zullen de tuinen van het Paradijs tot onthaal hebben. ~
17 19, 60 | werken verrichten, zullen het paradijs binnengaan en zij zullen
18 19, 63 | 63. Aldus is het paradijs dat Wij als erfenis geven
19 23, 11 | 11. Die het paradijs zullen erven. Zij zullen
20 25, 24 | 24. De bewoners van het paradijs zullen op die Dag er beter
21 25, 75 | de hoogste plaats (in het paradijs) - omdat zij standvastig
22 26, 90 | 90. En het paradijs zal nabij worden gebracht
23 29, 58 | verheven woningen van het paradijs waarin rivieren stromen.
24 36, 26 | Er werd gezegd: "Ga het paradijs binnen." Hij riep uit: "
25 40, 40 | vrouw, en gelovig is zal het paradijs binnengaan; daarin zullen
26 41, 30 | maar verheugt u over het paradijs dat u wordt beloofd. ~
27 42, 7 | is. Een deel zal in het paradijs zijn, en een ander deel
28 42, 22 | zullen in de tuinen van het paradijs zijn. Zij zullen bij hun
29 43, 70 | 70. Gaat het paradijs binnen, gji en uw echtgenoten,
30 46, 14 | zijn de bewoners van het paradijs: zij zullen daarin vertoeven
31 46, 16 | tot de bewoners van het paradijs, volgens de ware belofte
32 47, 6 | 6. En hen in het paradijs, dat Hij hun heeft bekend
33 47, 12 | goede werken doen in het paradijs toelaten, waardoorheen rivieren
34 47, 15 | 15. Het beeld van het paradijs dat aan de godvruchtigen
35 57, 21 | verkrijgen) en voor het paradijs, waarvan de breedte gelijk
36 59, 20 | Vuur en de bewoners van het paradijs zijn niet gelijk: de bewoners
37 59, 20 | gelijk: de bewoners van het paradijs zullen slagen. ~
38 66, 11 | mij een huis bij U in het Paradijs, verlos mij van Pharao en
39 79, 41 | 41. Zal het paradijs zeker zijn verblijf zijn. ~
40 81, 13 | 13. En wanneer het paradijs nabij wordt gebracht, ~
41 89, 30 | 30. En ga Mijn paradijs binnen. ~~
|