Sura, Verse
1 2, 35 | met uw gade in de tuin en eet overvloedig, waar gij ook
2 2, 57 | en kwartels, (zeggende): "Eet van de goede dingen, waarmede
3 2, 58 | zeiden: "Gaat in deze stad en eet er overvloedig, waar gij
4 2, 60 | zijn drinkplaats kende. Eet en drinkt van wat Allah
5 2, 168| 168. O gij mensen, eet van hetgeen geoorloofd en
6 2, 172| 172. O gij die gelooft, eet van de goede dingen, waarmede
7 2, 187| Allah u heeft verordend; en eet en drinkt, totdat bij de
8 5, 4 | Allah u heeft onderwezen. Eet dus van hetgeen zij voor
9 5, 88 | 88. En eet wat goed en geoorloofd is
10 6, 118| 118. Eet daarom van hetgeen waarover
11 6, 121| 121. En eet niet van hetgeen, waarover
12 6, 141| gelijke en ongelijke soort. Eet de vruchten ervan wanneer
13 6, 142| vee lastvee en slachtvee. Eet van hetgeen Allah u heeft
14 7, 19 | met uw vrouw in de tuin en eet, wat gij wilt, maar nadert
15 7, 31 | gelegenheid van aanbidding en eet en drinkt, maar verkwist
16 7, 160| kwartels voor hen neder. "Eet van de goede dingen, waarmede
17 7, 161| Woont in deze stad en eet ervan waar gij ook wilt
18 8, 69 | 69. Eet van de buit die gij ontvangt
19 16, 69 | 69. "Eet dan van alle soorten vruchten
20 16, 114| 114. Eet daarom van de wettige goede
21 19, 26 | 26. "Eet en drink en koel uw oog.
22 20, 54 | 54. (Zeggende): "eet hiervan en weidt uw vee."
23 20, 81 | 81. "Eet van de goede dingen die
24 22, 28 | Hij hen heeft voorzien. Eet dan daarvan en spijzigt
25 22, 36 | ze op hun zij neervallen, eet er van en voedt de rijken
26 23, 19 | overvloedig fruit hebt; en gij eet daarvan. ~
27 23, 21 | voordelen van en eveneens eet gij er van. ~
28 23, 33 | een mens, zoals gij. Hij eet van hetgeengij eet en drinkt
29 23, 33 | Hij eet van hetgeengij eet en drinkt van hetgeen gij
30 23, 51 | 51. O gij boodschappers, eet van hetgeen rein is en verricht
31 24, 61 | dat gij in uw eigen huizen eet of in de huizen van uw broeders,
32 24, 61 | tezamen of afzonderlijk eet. Wanneer gij de huizen betreedt
33 34, 15 | linkerhand; er werd gezegd: "Eet van de spijzen van uw Heer
34 35, 12 | zout en bitter. En uit elk eet gij vlees en vindt gij sieraden
35 37, 91 | goden en zeide: "Waarom eet gij niet, ~
36 52, 19 | 19. Eet en drinkt met genoegen wegens
37 69, 24 | 24. "Eet en drinkt smakelijk als
38 77, 43 | 43. (Men zal zeggen): "Eet en drinkt met smaak als
39 77, 46 | 46. "Eet en vermaakt u een poosje (
|