1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1890
bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 Voo | Allahs hulp overwonnen. ~Wij hopen dat de lezers door
2 Voo | oorspronkelijke tekst. ~Wij hebben echter steeds getracht
3 Voo | niet altijd gelukt. Moesten wij kiezen tussen fraai Nederlands
4 Voo | van de tekst, dan hebben wij ons aan de letterlijke vertaling
5 Voo | teloor te gaan, dan hebben wij ons van een omschrijving
6 Voo | worden uitgelegd, daar hebben wij getracht deze mogelijkheid
7 Voo | te brengen . Soms hebben wij ter verduidelijking een
8 Voo | betekenis hebben, hebben wij vertaald met een Nederlands
9 Voo | voorkomen. Na rijp beraad hebben wij; de meest begrijpelijke
10 Voo | begrijpelijke vorm gekozen, d.w.z. wij hebben de woorden phonetisch
11 Voo | enkeling begrijpelijk zijn. Wij hebben getracht zoveel mogelijk
12 Voo | Stijl van de Heilige Koran~Wij willen de aandacht van de
13 Voo | Verzoek aan de lezers~Wij zullen de lezers zeer verplicht
14 Voo | Onze medewerkers~Voordat wij dit voorwoord beëindigen,
15 Voo | voorwoord beëindigen, willen wij onze Nederlandse medewerkers
16 Voo | betuigen. Bijzondere dank menen wij verschuldigd te zijn aan
17 1, 5 | 5. U alleen aanbidden wij en U alleen smeken wij om
18 1, 5 | aanbidden wij en U alleen smeken wij om hulp. ~
19 2, 3 | die weldoen met hetgeen Wij hun hebben geschonken. ~
20 2, 8 | zijn mensen, die zeggen: "Wij geloven in Allah en in de
21 2, 11 | aarde aan" dan zeggen zij: "Wij zijn slechts vredestichters". ~
22 2, 13 | geloven", zeggen zij: "Zullen wij geloven, zoals de dwazen
23 2, 14 | ontmoeten, zeggen zij: "Wij geloven", doch wanneer zij
24 2, 14 | leiders gaan, zeggen zij: "Wij zijn waarlijk met u, wij
25 2, 14 | Wij zijn waarlijk met u, wij spotten slechts (met hen)." ~
26 2, 23 | twijfel zijt omtrent hetgeen Wij aan Onze dienaar hebben
27 2, 30 | bloed zal vergieten, terwijl wij U verheerlijken met de lof
28 2, 32 | zeiden: "Heilig zijt Gij. Wij bezitten geen kennis, buiten
29 2, 34 | 34. En toen Wij tot de engelen zeiden: "
30 2, 35 | 35. En Wij zeiden: "O Adam, verblijf
31 2, 36 | waarin zij zich bevonden. En Wij zeiden: "Gaat heen - gij
32 2, 38 | 38. Wij zeiden: "Gaat allen weg
33 2, 49 | 49. En toen Wij u redden van Pharao's volk,
34 2, 50 | 50. En toen Wij de zee voor u spleten en
35 2, 51 | 51. En toen Wij met Mozes een tijd afspraken
36 2, 52 | 52. Daarna vergaven Wij u, opdat gij dankbaar zoudt
37 2, 53 | 53. En toen gaven Wij Mozes het Boek en het oordeel
38 2, 55 | toen gij zeidet: "O Mozes, wij zullen u geenszins geloven,
39 2, 55 | geenszins geloven, totdat wij Allah van aangezicht tot
40 2, 56 | 56. Toen deden Wij u verrijzen na uw dood,
41 2, 57 | 57. En Wij deden de wolken een schaduw
42 2, 57 | de goede dingen, waarmede Wij u hebben voorzien." Zij
43 2, 58 | 58. En toen Wij zeiden: "Gaat in deze stad
44 2, 58 | en vraagt om vergiffenis. Wij zullen u uw fouten vergeven
45 2, 58 | u uw fouten vergeven en Wij zullen meer geven aan degenen,
46 2, 59 | gesproken was. Daarom zonden Wij over de onrechtvaardigen
47 2, 60 | voor zijn volk bad zeiden Wij: "Sla op de rots met uw
48 2, 61 | toen gij zeidet: "O Mozes, wij verdragen niet langer één
49 2, 63 | 63. En toen Wij een verbond met u aangingen
50 2, 63 | boven u verhieven, zeiden Wij: "Houdt vast, wat Wij u
51 2, 63 | zeiden Wij: "Houdt vast, wat Wij u hebben gegeven en bedenkt
52 2, 65 | overtraden. Alzo zeiden Wij tot hen: "Weest verachte
53 2, 66 | 66. Zo maakten Wij hen tot een voorbeeld voor
54 2, 70 | als Allah het wil, zullen wij juist worden geleid." ~
55 2, 73 | 73. Toen zeiden Wij: "Treft hem (de moordenaar)
56 2, 76 | gelovigen ontmoeten zeggen zij: "Wij geloven" en wanneer zij
57 2, 83 | 83. En toen Wij een verbond sloten met de
58 2, 83 | kinderen Israëls, zeiden Wij, dat gij niemand zult aanbidden,
59 2, 84 | 84. En toen Wij een verbond met u sloten: "
60 2, 87 | 87. Voorwaar, Wij gaven Mozes het Boek en
61 2, 87 | zijn voetsporen volgen. En Wij gaven aan Jezus, zoon van
62 2, 91 | geopenbaard," zeggen zij: "Wij geloven slechts in hetgeen
63 2, 93 | 93. En toen Wij een verbond met U sloten
64 2, 93 | Houdt stevig vast, hetgeen Wij u gegeven hebben en luistert,"
65 2, 93 | luistert," zeiden zij: "Wij horen, maar wij gehoorzamen
66 2, 93 | zeiden zij: "Wij horen, maar wij gehoorzamen niet"; hun hart
67 2, 99 | 99. En Wij hebben u voorzeker duidelijke
68 2, 102| voordat zij hadden gezegd: "Wij zijn slechts een beproeving;
69 2, 106| 106. Welk teken Wij ook opheffen of doen vergeten,
70 2, 106| vergeten, daarvoor brengen Wij betere of daaraan gelijke.
71 2, 118| zijn aan elkander gelijk. Wij hebben de tekenen voorzeker
72 2, 119| 119. Voorzeker Wij hebben u als drager van
73 2, 121| 121. Zij, wie Wij het Boek hebben gegeven,
74 2, 125| 125. En toen Wij het Huis tot een plaats
75 2, 125| een plaats voor gebed". En Wij geboden Abraham en Ismaël,
76 2, 130| zichzelf handelt? Voorzeker, Wij hebben hem in deze wereld
77 2, 133| aanbidden?" Zij antwoordden: "Wij zullen uw God aanbidden,
78 2, 133| enige God, aan Hem zijn wij onderworpen". ~
79 2, 136| 136. Zegt: "Wij geloven in Allah en in hetgeen
80 2, 136| werd gegeven door hun Heer. Wij maken geen onderscheid tussen
81 2, 136| hen en aan Hem onderwerpen wij ons. ~
82 2, 138| Allah? Hem alleen aanbidden wij. ~
83 2, 139| werken. En Hem alleen zijn wij oprecht toegewijd. ~
84 2, 143| 143. En zo hebben Wij u tot een verheven volk
85 2, 143| een getuige tegenover u. Wij bepaalden de Qiblah, die
86 2, 143| gij volgdet slechts, opdat Wij hem, die de gezant van Allah
87 2, 144| 144. Waarlijk, Wij zien uw aangezicht zich
88 2, 144| hemel wenden, daarom zullen Wij u tot beheerder maken van
89 2, 146| 146. Degenen aan wie Wij het Boek hebben gegeven
90 2, 151| 151. Omdat Wij uit uw midden een boodschapper
91 2, 155| 155. En Wij zullen u een weinig beproeven
92 2, 156| achterhaalt, zeggen: "Voorzeker, wij zijn van Allah en tot Hem
93 2, 156| Allah en tot Hem zullen wij wederkeren". ~
94 2, 159| Voorzeker, degenen, die hetgeen Wij aan tekenen en leiding hebben
95 2, 159| nedergezonden, verbergen, nadat Wij zein het Boek aan de mensen
96 2, 167| volgelingen zeggen: "Indien wij slechts terug konden keren,
97 2, 167| terug konden keren, zouden wij hen verzaken, zoals zij
98 2, 170| geopenbaard", zeggen zij: "Neen, wij zullen datgene volgen, wat
99 2, 170| zullen datgene volgen, wat wij onze vaderen zagen volgen".
100 2, 172| de goede dingen, waarmede Wij u hebben voorzien en dankt
101 2, 211| hoeveel duidelijke tekenen Wij hun hebben gegeven. Maar
102 2, 246| ons een koning aan, opdat wij ter wille van Allah kunnen
103 2, 246| zeiden: "Welke reden hebben wij om ons van het vechten voor
104 2, 246| willen onthouden, wanneer wij van onze huizen en onze
105 2, 247| over ons regeren, terwijl wij meer recht op heerschappij
106 2, 249| gelovigen met hem - zeiden zij: "Wij hebben vandaag geen macht
107 2, 252| zijn de tekenen van Allah. Wij dragen ze u voor naar waarheid.
108 2, 253| deze boodschappers hebbell wij sommigen boven anderen verheven;
109 2, 253| verhief Hij in rang. En Wij gaven Jezus, zoon van Maria
110 2, 254| gelooft, geeft van hetgeen Wij u hebben geschonken, voordat
111 2, 259| uw ezel; (dit is) opdat Wij u tot een teken voor de
112 2, 259| kijk naar de beenderen, hoe Wij ze in elkaar zetten en ze
113 2, 267| verdiend en van hetgeen Wij voor u uit de aarde voortbrengen
114 2, 285| boodschappers, zeggende: "Wij maken geen verschil tussen
115 2, 285| boodschappers"; en zij zeggen: "Wij hebben gehoord en gehoorzaamd,
116 2, 285| gehoord en gehoorzaamd, Heer, wij vragen U vergiffenis en
117 2, 286| Heer, straf ons niet als wij vergeten of een fout hebben
118 2, 286| niet met datgene, waarvoor wij de kracht niet hebben (het
119 3, 7 | in kennis, die zeggen: "Wij geloven er in; het geheel
120 3, 16 | Onze Heer, voorzeker hebben wij geloofd, vergeef ons daarom
121 3, 25 | zal het dan zijn, wanneer Wij hen verzamelen op de Dag,
122 3, 44 | tijdingen van het ongeziene, die wij u openbaren. En gij waart
123 3, 52 | discipelen antwoordden: "Wij zijn de helpers van Allah.
124 3, 52 | zijn de helpers van Allah. Wij geloven in Allah. En getuigt
125 3, 52 | Allah. En getuigt gij dat wij Moslims zijn." ~
126 3, 53 | 53. "Onze Heer, wij geloven in hetgeen Gij hebt
127 3, 58 | 58. Dat is hetgeen Wij u van de tekenen en de wijze
128 3, 64 | komt tot één woord, waarin wij met elkander overeenstemmen:
129 3, 64 | elkander overeenstemmen: dat wij niemand dan Allah aanbidden
130 3, 64 | dan Allah aanbidden en dat wij niets met Hem vereenzelvigen
131 3, 64 | zegt dan: "Getuigt, dat wij Moslims zijn." ~
132 3, 75 | zij (de Joden) zeggen: "Wij zijn niet aansprakelijk
133 3, 81 | aanvaard?" Zij antwoordden: "Wij bekrachtigen het." Hij zeide: "
134 3, 84 | 84. Zeg: "Wij geloven in Allah en in hetgeen
135 3, 84 | door hun Heer werd gegeven. Wij maken geen onderscheid tussen
136 3, 84 | Aan Hem alleen onderwerpen wij ons. ~
137 3, 108| tekenen van Allah welke wij u naar waarheid voordragen;
138 3, 118| innerlijk verbergt is nog erger. Wij hebben u onze geboden duidelijk
139 3, 119| u ontmoeten zeggen zij: "Wij geloven." maar wanneer zij
140 3, 140| overkomen. Zulke dagen laten Wij onder de mensen wisselen,
141 3, 145| tegenwoordige wereld wenst, zullen Wij er van geven; en wie de
142 3, 145| Hiernamaals wenst, hem zullen Wij daar van geven en Wij zullen
143 3, 145| zullen Wij daar van geven en Wij zullen de dankbaren gewis
144 3, 151| 151. Wij zullen de harten der ongelovigen
145 3, 154| koesterden. Zij zeiden: "Hebben wij iets met de zaak uit te
146 3, 154| handen was geweest zouden wij hier niet hebben moeten
147 3, 167| verdedigt u." Zij zeiden: "Als wij wisten dat het vechten was,
148 3, 167| het vechten was, zouden wij u zeker hebben gevolgd."
149 3, 178| denken dat het uitstel, dat Wij hun geven, goed voor hen
150 3, 178| geven, goed voor hen is; Wij geven hun slechts uitstel,
151 3, 181| zeiden: "Allah is arm en wij zijn rijk." Wij zullen hetgeen
152 3, 181| is arm en wij zijn rijk." Wij zullen hetgeen zij hebben
153 3, 181| onrechtvaardig te doden, optekenen en Wij zullen zeggen: "Ondergaat
154 3, 193| 193. Onze Heer, wij hebben een prediker gehoord,
155 3, 193| Gelooft in de Heer' en wij hebben geloofd. Onze Heer,
156 4, 18 | Dezen zijn het, voor wie Wij een pijnlijke straf hebben
157 4, 30 | onrechtvaardigieid, hem zullen Wij in het Vuur werpen; en dat
158 4, 31 | verboden zijn vermijdt, zullen Wij uw zwakheden voor u bedekken
159 4, 33 | En voor een ieder hebben Wij erfgenamen bepaald ten aanzien
160 4, 37 | heeft gegeven, verbergen. Wij hebben voor de ongelovigen
161 4, 41 | En wat geschiedt, wanneer Wij een getuige van elk volk
162 4, 46 | rukken. En zij zeggen: " Wij horen en gehoorzamen niet"
163 4, 46 | indien zij gezegd hadden: "Wij horen en wij gehoorzamen"
164 4, 46 | gezegd hadden: "Wij horen en wij gehoorzamen" en "hoort toe"
165 4, 47 | Boek, gelooft in hetgeen Wij hebben nedergezonden, vervullende
166 4, 47 | hetgeen bij u is voordat Wij uw leiders vernietigen en
167 4, 47 | of hen vervloeken, zoals Wij het volk van de Sabbath
168 4, 54 | heeft gegeven? Waarlijk, Wij gaven aan de kinderen van
169 4, 54 | het Boek en de Wijsheid en Wij gaven hun ook een groot
170 4, 56 | tekenen verwerpen zullen Wij weldra het Vuur doen binnengaan.
171 4, 56 | het Vuur doen binnengaan. Wij zullen hen telkens, wanneer
172 4, 57 | daden verrichten, zullen Wij tuinen doen binnengaan waar
173 4, 57 | reine metgezellen hebben en Wij zullen hen door schaduw
174 4, 62 | tot u komen: "Bij Allah, wij beoogden niets dan het goede (
175 4, 64 | 64. Wij zenden geen boodschapper
176 4, 66 | 66. En indien Wij hun hadden geboden: "Wijdt
177 4, 67 | 67. En Wij zouden hun gewis een grote
178 4, 68 | 68. En Wij zouden hen zeker op het
179 4, 74 | overwint, weldra zullen Wij hem een grote beloning geven. ~
180 4, 79 | overkomt, komt door uzelf. En wij hebben u als boodschapper
181 4, 80 | afkeert - tot hen hebben wij u niet als bewaker gezonden. ~
182 4, 91 | vindt. Tegen dezen hebben Wij u duidelijk gezag gegeven. ~
183 4, 97 | Zij zullen antwoorden: "Wij waren in het land machteloos."
184 4, 105| 105. Wij hebben u waarlijk het Boek (
185 4, 114| welbehagen zoekt, hem zullen Wij een grote beloning schenken. ~
186 4, 115| die der gelovigen volgt, Wij zullen hem laten volgen
187 4, 115| laten volgen wat hij wil en Wij zullen hem in de hel werpen.
188 4, 122| werken verrichten, zullen Wij in tuinen toelaten, waar
189 4, 131| hemelen en wat op aarde is. En wij hebben zeker degenen aan
190 4, 141| deel valt, zeggen: "Waren wij niet met u?" En als de ongelovigen
191 4, 141| zeggen zij (tot hen): "Hebben wij niet de overhand over u
192 4, 150| boodschappers, zeggende: "Wij geloven in sommige en niet
193 4, 151| inderdaad de ongelovigen en Wij hebben voor de ongelovigen
194 4, 153| ter aanbidding) aan, doch Wij vergaven hun dat. En Wij
195 4, 153| Wij vergaven hun dat. En Wij bekleedden Mozes met duidelijk
196 4, 154| 154. Wij verhieven de berg hoog boven
197 4, 154| tijdens het verbond met hen en Wij zeiden: "Gaat de poort ootmoedig
198 4, 154| niet inzake de Sabbath". En Wij sloten met hen een vast
199 4, 157| 157. En om hun zeggen: "Wij hebben de Messias, Jezus,
200 4, 160| van Allah's weg, verboden Wij hen de reine dingen die
201 4, 161| mensen rijkdommen, hebben Wij voor degenen onder hen die
202 4, 162| Dag geloven, dezen zullen Wij zeker een grote beloning
203 4, 163| 163. Waarlijk, Wij hebben u de openbaring gezonden,
204 4, 163| openbaring gezonden, zoals Wij Noach en de profeten na
205 4, 163| hem openbaring zonden en Wij gaven een openbaring aan
206 4, 163| Jonas, Aäron en Salomo en Wij gaven David een psalmen. ~
207 4, 164| 164. Wij zonden boodschappers, welke
208 4, 164| zonden boodschappers, welke Wij reeds hebben genoemd en
209 4, 164| genoemd en boodschappers welke Wij u niet hebben genoemd en
210 4, 174| uw Heer tot u gekomen en Wij hebben een helder licht
211 5, 7 | sloot, toen gij zeidet: "Wij horen en wij gehoorzamen."
212 5, 7 | gij zeidet: "Wij horen en wij gehoorzamen." En vreest
213 5, 12 | met de kinderen Israëls en Wij verwekten twaalf leiders
214 5, 13 | breken van het verbond hebben Wij hen vervloekt en hun hart
215 5, 14 | met degenen die zeggen: "Wij zijn Christenen, sloten
216 5, 14 | zijn Christenen, sloten Wij (eveneens) een verbond,
217 5, 14 | voorgehouden. Daarom deden Wij vijandschap en haat onder
218 5, 18 | en de Christenen zeggen: "Wij zijn Allah's kinderen en
219 5, 22 | trots en machtig volk en wij zullen er niet binnengaan
220 5, 22 | zij er uit weggaan, zullen wij het binnentrekken." ~
221 5, 24 | Zij zeiden: "O, Mozes, wij zullen er stellig niet binnengaan
222 5, 24 | en uw Heer en strijdt - wij blijven hier zitten." ~
223 5, 32 | 32. Deswegen schreven Wij de kinderen Israëls voor,
224 5, 41 | die met hun mond zeggen: "Wij geloven," maar in hun hart
225 5, 44 | 44. Waarlijk, Wij zonden de Torah neder, waarin
226 5, 45 | 45. En Wij schreven hen daarin voor:
227 5, 46 | 46. En Wij deden Jezus, zoon van Maria
228 5, 46 | Torah was (geopenbaard), en Wij gaven hem het Evangelie,
229 5, 48 | 48. En Wij hebben u het Boek (de Koran)
230 5, 48 | Voor iedereen bepaalden Wij een wet en een weg. En indien
231 5, 52 | zien haasten, zeggende: "Wij vrezen, dat ons rampspoed
232 5, 59 | haat ons slechts, omdat wij in Allah geloven en in hetgeen
233 5, 61 | tot u komen, zeggen zij: "Wij geloven," terwijl zij met
234 5, 64 | ongeloof doen toenemen. En Wij hebben vijandschap en haat
235 5, 65 | rechtvaardig gehandeld, zouden Wij gewis hun zonden hebben
236 5, 70 | 70. Wij hebben waarlijk een verbond
237 5, 70 | kinderen Israëls gesloten en Wij zonden boodschappers tot
238 5, 75 | zich te nemen. Zie, hoe Wij de tekenen voor hen (de
239 5, 82 | zult degenen die zeggen: "Wij zijn Christenen" het vriendschappelijkst
240 5, 83 | Zij zeggen: "Onze Heer, wij geloven. Reken ons daarom
241 5, 84 | 84. "En waarom zouden wij niet in Allah en in de waarheid
242 5, 104| Voor ons is datgene waarin wij onze vaderen zagen geloven,
243 5, 106| zweren bij Allah, zeggende: "Wij nemen hier geen waarde voor
244 5, 106| hij een bloedverwant is, wij verbergen Allah's getuigenis
245 5, 106| Allah's getuigenis niet, wij zouden in dat geval tot
246 5, 107| van hen (de eersten) en wij zijn geen overtreders, want
247 5, 107| overtreders, want dan zouden wij inderdaad tot de onrechtvaardigen
248 5, 109| aangenomen?" Zij zullen zeggen: "Wij hebben geen kennis, Gij
249 5, 111| te geloven, zeiden zij: "Wij geloven en getuigt Gij,
250 5, 111| geloven en getuigt Gij, dat wij ons hebben onderworpen." ~
251 5, 113| 113. Zij zeiden: "Wij verlangen zeer, er van te
252 5, 113| gerustgesteld moge worden en wij mogen weten dat gij de waarheid
253 5, 113| tot ons hebt gesproken en wij daarvan getuigen mogen zijn." ~
254 6, 6 | niet, hoeveel geslachten Wij vóór hen hebben vernietigd?
255 6, 6 | vóór hen hebben vernietigd? Wij hadden hun zulke macht op
256 6, 6 | op de aarde gegeven als Wij u niet hebben geschonken
257 6, 6 | niet hebben geschonken en Wij zonden wolken over hen die
258 6, 6 | regen deden neerstromen en Wij deden rivieren onder hen
259 6, 6 | vloeien; daarna vernietigden Wij hen vanwege hun zonden en
260 6, 7 | 7. En al hadden Wij u een boek op perkament
261 6, 8 | nedergezonden?" En indien Wij een engel zenden dan wordt
262 6, 9 | 9. En als Wij een engel hadden aangesteld,
263 6, 9 | hadden aangesteld, zouden Wij hem als mens hebben doen
264 6, 9 | doen voorkomen en zo zouden Wij hetgeen zij verwarren, voor
265 6, 20 | 20. Degenen, wie Wij het Boek gaven, erkennen
266 6, 22 | Gedenk) de Dag, waarop Wij hen allen zullen verzamelen,
267 6, 22 | zullen verzamelen, dan zullen Wij zeggen tot degenen, die
268 6, 23 | Bij Allah, onze Heer; wij waren geen afgodendienaren." ~
269 6, 25 | die naar u luisteren, maar Wij hebben sluiers om hun hart
270 6, 27 | dan zeggen: "O, mochten wij slechts worden teruggezonden,
271 6, 27 | teruggezonden, dan zouden wij de tekenen van onze Heer
272 6, 27 | niet meer verloochenen en wij zouden tot de gelovigen
273 6, 29 | leven van deze wereld en wij kunnen niet worden opgewekt." ~
274 6, 31 | en zij zullen zeggen: "O, wij hebben wroeging, vanwege
275 6, 33 | 33. Wij weten zeer goed dat hetgeen
276 6, 38 | gemeenschappen, zoals gij. Wij hebben niets uit het Boek
277 6, 42 | 42. Wij zonden inderdaad tot de
278 6, 42 | een profeet) toen troffen Wij hen (die volkeren) met armoede
279 6, 44 | gewaarschuwd vergaten, openden Wij hun de poorten van alle
280 6, 44 | was gegeven, dan grepen Wij hen onverwachts aan en zie,
281 6, 46 | kon teruggeven? Zie, hoe Wij de tekenen verklaren, toch
282 6, 48 | 48. Wij zenden de boodschappers
283 6, 53 | En op deze wijze hebben Wij sommigen hunner door anderen
284 6, 55 | 55. En zo zetten Wij de tekenen uiteen opdat
285 6, 63 | ons hiervan redt zullen wij zeker tot de dankbaren behoren." ~
286 6, 65 | te laten doen." Zie, hoe Wij de tekenen uiteenzetten
287 6, 71 | 71. Zeg: "Zullen wij naast Allah datgene aanroepen
288 6, 71 | schaden kan, dan worden wij, nadat Allah ons heeft geleid,
289 6, 75 | 75. Zo toonden Wij Abraham het koninkrijk der
290 6, 83 | is onze bewijsgrond die Wij Abraham tegen zijn volk
291 6, 83 | Abraham tegen zijn volk gaven. Wij verheffen graadsgewijze,
292 6, 83 | verheffen graadsgewijze, wie Wij willen. Voorzeker, Uw Heer
293 6, 84 | 84. En Wij gaven hem Izaäk en Jacob;
294 6, 84 | gaven hem Izaäk en Jacob; Wij leidden elk hunner en voordien
295 6, 84 | hunner en voordien leidden Wij Noach en van zijn afstammelingen:
296 6, 84 | Mozes en Aäron. Zo belonen Wij de goeden. ~
297 6, 86 | Lot; elk hunner verhieven Wij boven de volkeren. ~
298 6, 87 | en hun broederen verkozen Wij enigen en leidden hen op
299 6, 89 | 89. Dezen zijn het, wie Wij het Boek en de heerschappij
300 6, 89 | ondankbaar voor zijn, hebben Wij deze aan een volk toevertrouwd
301 6, 92 | Boek vol zegeningen, hebben Wij geopenbaard, vervullende,
302 6, 94 | één tot Ons gekomen zoals Wij u eerst schiepen en gij
303 6, 94 | schiepen en gij hebt, hetgeen Wij u schonken achter u gelaten
304 6, 94 | schonken achter u gelaten en Wij zien de bemiddelaren, waarvan
305 6, 97 | van de zee moogt volgen. Wij hebben de tekenen uitgelegd
306 6, 98 | een bewaarplaats voor u. Wij hebben de tekenen verklaard
307 6, 99 | voortbrengt. En evenzo brengen Wij daarmee groen, waarvan Wij
308 6, 99 | Wij daarmee groen, waarvan Wij korenaren voortbrengen.
309 6, 99 | laaghangende trossen. En Wij (brengen er) wijngaarden
310 6, 105| 105. En zo zetten Wij de tekenen uiteen, zodat
311 6, 105| van iemand)", en opdat Wij het aan een volk dat kennis
312 6, 107| goden hebben opgericht. Wij hebben u (de Profeet) geen
313 6, 108| Allah uitschelden. Zo hebben Wij voor elk volk hun daden
314 6, 110| 110. En Wij zullen hun hart en ogen
315 6, 110| keer niet in geloofden en Wij zullen hen in hun overtreding
316 6, 111| 111. En zelfs al zonden Wij engelen tot hen neder en
317 6, 111| spraken de doden tot hen en Wij verzamelden voor hen alle
318 6, 112| Op dezelfde wijze hebben Wij een vijand voor elke profeet
319 6, 114| verklaard? En degenen, wie Wij het Boek gaven weten dat
320 6, 122| hij, die dood was en wie Wij het leven gaven en voor
321 6, 122| leven gaven en voor wie Wij een licht maakten waardoor
322 6, 123| 123. En zo hebben Wij in elke stad de groten tot
323 6, 124| teken komt, zeggen zij: "Wij zullen niet geloven voordat
324 6, 126| rechtleidende pad van uw Heer. Wij hebben de tekenen inderdaad
325 6, 128| zullen zeggen: "Onze Heer, wij hebben van elkander geprofiteerd,
326 6, 128| geprofiteerd, maar nu hebben wij de termijn welke Gij voor
327 6, 129| op dezelfde wijze maken Wij sommigen der onrechtvaardigen
328 6, 130| waarschuwden? Zij zullen zeggen: "Wij getuigen tegen onszelven."
329 6, 146| 146. Wij verboden de Joden alle dieren
330 6, 146| dieren die klauwen hebben en Wij verboden hun het vet van
331 6, 146| is de vergelding, welke Wij hun voor hun opstandigheid
332 6, 146| opstandigheid gaven. En Wij zijn voorzeker Waarachtig. ~
333 6, 148| Allah het had gewild hadden wij noch onze vaderen afgoderij
334 6, 148| afgoderij bedreven, noch hadden wij iets onwettig verklaard."
335 6, 151| kinderen uit armoede doodt. - Wij zijn het, Die voor u en
336 6, 152| gewicht met rechtvaardigheid. Wij belasten geen ziel boven
337 6, 154| 154. En Wij gaven Mozes het Boek, als
338 6, 155| En dit is een Boek dat Wij hebben nedergezonden, vol
339 6, 156| die vóór ons leefden, en wij waren inderdaad met de inhoud
340 6, 157| was nedergezonden, zouden wij beter zijn geleid dan zij."
341 6, 157| en er zich van afkeert? Wij zullen degenen, die zich
342 6, 158| verdiende. Zeg: "Wacht, Wij wachten ook." ~
343 7, 4 | 4. Hoeveel steden hebben Wij vernietigd! Onze straf overviel
344 7, 5 | anders dan dat zij zeiden: "Wij waren inderdaad onrechtvaardigen." ~
345 7, 6 | 6. En Wij zullen degenen, tot wie
346 7, 6 | verantwoording roepen; en Wij zullen de boodschappers
347 7, 7 | 7. Dan zullen Wij hen zeker met kennis doen
348 7, 7 | kennis doen weten; want Wij zijn nooit afwezig. ~
349 7, 10 | 10. En Wij hebben u op aarde gevestigd
350 7, 11 | 11. Wij schiepen u, daarna vormden
351 7, 11 | schiepen u, daarna vormden Wij u; toen zeiden Wij tot de
352 7, 11 | vormden Wij u; toen zeiden Wij tot de engelen: "Onderwerpt
353 7, 23 | antwoordden: "Onze Heer, wij hebben onszelf onrecht aangedaan
354 7, 23 | niet genadig zijt, zullen wij zeker tot de benadeelden
355 7, 26 | 26. O kinderen van Adam! Wij hebben u inderdaad kleding
356 7, 27 | hen niet ziet. Voorzeker, Wij hebben de duivelen vrienden
357 7, 28 | daad begaan, zeggen zij: "Wij zagen dit onze vaderen doen
358 7, 32 | Opstanding." Zo verklaren Wij de tekenen aan een volk
359 7, 40 | naald gaan. En zo vergelden Wij de daden der schuldigen. ~
360 7, 41 | hebben. En zo vergelden Wij de onrechtvaardigen. ~
361 7, 42 | goede werken verrichten - Wij belasten geen ziel boven
362 7, 43 | ook in hun hart moge zijn, wij zullen deze van hen verwijderen.
363 7, 43 | had terechtgewezen, hadden wij geen leiding kunnen vinden.
364 7, 44 | bewoners van de hel roepen: "Wij hebben bevonden waar te
365 7, 51 | de wereld had bedrogen, Wij zullen hen deze Dag vergeten,
366 7, 52 | 52. En Wij hebben hun voorzeker een
367 7, 52 | voorzeker een Boek gebracht, dat Wij met kennis hebben uiteengezet,
368 7, 53 | inderdaad de waarheid, zullen wij dan enige bemiddelaars hebben,
369 7, 53 | zullen bemiddelen? Of konden wij worden teruggezonden (naar
370 7, 53 | teruggezonden (naar de aarde), opdat wij anders mochten doen, dan
371 7, 53 | mochten doen, dan hetgeen wij deden?" Zij deden hun ziel
372 7, 57 | zij zware wolken dragen, Wij ze naar een dor land drijven,
373 7, 57 | land drijven, daarna zenden Wij er water uit neder, dan
374 7, 57 | water uit neder, dan brengen Wij alle soorten vruchten voort;
375 7, 57 | vruchten voort; zo wekken Wij de doden op, opdat gij er
376 7, 58 | schaarste op. Zo wisselen Wij de tekenen af voor een volk
377 7, 59 | 59. Wij zonden Noach tot zijn volk
378 7, 60 | zijn volk antwoordden: "Wij zien dat gij in openlijke
379 7, 64 | Maar zij verloochenden hem; Wij redden hem en degenen die
380 7, 64 | met hem in de ark waren en Wij verdronken degenen, die
381 7, 65 | het volk van) Aad (zonden Wij) hun broeder Hoed. Hij zeide: "
382 7, 66 | leiders van zijn volk zeiden: "Wij zien u als een dwaze en
383 7, 66 | zien u als een dwaze en wij denken, dat gij tot de leugenaars
384 7, 70 | gij tot ons gekomen opdat wij Allah alleen moeten aanbidden
385 7, 72 | 72. En Wij redden hem en degenen, die
386 7, 72 | door Onze barmhartigheid en Wij sneden de levenswortel af
387 7, 75 | gezondene is?" Zij antwoordden: "Wij geloven voorzeker in hetgeen,
388 7, 76 | waren zeiden: "Voorwaar, wij geloven niet in hetgeen
389 7, 83 | 83. Wij redden hem en zijn familie,
390 7, 84 | 84. En Wij deden een regen van stenen
391 7, 88 | aanmatigend waren, antwoordden: "Wij zullen u, o Shoaib, en de
392 7, 88 | Hij zeide: "Zelfs al zijn wij er afkerig van?" ~
393 7, 89 | 89. En indien wij tot uw godsdienst terugvallen,
394 7, 89 | heeft gered, dan hebben wij voorzeker een leugen aangaande
395 7, 89 | alle dingen in Zijn kennis. Wij hebben in Allah ons vertrouwen
396 7, 94 | 94. En Wij zonden nimmer een profeet
397 7, 94 | naar een stad zonder dat Wij het volk er van met tegenspoed
398 7, 95 | 95. Daarna verwisselden Wij het boze met het goede,
399 7, 95 | vaderen ook." Dan grepen Wij hen plotseling terwijl zij
400 7, 96 | rechtvaardig waren geweest, zouden Wij zeker zegeningen van de
401 7, 96 | profeet); daarom grepen Wij hen vanwege hun daden. ~
402 7, 100| niet inzien, dat, indien Wij het willen, Wij hen om hun
403 7, 100| indien Wij het willen, Wij hen om hun zonden treffen
404 7, 101| waren de steden wier verhaal Wij u hebben verteld. En voorzeker
405 7, 102| 102. Wij vonden in de meesten hunner
406 7, 102| trouw aan het) verbond en Wij bevonden dat de meesten
407 7, 103| 103. Toen zonden Wij na hen (de vorige boodschappers)
408 7, 113| kwamen tot Pharao en zeiden: "Wij zullen natuurlijk als wij
409 7, 113| Wij zullen natuurlijk als wij de overhand krijgen een
410 7, 115| Mozes zult gij of zullen wij het eerst werpen?" ~
411 7, 117| 117. En Wij bezielden Mozes en zeiden: "
412 7, 121| 121. En zeiden: "Wij geloven in de Heer der Werelden." ~
413 7, 125| 125. Zij antwoordden: "Wij zullen voorzeker naar onze
414 7, 126| alleen wraak op ons omdat wij in de tekenen van onze Heer
415 7, 126| doe ons sterven terwijl wij Moslims zijn." ~
416 7, 127| verzaken?" Hij antwoordde: "Wij zullen hun zonen doden en
417 7, 127| hun vrouwen sparen. Zeker wij hebben macht over hen." ~
418 7, 129| 129. Zij antwoordden: "Wij werden vervolgd, voordat
419 7, 130| 130. En Wij straften het volk van Pharao
420 7, 132| er ons mede te betoveren, wij zullen stellig niet in u
421 7, 133| 133. Toen zonden Wij de storm en de sprinkhanen
422 7, 134| van ons verwijdert, zullen wij u zeker geloven en wij zullen
423 7, 134| zullen wij u zeker geloven en wij zullen de kinderen Israëls
424 7, 135| 135. Maar toen Wij de straf van hen verwijderden
425 7, 136| 136. Wij straften hen derhalve en
426 7, 137| 137. En Wij deden de mensen die voor
427 7, 137| gedeelten van het land, welke Wij zegenden, erven. En het
428 7, 137| geduldig waren geweest; en Wij vernietigden al hetgeen
429 7, 138| 138. En Wij deden de kinderen Israëls
430 7, 141| 141. Toen Wij u van Pharao's volk verlosten
431 7, 142| 142. En Wij maakten met Mozes een overeenkomst
432 7, 145| 145. En Wij schreven op de tafelen allerhande
433 7, 149| en ons vergeeft, zullen wij gewis tot de verliezers
434 7, 152| treffen En zo bejegenen Wij degenen, die een leugen
435 7, 156| wereld en in het Hiernamaals; wij zijn tot U gekomen." Allah
436 7, 160| 160. En Wij verdeelden hen in twaalf
437 7, 160| afzonderlijke volkeren. En Wij openbaarden aan Mozes, toen
438 7, 160| kende zijn drinkplaats. En Wij deden wolken hen overschaduwen
439 7, 160| wolken hen overschaduwen en Wij zonden Manna en kwartels
440 7, 160| de goede dingen, waarmede Wij u hebben voorzien." En zij
441 7, 161| poort in nederigheid binnen, Wij zullen u uw tekortkomingen
442 7, 161| tekortkomingen vergeven. Wij zullen meer geven aan hen
443 7, 162| gesproken. Daarom zonden Wij een kastijding van de hemel
444 7, 163| niet tot hen. Zo beproefden Wij hen omdat zij overtreders
445 7, 165| vermaning vergaten redden Wij degenen die het kwade verboden
446 7, 166| hun was verboden, zeiden Wij tot hen: "Weest verachte
447 7, 168| 168. En Wij verdeelden hen in groepen
448 7, 168| er zijn onrechtvaardigen. Wij beproefden hen door voor-
449 7, 170| volhardend zijn - voorzeker Wij doen de beloning der goeden
450 7, 171| 171. Toen Wij de berg (Sinaï) boven hen
451 7, 171| deze op hen zou vallen; Wij zeiden: "Houdt u aan hetgeen
452 7, 171| zeiden: "Houdt u aan hetgeen Wij u hebben gegeven vast en
453 7, 172| antwoordden zij: "Ja, wij getuigen" zodat gij op de
454 7, 172| Opstanding niet zoudt zeggen: "Wij waren ons hiervan zeker
455 7, 173| die afgoderij bedreven en wij waren een geslacht na hen.
456 7, 174| 174. En zo verklaren Wij de tekenen opdat zij zich
457 7, 175| het verhaal van de man die Wij Onze tekenen gaven, maar
458 7, 176| 176. En indien Wij wilden, konden Wij hem er
459 7, 176| indien Wij wilden, konden Wij hem er door verheffen doch
460 7, 179| 179. Voorwaar, Wij hebben menige djinn en mens
461 7, 181| En er is onder hen die Wij hebben geschapen een volk,
462 7, 182| tekenen verwerpen zullen Wij geleidelijk aangrijpen,
463 7, 189| goed kind geeft, zullen wij zeker tot de dankbaren behoren." ~
464 8, 3 | en van hetgeen, waarmede Wij hen hebben voorzien, mededelen, ~
465 8, 19 | als gij terugkeert, zullen Wij ook terugkeren. En uw partij
466 8, 21 | zoals degenen, die zeggen: "Wij horen," maar zij horen niet. ~
467 8, 31 | voorgelezen aan hen, zeggen zij: "Wij hebben het gehoord. Als
468 8, 31 | hebben het gehoord. Als wij willen kunnen wij gewis
469 8, 31 | gehoord. Als wij willen kunnen wij gewis iets dergelijks uiten.
470 8, 41 | Allah gelooft en in hetgeen Wij aan Onze dienaar op de dag
471 8, 54 | Heer daarom vernietigden Wij hen voor hun zonden. En
472 8, 54 | hen voor hun zonden. En Wij verdronken het volk van
473 9, 11 | broeders in het geloof. Wij leggen de tekenen uit aan
474 9, 42 | zij bij Allah zweren: "Als wij er toe in staat waren geweest,
475 9, 42 | staat waren geweest, zouden wij zeker met u zijn gegaan."
476 9, 50 | rampspoed overkomt, zeggen zij: "Wij hadden inderdaad onze voorzorgen
477 9, 52 | martelaarschap), terwijl wij betreffende u verwachten,
478 9, 52 | onze handen. Wacht daarom, wij wachten ook met u." ~
479 9, 59 | Voorzeker, tot Allah zijn wij geneigd." ~
480 9, 65 | zullen zij beslist zeggen: "Wij spraken slechts ijdellijk (
481 9, 66 | geloofd, verworpen. Als Wij een deel uwer vergeven,
482 9, 66 | deel uwer vergeven, zullen Wij een ander deel uwer straffen,
483 9, 75 | Zijn overvloed geeft zullen wij beslist aalmoezen geven
484 9, 94 | geen verontschuldigingen, wij zullen u niet geloven. Allah
485 9, 101| huichelarij. Gij kent hen niet; Wij kennen hen en Wij zullen
486 9, 101| niet; Wij kennen hen en Wij zullen hen hier dubbel straffen,
487 9, 107| zullen voorzeker zweren: "Wij bedoelden slechts het goede,"
488 10, 2 | vreemd voor de mensen, dat Wij een man uit hun midden openbaarden: "
489 10, 11 | reeds gekomen zijn. Maar Wij laten degenen die niet naar
490 10, 12 | of staande, maar wanneer Wij zijn last van hem hebben
491 10, 13 | 13. En Wij vernietigden de geslachten
492 10, 13 | niet geloven. Zo vergelden Wij het schuldige volk. ~
493 10, 14 | 14. En na hen hebben Wij u tot stedehouders op aarde
494 10, 14 | op aarde gesteld, opdat Wij zien, hoe gij zoudt handelen. ~
495 10, 21 | 21. En wanneer Wij mensen barmhartigheid doen
496 10, 22 | ons hiervan redt, zullen wij zeker tot de dankbaren behoren." ~
497 10, 23 | terugkeer tot Ons zijn en Wij zullen u inlichten over
498 10, 24 | is slechts als water, dat Wij uit de wolken nederzenden,
499 10, 24 | tot haar komt, dan maken Wij haar tot een gemaaid veld,
500 10, 24 | niets was geweest. Zo leggen Wij de tekenen uit aan een volk,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1890 |