Sura, Verse

 1   6, 55 |       uiteen opdat de weg der schuldigen openbaar worde. ~
 2   6, 123|       stad de groten tot haar schuldigen gemaakt zodat zij er in
 3   7, 40 |    vergelden Wij de daden der schuldigen. ~
 4   7, 84 |      wat het einde was van de schuldigen. ~
 5   8, 8  |       mocht doen, ofschoon de schuldigen er afkerig van zijn. ~
 6  10, 17 |    verloochent? Voorzeker, de schuldigen zullen nooit slagen. ~
 7  10, 50 |       komt, hoe zullen dan de schuldigen weg kunnen lopen?" ~
 8  11, 52 | voegen. En wend u niet af als schuldigen." ~
 9  12, 29 |      Gij behoort zeker tot de schuldigen." ~
10  14, 49 |     En op die Dag zult gij de schuldigen in kettingen geklonken zien. ~
11  15, 12 |       Wij dat in het hart der schuldigen binnendringen. ~
12  18, 49 |   voorgelegd; dan zult gij de schuldigen zien vrezen wegens hetgeen
13  18, 53 |                     53. En de schuldigen zullen het Vuur zien en
14  19, 86 |             86. Zullen Wij de schuldigen als een dorstige kudde naar
15  25, 22 |      goed nieuws zijn voor de schuldigen; dan zullen zij zeggen: "
16  26, 99 |             99. En slechts de schuldigen deden ons dwalen. ~
17  28, 17 |       bewezen zal ik nooit de schuldigen ondersteunen." ~
18  28, 78 |       groter in aantal? En de schuldigen worden niet gevraagd omtrent
19  30, 12 |      Uur zal komen, zullen de schuldigen wanhopig worden. ~
20  30, 55 |       Uur zal komen zullen de schuldigen zweren, dat zij slechts
21  32, 12 |       slechts zien wanneer de schuldigen hun hoofd zullen buigen
22  32, 22 |    van afwendt? Wij zullen de schuldigen beslist straffen. ~
23  36, 59 |      deze dag terzijde, o gij schuldigen." ~
24  37, 34 |      34. Zo behandelen Wij de schuldigen; ~
25  43, 74 |                        74. De schuldigen zullen gewis de kastijding
26  55, 41 |                        41. De schuldigen zullen aan hun kenmerken
27  55, 43 |     43. Dit is de hel door de schuldigen verloochend. ~
28  68, 35 |       onderwerpen even als de schuldigen behandelen? ~
29  74, 41 |                    41. Aan de schuldigen ~
30  77, 18 |      18. Zo behandelen Wij de schuldigen. ~
31  77, 35 |     is een Dag waarop zij (de schuldigen) niet mogen spreken, ~
32  77, 46 |        Voorzeker, gij zijt de schuldigen." ~
33  83, 29 |              29. Waarlijk, de schuldigen plachten de gelovigen uit