Sura, Verse
1 2, 120| gekomen, zult gij aan Allah Vriend noch Helper hebben. ~
2 2, 257| 257. Allah is de Vriend dergenen, die geloven; Hij
3 3, 68 | gelovigen; en Allah is de Vriend der gelovigen. ~
4 3, 122| tonen, hoewel Allah hun Vriend was. En in Allah behoren
5 4, 45 | Allah is voldoende als Vriend en Allah is toereikend als
6 4, 75 | onderdrukkers zijn en schenk ons een vriend en een helper uwerzijds. ~
7 4, 89 | hen ook vindt; en neemt vriend noch helper uit hun midden. ~
8 4, 119| die buiten Allah Satan tot vriend neemt, zal zeker zichtbaar
9 4, 123| en hij zal buiten Allah vriend, noch helper vinden. ~
10 4, 125| oprechte? Allah nam Abraham tot vriend. ~
11 4, 173| zij zullen buiten Allah vriend, noch helper voor zich vinden. ~
12 6, 51 | verzameld, dat zij buiten Hem vriend noch bemiddelaar hebben,
13 6, 127| bij hun Heer en Hij is hun Vriend, wegens hetgeen zij doen. ~
14 9, 74 | straffen en zij zullen op aarde vriend noch helper hebben. ~
15 9, 116| de dood. En gij hebt geen vriend of helper naast Allah. ~
16 13, 37 | volgt, zult gij aan Allah vriend, noch beschermer hebben. ~
17 16, 63 | nu (in deze wereld) hun vriend en (in het Hiernamaals)
18 17, 73 | dan zouden zij u zeker tot vriend hebben genomen. ~
19 18, 17 | hem zult gij stellig geen vriend en leidsman vinden. ~
20 18, 26 | Horende! Zij hebben geen vriend buiten Hem en aan Zijn koninkrijk
21 22, 4 | Voor ieder die hem tot vriend neemt is verordend, dat
22 25, 28 | Had ik nooit zo iemand als vriend genomen. ~
23 29, 22 | noch hebt gij een enkele vriend of helper naast Allah." ~
24 33, 17 | zullen voor zich buiten Allah vriend noch helper vinden." ~
25 33, 65 | tijd vertoeven en zullen vriend noch helper vinden. ~
26 34, 41 | Glorie zij U! Gij zijt onze Vriend, niet zij. Neen, zij aanbaden
27 42, 31 | noch hebt gij een enkele vriend of helper buiten Allah. ~
28 44, 41 | 41. De Dag waarop een vriend de vriend niets zal baten
29 44, 41 | Dag waarop een vriend de vriend niets zal baten noch zullen
30 45, 19 | elkander, maar Allah is de Vriend der godvruchtigen. ~
31 57, 15 | het Vuur zijn; dat is uw vriend en het is een slechte bestemming!" ~
32 69, 35 | Daarom heeft hij hier geen vriend; ~
33 70, 10 | 10. En een vriend zal een vriend niet vragen, ~
34 70, 10 | 10. En een vriend zal een vriend niet vragen, ~
|