Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
wierp 6
wierpen 9
wierpt 2
wij 1890
wijd 4
wijde 1
wijdingen 3
Frequency    [«  »]
2188 hij
2162 u
1996 in
1890 wij
1642 niet
1579 hen
1522 voor

Koran

IntraText - Concordances

wij

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1890

                                                     bold = Main text
     Sura, Verse                                     grey = Comment text
1 Voo | Allahs hulp overwonnen. ~Wij hopen dat de lezers door 2 Voo | oorspronkelijke tekst. ~Wij hebben echter steeds getracht 3 Voo | niet altijd gelukt. Moesten wij kiezen tussen fraai Nederlands 4 Voo | van de tekst, dan hebben wij ons aan de letterlijke vertaling 5 Voo | teloor te gaan, dan hebben wij ons van een omschrijving 6 Voo | worden uitgelegd, daar hebben wij getracht deze mogelijkheid 7 Voo | te brengen . Soms hebben wij ter verduidelijking een 8 Voo | betekenis hebben, hebben wij vertaald met een Nederlands 9 Voo | voorkomen. Na rijp beraad hebben wij; de meest begrijpelijke 10 Voo | begrijpelijke vorm gekozen, d.w.z. wij hebben de woorden phonetisch 11 Voo | enkeling begrijpelijk zijn. Wij hebben getracht zoveel mogelijk 12 Voo | Stijl van de Heilige Koran~Wij willen de aandacht van de 13 Voo | Verzoek aan de lezers~Wij zullen de lezers zeer verplicht 14 Voo | Onze medewerkers~Voordat wij dit voorwoord beëindigen, 15 Voo | voorwoord beëindigen, willen wij onze Nederlandse medewerkers 16 Voo | betuigen. Bijzondere dank menen wij verschuldigd te zijn aan 17 1, 5 | 5. U alleen aanbidden wij en U alleen smeken wij om 18 1, 5 | aanbidden wij en U alleen smeken wij om hulp. ~ 19 2, 3 | die weldoen met hetgeen Wij hun hebben geschonken. ~ 20 2, 8 | zijn mensen, die zeggen: "Wij geloven in Allah en in de 21 2, 11 | aarde aan" dan zeggen zij: "Wij zijn slechts vredestichters". ~ 22 2, 13 | geloven", zeggen zij: "Zullen wij geloven, zoals de dwazen 23 2, 14 | ontmoeten, zeggen zij: "Wij geloven", doch wanneer zij 24 2, 14 | leiders gaan, zeggen zij: "Wij zijn waarlijk met u, wij 25 2, 14 | Wij zijn waarlijk met u, wij spotten slechts (met hen)." ~ 26 2, 23 | twijfel zijt omtrent hetgeen Wij aan Onze dienaar hebben 27 2, 30 | bloed zal vergieten, terwijl wij U verheerlijken met de lof 28 2, 32 | zeiden: "Heilig zijt Gij. Wij bezitten geen kennis, buiten 29 2, 34 | 34. En toen Wij tot de engelen zeiden: " 30 2, 35 | 35. En Wij zeiden: "O Adam, verblijf 31 2, 36 | waarin zij zich bevonden. En Wij zeiden: "Gaat heen - gij 32 2, 38 | 38. Wij zeiden: "Gaat allen weg 33 2, 49 | 49. En toen Wij u redden van Pharao's volk, 34 2, 50 | 50. En toen Wij de zee voor u spleten en 35 2, 51 | 51. En toen Wij met Mozes een tijd afspraken 36 2, 52 | 52. Daarna vergaven Wij u, opdat gij dankbaar zoudt 37 2, 53 | 53. En toen gaven Wij Mozes het Boek en het oordeel 38 2, 55 | toen gij zeidet: "O Mozes, wij zullen u geenszins geloven, 39 2, 55 | geenszins geloven, totdat wij Allah van aangezicht tot 40 2, 56 | 56. Toen deden Wij u verrijzen na uw dood, 41 2, 57 | 57. En Wij deden de wolken een schaduw 42 2, 57 | de goede dingen, waarmede Wij u hebben voorzien." Zij 43 2, 58 | 58. En toen Wij zeiden: "Gaat in deze stad 44 2, 58 | en vraagt om vergiffenis. Wij zullen u uw fouten vergeven 45 2, 58 | u uw fouten vergeven en Wij zullen meer geven aan degenen, 46 2, 59 | gesproken was. Daarom zonden Wij over de onrechtvaardigen 47 2, 60 | voor zijn volk bad zeiden Wij: "Sla op de rots met uw 48 2, 61 | toen gij zeidet: "O Mozes, wij verdragen niet langer één 49 2, 63 | 63. En toen Wij een verbond met u aangingen 50 2, 63 | boven u verhieven, zeiden Wij: "Houdt vast, wat Wij u 51 2, 63 | zeiden Wij: "Houdt vast, wat Wij u hebben gegeven en bedenkt 52 2, 65 | overtraden. Alzo zeiden Wij tot hen: "Weest verachte 53 2, 66 | 66. Zo maakten Wij hen tot een voorbeeld voor 54 2, 70 | als Allah het wil, zullen wij juist worden geleid." ~ 55 2, 73 | 73. Toen zeiden Wij: "Treft hem (de moordenaar) 56 2, 76 | gelovigen ontmoeten zeggen zij: "Wij geloven" en wanneer zij 57 2, 83 | 83. En toen Wij een verbond sloten met de 58 2, 83 | kinderen Israëls, zeiden Wij, dat gij niemand zult aanbidden, 59 2, 84 | 84. En toen Wij een verbond met u sloten: " 60 2, 87 | 87. Voorwaar, Wij gaven Mozes het Boek en 61 2, 87 | zijn voetsporen volgen. En Wij gaven aan Jezus, zoon van 62 2, 91 | geopenbaard," zeggen zij: "Wij geloven slechts in hetgeen 63 2, 93 | 93. En toen Wij een verbond met U sloten 64 2, 93 | Houdt stevig vast, hetgeen Wij u gegeven hebben en luistert," 65 2, 93 | luistert," zeiden zij: "Wij horen, maar wij gehoorzamen 66 2, 93 | zeiden zij: "Wij horen, maar wij gehoorzamen niet"; hun hart 67 2, 99 | 99. En Wij hebben u voorzeker duidelijke 68 2, 102| voordat zij hadden gezegd: "Wij zijn slechts een beproeving; 69 2, 106| 106. Welk teken Wij ook opheffen of doen vergeten, 70 2, 106| vergeten, daarvoor brengen Wij betere of daaraan gelijke. 71 2, 118| zijn aan elkander gelijk. Wij hebben de tekenen voorzeker 72 2, 119| 119. Voorzeker Wij hebben u als drager van 73 2, 121| 121. Zij, wie Wij het Boek hebben gegeven, 74 2, 125| 125. En toen Wij het Huis tot een plaats 75 2, 125| een plaats voor gebed". En Wij geboden Abraham en Ismaël, 76 2, 130| zichzelf handelt? Voorzeker, Wij hebben hem in deze wereld 77 2, 133| aanbidden?" Zij antwoordden: "Wij zullen uw God aanbidden, 78 2, 133| enige God, aan Hem zijn wij onderworpen". ~ 79 2, 136| 136. Zegt: "Wij geloven in Allah en in hetgeen 80 2, 136| werd gegeven door hun Heer. Wij maken geen onderscheid tussen 81 2, 136| hen en aan Hem onderwerpen wij ons. ~ 82 2, 138| Allah? Hem alleen aanbidden wij. ~ 83 2, 139| werken. En Hem alleen zijn wij oprecht toegewijd. ~ 84 2, 143| 143. En zo hebben Wij u tot een verheven volk 85 2, 143| een getuige tegenover u. Wij bepaalden de Qiblah, die 86 2, 143| gij volgdet slechts, opdat Wij hem, die de gezant van Allah 87 2, 144| 144. Waarlijk, Wij zien uw aangezicht zich 88 2, 144| hemel wenden, daarom zullen Wij u tot beheerder maken van 89 2, 146| 146. Degenen aan wie Wij het Boek hebben gegeven 90 2, 151| 151. Omdat Wij uit uw midden een boodschapper 91 2, 155| 155. En Wij zullen u een weinig beproeven 92 2, 156| achterhaalt, zeggen: "Voorzeker, wij zijn van Allah en tot Hem 93 2, 156| Allah en tot Hem zullen wij wederkeren". ~ 94 2, 159| Voorzeker, degenen, die hetgeen Wij aan tekenen en leiding hebben 95 2, 159| nedergezonden, verbergen, nadat Wij zein het Boek aan de mensen 96 2, 167| volgelingen zeggen: "Indien wij slechts terug konden keren, 97 2, 167| terug konden keren, zouden wij hen verzaken, zoals zij 98 2, 170| geopenbaard", zeggen zij: "Neen, wij zullen datgene volgen, wat 99 2, 170| zullen datgene volgen, wat wij onze vaderen zagen volgen". 100 2, 172| de goede dingen, waarmede Wij u hebben voorzien en dankt 101 2, 211| hoeveel duidelijke tekenen Wij hun hebben gegeven. Maar 102 2, 246| ons een koning aan, opdat wij ter wille van Allah kunnen 103 2, 246| zeiden: "Welke reden hebben wij om ons van het vechten voor 104 2, 246| willen onthouden, wanneer wij van onze huizen en onze 105 2, 247| over ons regeren, terwijl wij meer recht op heerschappij 106 2, 249| gelovigen met hem - zeiden zij: "Wij hebben vandaag geen macht 107 2, 252| zijn de tekenen van Allah. Wij dragen ze u voor naar waarheid. 108 2, 253| deze boodschappers hebbell wij sommigen boven anderen verheven; 109 2, 253| verhief Hij in rang. En Wij gaven Jezus, zoon van Maria 110 2, 254| gelooft, geeft van hetgeen Wij u hebben geschonken, voordat 111 2, 259| uw ezel; (dit is) opdat Wij u tot een teken voor de 112 2, 259| kijk naar de beenderen, hoe Wij ze in elkaar zetten en ze 113 2, 267| verdiend en van hetgeen Wij voor u uit de aarde voortbrengen 114 2, 285| boodschappers, zeggende: "Wij maken geen verschil tussen 115 2, 285| boodschappers"; en zij zeggen: "Wij hebben gehoord en gehoorzaamd, 116 2, 285| gehoord en gehoorzaamd, Heer, wij vragen U vergiffenis en 117 2, 286| Heer, straf ons niet als wij vergeten of een fout hebben 118 2, 286| niet met datgene, waarvoor wij de kracht niet hebben (het 119 3, 7 | in kennis, die zeggen: "Wij geloven er in; het geheel 120 3, 16 | Onze Heer, voorzeker hebben wij geloofd, vergeef ons daarom 121 3, 25 | zal het dan zijn, wanneer Wij hen verzamelen op de Dag, 122 3, 44 | tijdingen van het ongeziene, die wij u openbaren. En gij waart 123 3, 52 | discipelen antwoordden: "Wij zijn de helpers van Allah. 124 3, 52 | zijn de helpers van Allah. Wij geloven in Allah. En getuigt 125 3, 52 | Allah. En getuigt gij dat wij Moslims zijn." ~ 126 3, 53 | 53. "Onze Heer, wij geloven in hetgeen Gij hebt 127 3, 58 | 58. Dat is hetgeen Wij u van de tekenen en de wijze 128 3, 64 | komt tot één woord, waarin wij met elkander overeenstemmen: 129 3, 64 | elkander overeenstemmen: dat wij niemand dan Allah aanbidden 130 3, 64 | dan Allah aanbidden en dat wij niets met Hem vereenzelvigen 131 3, 64 | zegt dan: "Getuigt, dat wij Moslims zijn." ~ 132 3, 75 | zij (de Joden) zeggen: "Wij zijn niet aansprakelijk 133 3, 81 | aanvaard?" Zij antwoordden: "Wij bekrachtigen het." Hij zeide: " 134 3, 84 | 84. Zeg: "Wij geloven in Allah en in hetgeen 135 3, 84 | door hun Heer werd gegeven. Wij maken geen onderscheid tussen 136 3, 84 | Aan Hem alleen onderwerpen wij ons. ~ 137 3, 108| tekenen van Allah welke wij u naar waarheid voordragen; 138 3, 118| innerlijk verbergt is nog erger. Wij hebben u onze geboden duidelijk 139 3, 119| u ontmoeten zeggen zij: "Wij geloven." maar wanneer zij 140 3, 140| overkomen. Zulke dagen laten Wij onder de mensen wisselen, 141 3, 145| tegenwoordige wereld wenst, zullen Wij er van geven; en wie de 142 3, 145| Hiernamaals wenst, hem zullen Wij daar van geven en Wij zullen 143 3, 145| zullen Wij daar van geven en Wij zullen de dankbaren gewis 144 3, 151| 151. Wij zullen de harten der ongelovigen 145 3, 154| koesterden. Zij zeiden: "Hebben wij iets met de zaak uit te 146 3, 154| handen was geweest zouden wij hier niet hebben moeten 147 3, 167| verdedigt u." Zij zeiden: "Als wij wisten dat het vechten was, 148 3, 167| het vechten was, zouden wij u zeker hebben gevolgd." 149 3, 178| denken dat het uitstel, dat Wij hun geven, goed voor hen 150 3, 178| geven, goed voor hen is; Wij geven hun slechts uitstel, 151 3, 181| zeiden: "Allah is arm en wij zijn rijk." Wij zullen hetgeen 152 3, 181| is arm en wij zijn rijk." Wij zullen hetgeen zij hebben 153 3, 181| onrechtvaardig te doden, optekenen en Wij zullen zeggen: "Ondergaat 154 3, 193| 193. Onze Heer, wij hebben een prediker gehoord, 155 3, 193| Gelooft in de Heer' en wij hebben geloofd. Onze Heer, 156 4, 18 | Dezen zijn het, voor wie Wij een pijnlijke straf hebben 157 4, 30 | onrechtvaardigieid, hem zullen Wij in het Vuur werpen; en dat 158 4, 31 | verboden zijn vermijdt, zullen Wij uw zwakheden voor u bedekken 159 4, 33 | En voor een ieder hebben Wij erfgenamen bepaald ten aanzien 160 4, 37 | heeft gegeven, verbergen. Wij hebben voor de ongelovigen 161 4, 41 | En wat geschiedt, wanneer Wij een getuige van elk volk 162 4, 46 | rukken. En zij zeggen: " Wij horen en gehoorzamen niet" 163 4, 46 | indien zij gezegd hadden: "Wij horen en wij gehoorzamen" 164 4, 46 | gezegd hadden: "Wij horen en wij gehoorzamen" en "hoort toe" 165 4, 47 | Boek, gelooft in hetgeen Wij hebben nedergezonden, vervullende 166 4, 47 | hetgeen bij u is voordat Wij uw leiders vernietigen en 167 4, 47 | of hen vervloeken, zoals Wij het volk van de Sabbath 168 4, 54 | heeft gegeven? Waarlijk, Wij gaven aan de kinderen van 169 4, 54 | het Boek en de Wijsheid en Wij gaven hun ook een groot 170 4, 56 | tekenen verwerpen zullen Wij weldra het Vuur doen binnengaan. 171 4, 56 | het Vuur doen binnengaan. Wij zullen hen telkens, wanneer 172 4, 57 | daden verrichten, zullen Wij tuinen doen binnengaan waar 173 4, 57 | reine metgezellen hebben en Wij zullen hen door schaduw 174 4, 62 | tot u komen: "Bij Allah, wij beoogden niets dan het goede ( 175 4, 64 | 64. Wij zenden geen boodschapper 176 4, 66 | 66. En indien Wij hun hadden geboden: "Wijdt 177 4, 67 | 67. En Wij zouden hun gewis een grote 178 4, 68 | 68. En Wij zouden hen zeker op het 179 4, 74 | overwint, weldra zullen Wij hem een grote beloning geven. ~ 180 4, 79 | overkomt, komt door uzelf. En wij hebben u als boodschapper 181 4, 80 | afkeert - tot hen hebben wij u niet als bewaker gezonden. ~ 182 4, 91 | vindt. Tegen dezen hebben Wij u duidelijk gezag gegeven. ~ 183 4, 97 | Zij zullen antwoorden: "Wij waren in het land machteloos." 184 4, 105| 105. Wij hebben u waarlijk het Boek ( 185 4, 114| welbehagen zoekt, hem zullen Wij een grote beloning schenken. ~ 186 4, 115| die der gelovigen volgt, Wij zullen hem laten volgen 187 4, 115| laten volgen wat hij wil en Wij zullen hem in de hel werpen. 188 4, 122| werken verrichten, zullen Wij in tuinen toelaten, waar 189 4, 131| hemelen en wat op aarde is. En wij hebben zeker degenen aan 190 4, 141| deel valt, zeggen: "Waren wij niet met u?" En als de ongelovigen 191 4, 141| zeggen zij (tot hen): "Hebben wij niet de overhand over u 192 4, 150| boodschappers, zeggende: "Wij geloven in sommige en niet 193 4, 151| inderdaad de ongelovigen en Wij hebben voor de ongelovigen 194 4, 153| ter aanbidding) aan, doch Wij vergaven hun dat. En Wij 195 4, 153| Wij vergaven hun dat. En Wij bekleedden Mozes met duidelijk 196 4, 154| 154. Wij verhieven de berg hoog boven 197 4, 154| tijdens het verbond met hen en Wij zeiden: "Gaat de poort ootmoedig 198 4, 154| niet inzake de Sabbath". En Wij sloten met hen een vast 199 4, 157| 157. En om hun zeggen: "Wij hebben de Messias, Jezus, 200 4, 160| van Allah's weg, verboden Wij hen de reine dingen die 201 4, 161| mensen rijkdommen, hebben Wij voor degenen onder hen die 202 4, 162| Dag geloven, dezen zullen Wij zeker een grote beloning 203 4, 163| 163. Waarlijk, Wij hebben u de openbaring gezonden, 204 4, 163| openbaring gezonden, zoals Wij Noach en de profeten na 205 4, 163| hem openbaring zonden en Wij gaven een openbaring aan 206 4, 163| Jonas, Aäron en Salomo en Wij gaven David een psalmen. ~ 207 4, 164| 164. Wij zonden boodschappers, welke 208 4, 164| zonden boodschappers, welke Wij reeds hebben genoemd en 209 4, 164| genoemd en boodschappers welke Wij u niet hebben genoemd en 210 4, 174| uw Heer tot u gekomen en Wij hebben een helder licht 211 5, 7 | sloot, toen gij zeidet: "Wij horen en wij gehoorzamen." 212 5, 7 | gij zeidet: "Wij horen en wij gehoorzamen." En vreest 213 5, 12 | met de kinderen Israëls en Wij verwekten twaalf leiders 214 5, 13 | breken van het verbond hebben Wij hen vervloekt en hun hart 215 5, 14 | met degenen die zeggen: "Wij zijn Christenen, sloten 216 5, 14 | zijn Christenen, sloten Wij (eveneens) een verbond, 217 5, 14 | voorgehouden. Daarom deden Wij vijandschap en haat onder 218 5, 18 | en de Christenen zeggen: "Wij zijn Allah's kinderen en 219 5, 22 | trots en machtig volk en wij zullen er niet binnengaan 220 5, 22 | zij er uit weggaan, zullen wij het binnentrekken." ~ 221 5, 24 | Zij zeiden: "O, Mozes, wij zullen er stellig niet binnengaan 222 5, 24 | en uw Heer en strijdt - wij blijven hier zitten." ~ 223 5, 32 | 32. Deswegen schreven Wij de kinderen Israëls voor, 224 5, 41 | die met hun mond zeggen: "Wij geloven," maar in hun hart 225 5, 44 | 44. Waarlijk, Wij zonden de Torah neder, waarin 226 5, 45 | 45. En Wij schreven hen daarin voor: 227 5, 46 | 46. En Wij deden Jezus, zoon van Maria 228 5, 46 | Torah was (geopenbaard), en Wij gaven hem het Evangelie, 229 5, 48 | 48. En Wij hebben u het Boek (de Koran) 230 5, 48 | Voor iedereen bepaalden Wij een wet en een weg. En indien 231 5, 52 | zien haasten, zeggende: "Wij vrezen, dat ons rampspoed 232 5, 59 | haat ons slechts, omdat wij in Allah geloven en in hetgeen 233 5, 61 | tot u komen, zeggen zij: "Wij geloven," terwijl zij met 234 5, 64 | ongeloof doen toenemen. En Wij hebben vijandschap en haat 235 5, 65 | rechtvaardig gehandeld, zouden Wij gewis hun zonden hebben 236 5, 70 | 70. Wij hebben waarlijk een verbond 237 5, 70 | kinderen Israëls gesloten en Wij zonden boodschappers tot 238 5, 75 | zich te nemen. Zie, hoe Wij de tekenen voor hen (de 239 5, 82 | zult degenen die zeggen: "Wij zijn Christenen" het vriendschappelijkst 240 5, 83 | Zij zeggen: "Onze Heer, wij geloven. Reken ons daarom 241 5, 84 | 84. "En waarom zouden wij niet in Allah en in de waarheid 242 5, 104| Voor ons is datgene waarin wij onze vaderen zagen geloven, 243 5, 106| zweren bij Allah, zeggende: "Wij nemen hier geen waarde voor 244 5, 106| hij een bloedverwant is, wij verbergen Allah's getuigenis 245 5, 106| Allah's getuigenis niet, wij zouden in dat geval tot 246 5, 107| van hen (de eersten) en wij zijn geen overtreders, want 247 5, 107| overtreders, want dan zouden wij inderdaad tot de onrechtvaardigen 248 5, 109| aangenomen?" Zij zullen zeggen: "Wij hebben geen kennis, Gij 249 5, 111| te geloven, zeiden zij: "Wij geloven en getuigt Gij, 250 5, 111| geloven en getuigt Gij, dat wij ons hebben onderworpen." ~ 251 5, 113| 113. Zij zeiden: "Wij verlangen zeer, er van te 252 5, 113| gerustgesteld moge worden en wij mogen weten dat gij de waarheid 253 5, 113| tot ons hebt gesproken en wij daarvan getuigen mogen zijn." ~ 254 6, 6 | niet, hoeveel geslachten Wij vóór hen hebben vernietigd? 255 6, 6 | vóór hen hebben vernietigd? Wij hadden hun zulke macht op 256 6, 6 | op de aarde gegeven als Wij u niet hebben geschonken 257 6, 6 | niet hebben geschonken en Wij zonden wolken over hen die 258 6, 6 | regen deden neerstromen en Wij deden rivieren onder hen 259 6, 6 | vloeien; daarna vernietigden Wij hen vanwege hun zonden en 260 6, 7 | 7. En al hadden Wij u een boek op perkament 261 6, 8 | nedergezonden?" En indien Wij een engel zenden dan wordt 262 6, 9 | 9. En als Wij een engel hadden aangesteld, 263 6, 9 | hadden aangesteld, zouden Wij hem als mens hebben doen 264 6, 9 | doen voorkomen en zo zouden Wij hetgeen zij verwarren, voor 265 6, 20 | 20. Degenen, wie Wij het Boek gaven, erkennen 266 6, 22 | Gedenk) de Dag, waarop Wij hen allen zullen verzamelen, 267 6, 22 | zullen verzamelen, dan zullen Wij zeggen tot degenen, die 268 6, 23 | Bij Allah, onze Heer; wij waren geen afgodendienaren." ~ 269 6, 25 | die naar u luisteren, maar Wij hebben sluiers om hun hart 270 6, 27 | dan zeggen: "O, mochten wij slechts worden teruggezonden, 271 6, 27 | teruggezonden, dan zouden wij de tekenen van onze Heer 272 6, 27 | niet meer verloochenen en wij zouden tot de gelovigen 273 6, 29 | leven van deze wereld en wij kunnen niet worden opgewekt." ~ 274 6, 31 | en zij zullen zeggen: "O, wij hebben wroeging, vanwege 275 6, 33 | 33. Wij weten zeer goed dat hetgeen 276 6, 38 | gemeenschappen, zoals gij. Wij hebben niets uit het Boek 277 6, 42 | 42. Wij zonden inderdaad tot de 278 6, 42 | een profeet) toen troffen Wij hen (die volkeren) met armoede 279 6, 44 | gewaarschuwd vergaten, openden Wij hun de poorten van alle 280 6, 44 | was gegeven, dan grepen Wij hen onverwachts aan en zie, 281 6, 46 | kon teruggeven? Zie, hoe Wij de tekenen verklaren, toch 282 6, 48 | 48. Wij zenden de boodschappers 283 6, 53 | En op deze wijze hebben Wij sommigen hunner door anderen 284 6, 55 | 55. En zo zetten Wij de tekenen uiteen opdat 285 6, 63 | ons hiervan redt zullen wij zeker tot de dankbaren behoren." ~ 286 6, 65 | te laten doen." Zie, hoe Wij de tekenen uiteenzetten 287 6, 71 | 71. Zeg: "Zullen wij naast Allah datgene aanroepen 288 6, 71 | schaden kan, dan worden wij, nadat Allah ons heeft geleid, 289 6, 75 | 75. Zo toonden Wij Abraham het koninkrijk der 290 6, 83 | is onze bewijsgrond die Wij Abraham tegen zijn volk 291 6, 83 | Abraham tegen zijn volk gaven. Wij verheffen graadsgewijze, 292 6, 83 | verheffen graadsgewijze, wie Wij willen. Voorzeker, Uw Heer 293 6, 84 | 84. En Wij gaven hem Izaäk en Jacob; 294 6, 84 | gaven hem Izaäk en Jacob; Wij leidden elk hunner en voordien 295 6, 84 | hunner en voordien leidden Wij Noach en van zijn afstammelingen: 296 6, 84 | Mozes en Aäron. Zo belonen Wij de goeden. ~ 297 6, 86 | Lot; elk hunner verhieven Wij boven de volkeren. ~ 298 6, 87 | en hun broederen verkozen Wij enigen en leidden hen op 299 6, 89 | 89. Dezen zijn het, wie Wij het Boek en de heerschappij 300 6, 89 | ondankbaar voor zijn, hebben Wij deze aan een volk toevertrouwd 301 6, 92 | Boek vol zegeningen, hebben Wij geopenbaard, vervullende, 302 6, 94 | één tot Ons gekomen zoals Wij u eerst schiepen en gij 303 6, 94 | schiepen en gij hebt, hetgeen Wij u schonken achter u gelaten 304 6, 94 | schonken achter u gelaten en Wij zien de bemiddelaren, waarvan 305 6, 97 | van de zee moogt volgen. Wij hebben de tekenen uitgelegd 306 6, 98 | een bewaarplaats voor u. Wij hebben de tekenen verklaard 307 6, 99 | voortbrengt. En evenzo brengen Wij daarmee groen, waarvan Wij 308 6, 99 | Wij daarmee groen, waarvan Wij korenaren voortbrengen. 309 6, 99 | laaghangende trossen. En Wij (brengen er) wijngaarden 310 6, 105| 105. En zo zetten Wij de tekenen uiteen, zodat 311 6, 105| van iemand)", en opdat Wij het aan een volk dat kennis 312 6, 107| goden hebben opgericht. Wij hebben u (de Profeet) geen 313 6, 108| Allah uitschelden. Zo hebben Wij voor elk volk hun daden 314 6, 110| 110. En Wij zullen hun hart en ogen 315 6, 110| keer niet in geloofden en Wij zullen hen in hun overtreding 316 6, 111| 111. En zelfs al zonden Wij engelen tot hen neder en 317 6, 111| spraken de doden tot hen en Wij verzamelden voor hen alle 318 6, 112| Op dezelfde wijze hebben Wij een vijand voor elke profeet 319 6, 114| verklaard? En degenen, wie Wij het Boek gaven weten dat 320 6, 122| hij, die dood was en wie Wij het leven gaven en voor 321 6, 122| leven gaven en voor wie Wij een licht maakten waardoor 322 6, 123| 123. En zo hebben Wij in elke stad de groten tot 323 6, 124| teken komt, zeggen zij: "Wij zullen niet geloven voordat 324 6, 126| rechtleidende pad van uw Heer. Wij hebben de tekenen inderdaad 325 6, 128| zullen zeggen: "Onze Heer, wij hebben van elkander geprofiteerd, 326 6, 128| geprofiteerd, maar nu hebben wij de termijn welke Gij voor 327 6, 129| op dezelfde wijze maken Wij sommigen der onrechtvaardigen 328 6, 130| waarschuwden? Zij zullen zeggen: "Wij getuigen tegen onszelven." 329 6, 146| 146. Wij verboden de Joden alle dieren 330 6, 146| dieren die klauwen hebben en Wij verboden hun het vet van 331 6, 146| is de vergelding, welke Wij hun voor hun opstandigheid 332 6, 146| opstandigheid gaven. En Wij zijn voorzeker Waarachtig. ~ 333 6, 148| Allah het had gewild hadden wij noch onze vaderen afgoderij 334 6, 148| afgoderij bedreven, noch hadden wij iets onwettig verklaard." 335 6, 151| kinderen uit armoede doodt. - Wij zijn het, Die voor u en 336 6, 152| gewicht met rechtvaardigheid. Wij belasten geen ziel boven 337 6, 154| 154. En Wij gaven Mozes het Boek, als 338 6, 155| En dit is een Boek dat Wij hebben nedergezonden, vol 339 6, 156| die vóór ons leefden, en wij waren inderdaad met de inhoud 340 6, 157| was nedergezonden, zouden wij beter zijn geleid dan zij." 341 6, 157| en er zich van afkeert? Wij zullen degenen, die zich 342 6, 158| verdiende. Zeg: "Wacht, Wij wachten ook." ~ 343 7, 4 | 4. Hoeveel steden hebben Wij vernietigd! Onze straf overviel 344 7, 5 | anders dan dat zij zeiden: "Wij waren inderdaad onrechtvaardigen." ~ 345 7, 6 | 6. En Wij zullen degenen, tot wie 346 7, 6 | verantwoording roepen; en Wij zullen de boodschappers 347 7, 7 | 7. Dan zullen Wij hen zeker met kennis doen 348 7, 7 | kennis doen weten; want Wij zijn nooit afwezig. ~ 349 7, 10 | 10. En Wij hebben u op aarde gevestigd 350 7, 11 | 11. Wij schiepen u, daarna vormden 351 7, 11 | schiepen u, daarna vormden Wij u; toen zeiden Wij tot de 352 7, 11 | vormden Wij u; toen zeiden Wij tot de engelen: "Onderwerpt 353 7, 23 | antwoordden: "Onze Heer, wij hebben onszelf onrecht aangedaan 354 7, 23 | niet genadig zijt, zullen wij zeker tot de benadeelden 355 7, 26 | 26. O kinderen van Adam! Wij hebben u inderdaad kleding 356 7, 27 | hen niet ziet. Voorzeker, Wij hebben de duivelen vrienden 357 7, 28 | daad begaan, zeggen zij: "Wij zagen dit onze vaderen doen 358 7, 32 | Opstanding." Zo verklaren Wij de tekenen aan een volk 359 7, 40 | naald gaan. En zo vergelden Wij de daden der schuldigen. ~ 360 7, 41 | hebben. En zo vergelden Wij de onrechtvaardigen. ~ 361 7, 42 | goede werken verrichten - Wij belasten geen ziel boven 362 7, 43 | ook in hun hart moge zijn, wij zullen deze van hen verwijderen. 363 7, 43 | had terechtgewezen, hadden wij geen leiding kunnen vinden. 364 7, 44 | bewoners van de hel roepen: "Wij hebben bevonden waar te 365 7, 51 | de wereld had bedrogen, Wij zullen hen deze Dag vergeten, 366 7, 52 | 52. En Wij hebben hun voorzeker een 367 7, 52 | voorzeker een Boek gebracht, dat Wij met kennis hebben uiteengezet, 368 7, 53 | inderdaad de waarheid, zullen wij dan enige bemiddelaars hebben, 369 7, 53 | zullen bemiddelen? Of konden wij worden teruggezonden (naar 370 7, 53 | teruggezonden (naar de aarde), opdat wij anders mochten doen, dan 371 7, 53 | mochten doen, dan hetgeen wij deden?" Zij deden hun ziel 372 7, 57 | zij zware wolken dragen, Wij ze naar een dor land drijven, 373 7, 57 | land drijven, daarna zenden Wij er water uit neder, dan 374 7, 57 | water uit neder, dan brengen Wij alle soorten vruchten voort; 375 7, 57 | vruchten voort; zo wekken Wij de doden op, opdat gij er 376 7, 58 | schaarste op. Zo wisselen Wij de tekenen af voor een volk 377 7, 59 | 59. Wij zonden Noach tot zijn volk 378 7, 60 | zijn volk antwoordden: "Wij zien dat gij in openlijke 379 7, 64 | Maar zij verloochenden hem; Wij redden hem en degenen die 380 7, 64 | met hem in de ark waren en Wij verdronken degenen, die 381 7, 65 | het volk van) Aad (zonden Wij) hun broeder Hoed. Hij zeide: " 382 7, 66 | leiders van zijn volk zeiden: "Wij zien u als een dwaze en 383 7, 66 | zien u als een dwaze en wij denken, dat gij tot de leugenaars 384 7, 70 | gij tot ons gekomen opdat wij Allah alleen moeten aanbidden 385 7, 72 | 72. En Wij redden hem en degenen, die 386 7, 72 | door Onze barmhartigheid en Wij sneden de levenswortel af 387 7, 75 | gezondene is?" Zij antwoordden: "Wij geloven voorzeker in hetgeen, 388 7, 76 | waren zeiden: "Voorwaar, wij geloven niet in hetgeen 389 7, 83 | 83. Wij redden hem en zijn familie, 390 7, 84 | 84. En Wij deden een regen van stenen 391 7, 88 | aanmatigend waren, antwoordden: "Wij zullen u, o Shoaib, en de 392 7, 88 | Hij zeide: "Zelfs al zijn wij er afkerig van?" ~ 393 7, 89 | 89. En indien wij tot uw godsdienst terugvallen, 394 7, 89 | heeft gered, dan hebben wij voorzeker een leugen aangaande 395 7, 89 | alle dingen in Zijn kennis. Wij hebben in Allah ons vertrouwen 396 7, 94 | 94. En Wij zonden nimmer een profeet 397 7, 94 | naar een stad zonder dat Wij het volk er van met tegenspoed 398 7, 95 | 95. Daarna verwisselden Wij het boze met het goede, 399 7, 95 | vaderen ook." Dan grepen Wij hen plotseling terwijl zij 400 7, 96 | rechtvaardig waren geweest, zouden Wij zeker zegeningen van de 401 7, 96 | profeet); daarom grepen Wij hen vanwege hun daden. ~ 402 7, 100| niet inzien, dat, indien Wij het willen, Wij hen om hun 403 7, 100| indien Wij het willen, Wij hen om hun zonden treffen 404 7, 101| waren de steden wier verhaal Wij u hebben verteld. En voorzeker 405 7, 102| 102. Wij vonden in de meesten hunner 406 7, 102| trouw aan het) verbond en Wij bevonden dat de meesten 407 7, 103| 103. Toen zonden Wij na hen (de vorige boodschappers) 408 7, 113| kwamen tot Pharao en zeiden: "Wij zullen natuurlijk als wij 409 7, 113| Wij zullen natuurlijk als wij de overhand krijgen een 410 7, 115| Mozes zult gij of zullen wij het eerst werpen?" ~ 411 7, 117| 117. En Wij bezielden Mozes en zeiden: " 412 7, 121| 121. En zeiden: "Wij geloven in de Heer der Werelden." ~ 413 7, 125| 125. Zij antwoordden: "Wij zullen voorzeker naar onze 414 7, 126| alleen wraak op ons omdat wij in de tekenen van onze Heer 415 7, 126| doe ons sterven terwijl wij Moslims zijn." ~ 416 7, 127| verzaken?" Hij antwoordde: "Wij zullen hun zonen doden en 417 7, 127| hun vrouwen sparen. Zeker wij hebben macht over hen." ~ 418 7, 129| 129. Zij antwoordden: "Wij werden vervolgd, voordat 419 7, 130| 130. En Wij straften het volk van Pharao 420 7, 132| er ons mede te betoveren, wij zullen stellig niet in u 421 7, 133| 133. Toen zonden Wij de storm en de sprinkhanen 422 7, 134| van ons verwijdert, zullen wij u zeker geloven en wij zullen 423 7, 134| zullen wij u zeker geloven en wij zullen de kinderen Israëls 424 7, 135| 135. Maar toen Wij de straf van hen verwijderden 425 7, 136| 136. Wij straften hen derhalve en 426 7, 137| 137. En Wij deden de mensen die voor 427 7, 137| gedeelten van het land, welke Wij zegenden, erven. En het 428 7, 137| geduldig waren geweest; en Wij vernietigden al hetgeen 429 7, 138| 138. En Wij deden de kinderen Israëls 430 7, 141| 141. Toen Wij u van Pharao's volk verlosten 431 7, 142| 142. En Wij maakten met Mozes een overeenkomst 432 7, 145| 145. En Wij schreven op de tafelen allerhande 433 7, 149| en ons vergeeft, zullen wij gewis tot de verliezers 434 7, 152| treffen En zo bejegenen Wij degenen, die een leugen 435 7, 156| wereld en in het Hiernamaals; wij zijn tot U gekomen." Allah 436 7, 160| 160. En Wij verdeelden hen in twaalf 437 7, 160| afzonderlijke volkeren. En Wij openbaarden aan Mozes, toen 438 7, 160| kende zijn drinkplaats. En Wij deden wolken hen overschaduwen 439 7, 160| wolken hen overschaduwen en Wij zonden Manna en kwartels 440 7, 160| de goede dingen, waarmede Wij u hebben voorzien." En zij 441 7, 161| poort in nederigheid binnen, Wij zullen u uw tekortkomingen 442 7, 161| tekortkomingen vergeven. Wij zullen meer geven aan hen 443 7, 162| gesproken. Daarom zonden Wij een kastijding van de hemel 444 7, 163| niet tot hen. Zo beproefden Wij hen omdat zij overtreders 445 7, 165| vermaning vergaten redden Wij degenen die het kwade verboden 446 7, 166| hun was verboden, zeiden Wij tot hen: "Weest verachte 447 7, 168| 168. En Wij verdeelden hen in groepen 448 7, 168| er zijn onrechtvaardigen. Wij beproefden hen door voor- 449 7, 170| volhardend zijn - voorzeker Wij doen de beloning der goeden 450 7, 171| 171. Toen Wij de berg (Sinaï) boven hen 451 7, 171| deze op hen zou vallen; Wij zeiden: "Houdt u aan hetgeen 452 7, 171| zeiden: "Houdt u aan hetgeen Wij u hebben gegeven vast en 453 7, 172| antwoordden zij: "Ja, wij getuigen" zodat gij op de 454 7, 172| Opstanding niet zoudt zeggen: "Wij waren ons hiervan zeker 455 7, 173| die afgoderij bedreven en wij waren een geslacht na hen. 456 7, 174| 174. En zo verklaren Wij de tekenen opdat zij zich 457 7, 175| het verhaal van de man die Wij Onze tekenen gaven, maar 458 7, 176| 176. En indien Wij wilden, konden Wij hem er 459 7, 176| indien Wij wilden, konden Wij hem er door verheffen doch 460 7, 179| 179. Voorwaar, Wij hebben menige djinn en mens 461 7, 181| En er is onder hen die Wij hebben geschapen een volk, 462 7, 182| tekenen verwerpen zullen Wij geleidelijk aangrijpen, 463 7, 189| goed kind geeft, zullen wij zeker tot de dankbaren behoren." ~ 464 8, 3 | en van hetgeen, waarmede Wij hen hebben voorzien, mededelen, ~ 465 8, 19 | als gij terugkeert, zullen Wij ook terugkeren. En uw partij 466 8, 21 | zoals degenen, die zeggen: "Wij horen," maar zij horen niet. ~ 467 8, 31 | voorgelezen aan hen, zeggen zij: "Wij hebben het gehoord. Als 468 8, 31 | hebben het gehoord. Als wij willen kunnen wij gewis 469 8, 31 | gehoord. Als wij willen kunnen wij gewis iets dergelijks uiten. 470 8, 41 | Allah gelooft en in hetgeen Wij aan Onze dienaar op de dag 471 8, 54 | Heer daarom vernietigden Wij hen voor hun zonden. En 472 8, 54 | hen voor hun zonden. En Wij verdronken het volk van 473 9, 11 | broeders in het geloof. Wij leggen de tekenen uit aan 474 9, 42 | zij bij Allah zweren: "Als wij er toe in staat waren geweest, 475 9, 42 | staat waren geweest, zouden wij zeker met u zijn gegaan." 476 9, 50 | rampspoed overkomt, zeggen zij: "Wij hadden inderdaad onze voorzorgen 477 9, 52 | martelaarschap), terwijl wij betreffende u verwachten, 478 9, 52 | onze handen. Wacht daarom, wij wachten ook met u." ~ 479 9, 59 | Voorzeker, tot Allah zijn wij geneigd." ~ 480 9, 65 | zullen zij beslist zeggen: "Wij spraken slechts ijdellijk ( 481 9, 66 | geloofd, verworpen. Als Wij een deel uwer vergeven, 482 9, 66 | deel uwer vergeven, zullen Wij een ander deel uwer straffen, 483 9, 75 | Zijn overvloed geeft zullen wij beslist aalmoezen geven 484 9, 94 | geen verontschuldigingen, wij zullen u niet geloven. Allah 485 9, 101| huichelarij. Gij kent hen niet; Wij kennen hen en Wij zullen 486 9, 101| niet; Wij kennen hen en Wij zullen hen hier dubbel straffen, 487 9, 107| zullen voorzeker zweren: "Wij bedoelden slechts het goede," 488 10, 2 | vreemd voor de mensen, dat Wij een man uit hun midden openbaarden: " 489 10, 11 | reeds gekomen zijn. Maar Wij laten degenen die niet naar 490 10, 12 | of staande, maar wanneer Wij zijn last van hem hebben 491 10, 13 | 13. En Wij vernietigden de geslachten 492 10, 13 | niet geloven. Zo vergelden Wij het schuldige volk. ~ 493 10, 14 | 14. En na hen hebben Wij u tot stedehouders op aarde 494 10, 14 | op aarde gesteld, opdat Wij zien, hoe gij zoudt handelen. ~ 495 10, 21 | 21. En wanneer Wij mensen barmhartigheid doen 496 10, 22 | ons hiervan redt, zullen wij zeker tot de dankbaren behoren." ~ 497 10, 23 | terugkeer tot Ons zijn en Wij zullen u inlichten over 498 10, 24 | is slechts als water, dat Wij uit de wolken nederzenden, 499 10, 24 | tot haar komt, dan maken Wij haar tot een gemaaid veld, 500 10, 24 | niets was geweest. Zo leggen Wij de tekenen uit aan een volk,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1890

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License