Sura, Verse
1 2, 88 | Allah heeft hen vanwege hun ongeloof vervloekt. Weinig is derhalve
2 2, 93 | van het kalf, wegens hun ongeloof. Zeg: "Slecht is hetgeen
3 2, 108| werd ondervraagd? Maar wie ongeloof in ruil neemt voor geloof,
4 3, 52 | Jezus hun (der Israëlieten) ongeloof bemerkte, zeide hij: "Wie
5 3, 80 | te aanvaarden. Zou hij u ongeloof bevelen, nadat gij Moslims
6 3, 90 | hebben geloofd en dan in ongeloof toenemen: hun berouw zal
7 3, 167| die dag dichter bij het ongeloof dan bij het geloof. Zij
8 3, 176| laat degenen, die vlug tot ongeloof vervallen, u niet verdrieten;
9 3, 177| Waarlijk, degenen die het ongeloof hebben aanvaard in ruil
10 4, 46 | Allah heeft hen wegens hun ongeloof vervloekt, zij geloven dus
11 4, 137| wederom verwerpen en daarna in ongeloof toenemen, hen zal Allah
12 4, 155| Allah heeft deze wegens hun ongeloof verzegeld, derhalve geloven
13 4, 156| 156. Om hun ongeloof en het uiten van een kwaadaardige
14 5, 41 | die gemakkelijk in het ongeloof vervallen u niet verdrieten,
15 5, 61 | geloven," terwijl zij met ongeloof binnenkomen en er mee heengaan
16 5, 64 | hunner in opstandigheid en ongeloof doen toenemen. En Wij hebben
17 5, 68 | hunner in opstandigheid en ongeloof doen toenemen; treurt derhalve
18 9, 12 | bestrijdt dan de leiders van het ongeloof - waarlijk, hun eden zijn
19 9, 17 | onderhouden, terwijl zij van ongeloof tegen zichzelf getuigen.
20 9, 23 | niet tot vrienden als zij ongeloof boven geloof verkiezen.
21 9, 37 | is een toevoeging aan het ongeloof. Degenen, die niet geloven
22 9, 97 | zijn de hardnekkigsten in ongeloof en huichelarij en het meest
23 9, 107| gebouwd om te schaden, om het ongeloof (te verbreiden) en om een
24 16, 106| en zijn hart voor het ongeloof opent, op hem rust Allah'
25 17, 69 | en u verdrinken wegens uw ongeloof, zodat gij daarin geen helper
26 18, 80 | door zijn opstandigheid en ongeloof." ~
27 18, 106| hun beloning wegens hun ongeloof en de spot die zij met Mijn
28 26, 200| 200. Zo hebben Wij het (ongeloof) in de harten der zondaren
29 30, 44 | Hij die verwerpt, zijn ongeloof zal tegen hem zijn, en zij
30 31, 23 | die niet geloven, laat hun ongeloof u niet verdrieten. Tot Ons
31 35, 39 | Hij die niet gelooft, zijn ongeloof zal tegen hem zijn en het
32 35, 39 | zal tegen hem zijn en het ongeloof der ongelovigen doet hen
33 35, 39 | ogen van hun Heer, en het ongeloof der ongelovigen doet hen
34 39, 8 | leiden. Zeg: "Geniet door uw ongeloof voor een wijle, gij behoort
35 49, 7 | dierbaar en schoon gemaakt, en ongeloof, buitensporigheid en ongehoorzaamheid
36 71, 7 | kleren, volhardden (in hun ongeloof) en gedroegen zich laatdunkend. ~
|