Sura, Verse
1 2, 49 | 49. En toen Wij u redden van Pharao's volk, dat u
2 2, 50 | zee voor u spleten en u redden en Pharao's volk lieten
3 7, 64 | zij verloochenden hem; Wij redden hem en degenen die met hem
4 7, 72 | 72. En Wij redden hem en degenen, die met
5 7, 83 | 83. Wij redden hem en zijn familie, met
6 7, 165| zij de vermaning vergaten redden Wij degenen die het kwade
7 10, 73 | verloochenden hem; daarom redden Wij hem en degenen die met
8 10, 92 | Heden zullen Wij uw lichaam redden, opdat gij een teken moogt
9 10, 103| 103. Dan redden Wij Onze boodschappers en
10 10, 103| aan Ons, de gelovigen te redden. ~
11 11, 58 | En toen Ons gebod kwam, redden Wij Hoed en de gelovigen
12 11, 66 | En toen Ons gebod kwam, redden Wij Salih en met hem de
13 11, 66 | Onze barmhartigheid en Wij redden hen van de schande van die
14 11, 94 | En toen Ons gebod kwam, redden Wij Shoaib en met hem de
15 11, 116| die Wij uit hun midden redden? Maar de onrechtvaardigen
16 15, 59 | betreft, hen zullen Wij allen redden." ~
17 19, 72 | zullen Wij de rechtvaardigen redden en de bozen op hun knieën
18 21, 9 | hen Onze belofte, en Wij redden hen en degenen die Wij wilden;
19 21, 71 | 71. En Wij redden hem en Lot en voerden hen
20 21, 76 | verhoorden Wij zijn gebed en redden hem en zijn gezin uit de
21 26, 65 | 65. En Wij redden Mozes en allen die met hem
22 26, 119| 119. Daarom redden Wij hem en degenen die met
23 26, 170| 170. Daarom redden Wij hem en zijn hele gezin. ~
24 27, 53 | 53. En Wij redden hen die geloofden en godvrezend
25 27, 57 | 57. Daarom redden Wij hem en zijn familie
26 29, 15 | 15. Maar Wij redden hem en de deelgenoten der
27 29, 33 | wij zullen u en uw familie redden, behalve uw vrouw die tot
28 36, 23 | baten noch kunnen zij mij redden. ~
29 37, 76 | 76. Wij redden hem en zijn familie uit
30 37, 115| 115. En Wij redden hen beiden en hun volk uit
31 37, 134| hem en zijn familieleden redden, ~
32 39, 19 | bevestigd, en die in het Vuur is redden? ~
33 39, 61 | godvruchtigen vanwege hun geloof redden. Geen kwaad zal over hen
34 41, 18 | 18. En Wij redden de gelovigen, die godvruchtig
35 44, 30 | 30. En zo redden Wij de kinderen van Israël
36 61, 10 | over een handel die u zal redden van een pijnlijke straf? ~
37 70, 14 | op aarde zijn, om zich te redden. ~
|