Sura, Verse
1 2, 58| 58. En toen Wij zeiden: "Gaat
2 3, 58| 58. Dat is hetgeen Wij u van
3 4, 58| 58. Voorwaar, Allah gebiedt
4 5, 58| 58. En zij die, wanneer gij
5 6, 58| 58. Zeg: "Als hetgeen gij verhaast
6 7, 58| 58. En het goede land - de
7 8, 58| 58. En als gij ontrouw van
8 9, 58| 58. Er zijn onder hen die u
9 10, 58| 58. Zeg: "Dit alles is door
10 11, 58| 58. En toen Ons gebod kwam,
11 12, 58| 58. En Jozefs broeders kwamen
12 15, 58| 58. Zij zeiden: "Wij zijn naar
13 16, 58| 58. En wanneer aan één hunner (
14 17, 58| 58. Er is geen stad of Wij
15 18, 58| 58. Doch uw Heer is Vergevensgezind,
16 19, 58| 58. Dezen zijn het over wie
17 20, 58| 58. "Voorzeker, wij zullen
18 21, 58| 58. Alsdan brak hij ze in stukken,
19 22, 58| 58. Degenen die hun huizen
20 23, 58| 58. En degenen die geloven
21 24, 58| 58. O gij die gelooft, laten
22 25, 58| 58. En stel uw vertrouwen in
23 26, 58| 58. En schatten en voortreffelijke
24 27, 58| 58. En Wij deden een regen
25 28, 58| 58. En hoeveel steden hebben
26 29, 58| 58. Zij, die geloven en goede
27 30, 58| 58. Waarlijk, Wij hebben in
28 33, 58| 58. En zij, die gelovige mannen
29 36, 58| 58. Het woord van de Genadevolle
30 37, 58| 58. Zullen wij niet sterven, ~
31 38, 58| 58. En meer dergelijke van
32 39, 58| 58. Of opdat zij de straf ziende,
33 40, 58| 58. De blinden en de zienden
34 43, 58| 58. En zij roepen: "Zijn onze
35 44, 58| 58. Wij hebben hem (de Koran)
36 51, 58| 58. Voorzeker, Allah is de
37 53, 58| 58. Niemand behalve Allah kan
38 55, 58| 58. Als waren zij robijnen
39 56, 58| 58. Zeg mij wat gij verwekt, ~
40 58 | 58. De Vrouw die Pleidt (Al-Modjaadalah) ~
|