Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
wierp 6
wierpen 9
wierpt 2
wij 1890
wijd 4
wijde 1
wijdingen 3
Frequency    [«  »]
2188 hij
2162 u
1996 in
1890 wij
1642 niet
1579 hen
1522 voor

Koran

IntraText - Concordances

wij

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1890

                                                     bold = Main text
     Sura, Verse                                     grey = Comment text
1001 21, 71 | 71. En Wij redden hem en Lot en voerden 1002 21, 71 | voerden hen naar het land dat Wij zegenden voor alle volkeren. ~ 1003 21, 72 | 72. En Wij schonken hem Izaäk en Jacob 1004 21, 72 | en Jacob als kleinzoon en Wij maakten hen allen rechtvaardig. ~ 1005 21, 73 | 73. En Wij maakten hen tot leiders 1006 21, 73 | leidden op Ons bevel en Wij zonden een Openbaring tot 1007 21, 74 | 74. En aan Lot schonken Wij wijsheid en kennis. En Wij 1008 21, 74 | Wij wijsheid en kennis. En Wij bevrijdden hem uit de stad 1009 21, 75 | 75. En Wij namen hem in Onze barmhartigheid 1010 21, 76 | voordien riep, verhoorden Wij zijn gebed en redden hem 1011 21, 77 | 77. En Wij stonden hem bij tegen degenen 1012 21, 77 | volk; derhalve verdronken Wij hen allen. ~ 1013 21, 78 | bij nacht graasden, waren Wij Getuige van hun oordeel. ~ 1014 21, 79 | 79. Wij schonken Salomo begrip van 1015 21, 79 | aan elk hunner schonken Wij wijsheid en kennis. En Wij 1016 21, 79 | Wij wijsheid en kennis. En Wij noopten de bergen en de 1017 21, 79 | heerlijkheid te loven. En Wij waren het, Die dat deden. ~ 1018 21, 80 | 80. En Wij leerden hem de kunst, maliënkolders 1019 21, 81 | 81. En Wij maakten de geweldige wind 1020 21, 81 | richting van het land dat Wij hadden gezegend. En Wij 1021 21, 81 | Wij hadden gezegend. En Wij bezitten kennis van alle 1022 21, 82 | 82. En Wij maakten onder de duivels, 1023 21, 82 | andere arbeid verrichtten en Wij waren het die over hen waakten. ~ 1024 21, 84 | 84. Wij verhoorden daarom zijn gebed 1025 21, 86 | 86. En Wij namen hen op in Onze genade 1026 21, 87 | toorn heenging en dacht dat Wij geen macht over hem hadden 1027 21, 88 | 88. Wij verhoorden toen zijn gebed 1028 21, 88 | weg. En aldus verlossen Wij de gelovigen. ~ 1029 21, 90 | 90. Toen verhoorden Wij zijn gebed en beloofden 1030 21, 90 | beloofden hem Johannes en Wij maakten zijn vrouw geschikt ( 1031 21, 91 | haar kuisheid bewaarde; Wij bliezen haar Onze geest 1032 21, 91 | bliezen haar Onze geest in en Wij maakten haar en haar zoon 1033 21, 94 | geen ondankbaarheid zijn. Wij zullen dit voorzeker in 1034 21, 95 | 95. En voor een stad die Wij verdelgd hebben, is het 1035 21, 97 | zullen zeggen): "O! wee ons, wij waren hier inderdaad onachtzaam 1036 21, 97 | inderdaad onachtzaam over, neen, wij waren onrechtvaardigen." ~ 1037 21, 104| 104. De Dag, waarop Wij de hemelen zullen oprollen 1038 21, 104| geschriften oprolt. Gelijk Wij de schepping eerst begonnen, 1039 21, 104| eerst begonnen, aldus zullen Wij haar terugbrengen - een 1040 21, 104| Belofte van Ons; voorwaar Wij zullen deze nakomen. ~ 1041 21, 105| 105. En voordien hebben Wij na de Vermaning in de geschriften 1042 21, 107| 107. En Wij hebben u (Mohammed) slechts 1043 22, 5 | Opstanding, bedenkt, dat Wij u hebben geschapen uit stof, 1044 22, 5 | onvolkomen in maaksel, opdat Wij het u duidelijk maken. En 1045 22, 5 | het u duidelijk maken. En Wij laten wat Ons behaagt gedurende 1046 22, 5 | baarmoeder blijven, dan brengen Wij u als zuigelingen voort, 1047 22, 5 | zuigelingen voort, dan (doen Wij u opgroeien) zodat gij volwassen 1048 22, 5 | levenloos, doch wanneer Wij er regen op doen nederdalen, 1049 22, 9 | Dag der Verrijzenis zullen Wij hem de straf van het branden 1050 22, 16 | 16. En aldus hebben Wij hem duidelijke tekenen gezonden, 1051 22, 25 | Moskee (te Mekka) - die Wij gelijk voor alle mensen 1052 22, 25 | goddeloosheid streeft - hem zullen Wij een pijnlijke straf doen 1053 22, 26 | 26. En toen Wij Abraham de plaats voor het 1054 22, 34 | En voor elk volk hebben Wij handelingen van offer en 1055 22, 35 | onderhouden, en geven van hetgeen Wij hun hebben toebedeeld. ~ 1056 22, 36 | tekenen van Allah hebben Wij voor u de offerkamelen aangewezen. 1057 22, 36 | en de armen. Aldus hebben Wij hen aan u dienstbaar gemaakt, 1058 22, 41 | 41. Degenen die, indien Wij hen op aarde vestigen, het 1059 22, 45 | Hoe menige stad hebben Wij verdelgd, terwijl deze vol 1060 22, 52 | 52. Nimmer zonden Wij een boodschapper of een 1061 22, 67 | 67. Voor elk volk hebben Wij wijdingen vastgesteld die 1062 23, 12 | 12. Voorwaar, Wij scheppen de mens uit een 1063 23, 13 | 13. Dan plaatsen Wij hem als een kleine levenskiem 1064 23, 14 | 14. Vervolgens vormen Wij de levenskiem tot een klonter 1065 23, 14 | klonter bloed; daarna vormen Wij het geronnen bloed tot een ( 1066 23, 14 | vormeloze) klomp; dan vormen Wij beenderen uit deze (vormeloze) 1067 23, 14 | klomp; daarna bekleden Wij deze beenderen met vlees; 1068 23, 14 | vervolgens ontwikkelen Wij het tot een nieuwe schepping. 1069 23, 17 | 17. En boven u hebben Wij zeven wegen gemaakt, en 1070 23, 17 | en nimmer veronachtzamen Wij de schepping. ~ 1071 23, 18 | 18. Wij zenden water uit de hemel 1072 23, 18 | bepaalde hoeveelheid en Wij doen deze in de aarde blijven 1073 23, 18 | blijven en voorzeker zijn Wij ook in staat die weer weg 1074 23, 19 | 19. En Wij brengen daarmede tuinen 1075 23, 20 | 20. En Wij brengen een boom voort die 1076 23, 21 | eveneens een les voor u. Wij geven u te drinken van de 1077 23, 23 | 23. En Wij zonden Noach tot zijn volk, 1078 23, 24 | voorzeker engelen nedergezonden. Wij hebben nooit van zulk (een 1079 23, 27 | 27. Toen openbaarden Wij hem: "Bouw de Ark onder 1080 23, 30 | zijn tekenen, en waarlijk Wij stellen (de mensen) op de 1081 23, 31 | 31. Toen verwekten Wij een ander geslacht na hen. ~ 1082 23, 32 | 32. En Wij zonden onder hen een boodschapper 1083 23, 33 | Hiernamaals loochenden en wie Wij in dit leven overvloed ( 1084 23, 37 | ons tegenwoordige leven; wij leven en sterven en zullen 1085 23, 38 | heeft verzonnen over Allah; wij zullen in hem stellig niet 1086 23, 41 | hen daarom de rukwind en Wij maakten hen als wrakhout. 1087 23, 42 | 42. Toen verwekten Wij na hen andere geslachten. ~ 1088 23, 44 | 44. Dan zonden Wij Onze boodschappers de een 1089 23, 44 | verloochenden zij hem. Dus deden Wij hen elkander opvolgen en 1090 23, 45 | 45. Dan zonden Wij Mozes en zijn broeder Aäron 1091 23, 47 | En zij zeiden: "Moeten wij geloven in twee mannen aan 1092 23, 49 | 49. En wij schonken Mozes het Boek 1093 23, 50 | 50. En Wij bestemden de zoon van Maria 1094 23, 55 | rijkdom en de zonen waarmee Wij hen helpen, ~ 1095 23, 56 | 56. Wij Ons haasten hun goed te 1096 23, 62 | 62. Wij belasten geen ziel boven 1097 23, 64 | 64. Totdat, wanneer Wij degenen hunner die in weelde 1098 23, 71 | wanorde zijn geraakt. Neen, Wij hebben hun een vermaning 1099 23, 75 | 75. En indien Wij ons over hen ontfermden 1100 23, 76 | 76. Wij troffen hen door een straf, 1101 23, 77 | 77. Maar, wanneer Wij voor hen de poort der gestrenge 1102 23, 82 | 82. Zij zeggen: "Zullen wij, wanneer wij dood zijn en 1103 23, 82 | zeggen: "Zullen wij, wanneer wij dood zijn en tot beenderen 1104 23, 90 | 90. Wij hebben hun de Waarheid gebracht 1105 23, 95 | 95. En voorzeker, Wij hebben de macht u datgene 1106 23, 95 | datgene te laten zien waarmee Wij hen bedreigen. ~ 1107 23, 96 | het kwade met het beste. Wij zijn op de hoogte van hetgeen 1108 23, 106| heeft ons overweldigd en wij waren een dwalend volk. ~ 1109 23, 107| neem ons daaruit; indien wij in het (kwade) terugvallen 1110 23, 107| kwade) terugvallen dan zijn wij stellig onrechtvaardig. ~ 1111 23, 109| te zeggen: "O, onze Heer, wij hebben geloofd, vergeef 1112 23, 113| Zij zullen antwoorden: "Wij bleven een dag of een deel 1113 23, 115| 115. Dacht gij, dat Wij u tevergeefs schiepen en 1114 24, 1 | Dit is een hoofdstuk, dat Wij hebben geopenbaard en verplichtend 1115 24, 1 | verplichtend gesteld en Wij hebben er duidelijke tekenen 1116 24, 34 | 34. En Wij hebben duidelijke tekenen 1117 24, 46 | 46. Wij hebben duidelijke tekenen 1118 24, 47 | 47. En zii zeggen: "Wij geloven in Allah en in de 1119 24, 47 | en in de boodschapper en wij gehoorzamen." Maar daarna 1120 24, 51 | spreken, zeggen zij slechts: "Wij horen en wij gehoorzamen." 1121 24, 51 | zij slechts: "Wij horen en wij gehoorzamen." Dezen zijn 1122 25, 11 | Uur verloochenen hebben Wij een laaiend Vuur bereid. ~ 1123 25, 19 | onder u onrechtvaardig is, Wij zullen hem een zware straf 1124 25, 20 | 20. En Wij zonden nooit boodschappers 1125 25, 20 | en liepen op straat. En Wij gebruiken sommigen uwer 1126 25, 21 | nedergezonden? of waarom kunnen wij onze Heer niet zien?" Voorzeker, 1127 25, 23 | 23. En Wij zullen ons tot hun werken 1128 25, 31 | 31. Zo maken Wij voor elke profeet een vijand 1129 25, 32 | geopenbaard?" Zo is het, opdat Wij daarmee uw hart mogen versterken. 1130 25, 32 | hart mogen versterken. En Wij hebben hem duidelijk en 1131 25, 33 | stellen u geen vraag of Wij geven u de waarheid en een 1132 25, 35 | 35. Wij gaven Mozes het Boek (der 1133 25, 36 | 36. En Wij zeiden: "Gaat samen naar 1134 25, 36 | verloochent." Daarna vernietigden Wij hen. ~ 1135 25, 37 | verloochende, verdronken Wij het en Wij maakten het tot 1136 25, 37 | verloochende, verdronken Wij het en Wij maakten het tot een teken 1137 25, 37 | teken voor het mensdom. En Wij hebben een pijnlijke straf 1138 25, 39 | 39. Wij gaven aan ieder hunner allerlei 1139 25, 39 | allerlei voorbeelden en Wij vernietigden allen. ~ 1140 25, 42 | Goden doen afdwalen, als wij jegens hen niet standvastig 1141 25, 45 | hebben gemaakt - Dan hebben Wij de zon tot een leider er 1142 25, 46 | 46. Daarna trekken Wij haar langzaam tot Ons terug. ~ 1143 25, 48 | barmhartigheid uitzendt en Wij zenden zuiver water uit 1144 25, 49 | 49. Opdat Wij daarmee leven mogen schenken 1145 25, 50 | 50. En Wij herhalen dit voor hen opdat 1146 25, 51 | 51. Als Wij het hadden gewild konden 1147 25, 51 | het hadden gewild konden Wij zeker in elke stad een waarschuwer 1148 25, 56 | 56. En Wij hebben u slechts als drager 1149 25, 60 | is de Barmhartige? Zullen wij ons nederwerpen voor degene 1150 26, 4 | 4. Als Wij het willen, kunnen Wij hun 1151 26, 4 | Als Wij het willen, kunnen Wij hun een teken van de hemel 1152 26, 7 | voortreffelijke soorten Wij daarop hebben doen groeien? ~ 1153 26, 15 | gaat dan met Onze tekenen; Wij zijn met u en zullen horen. ~ 1154 26, 16 | dus naar Pharao en zegt: 'Wij zijn de boodschappers van 1155 26, 18 | Pharao) zeide: "Voedden wij u niet onder ons op toen 1156 26, 40 | 40. Opdat wij de tovenaars mogen volgen 1157 26, 41 | beloning voor ons zijn als wij de overwinnaars worden?" ~ 1158 26, 44 | Bij de macht van Pharao, wij zullen de overhand krijgen." ~ 1159 26, 47 | 47. En riepen uit: "Wij geloven in de Heer der Werelden, ~ 1160 26, 50 | antwoordden: "Dat geeft niet; wij zullen voorzeker tot onze 1161 26, 51 | 51. Wij hopen dat onze Heer ons 1162 26, 51 | zonden zal vergeven, want wij zijn de eersten der gelovigen." ~ 1163 26, 52 | 52. En Wij openbaarden aan Mozes, zeggende: " 1164 26, 56 | 56. En wij zijn een ten volle bewapende 1165 26, 57 | 57. Daarom verbanden Wij hen uit hun tuinen en bronnen, ~ 1166 26, 59 | 59. Zo geschiedde het; en Wij gaven die als een erfenis 1167 26, 61 | metgezellen van Mozes: "Wij worden zeker ingehaald." ~ 1168 26, 63 | 63. Toen openbaarden Wij aan Mozes: "Tref de zee 1169 26, 64 | 64. En Wij lieten de anderen naderbij 1170 26, 65 | 65. En Wij redden Mozes en allen die 1171 26, 66 | 66. Daarna verdronken Wij de anderen. ~ 1172 26, 71 | 71. Zeiden zij: "Wij aanbidden (onze) goden en 1173 26, 71 | aanbidden (onze) goden en wij zullen hun toegewijd blijven." ~ 1174 26, 74 | Zij antwoordden: "Maar wij vonden dat onze vaderen 1175 26, 97 | 97. "Bij Allah, wij waren klaarblijkelijk in 1176 26, 98 | 98. Toen wij u gelijk stelden aan de 1177 26, 100| 100. En wij hebben nu geen bemiddelaar, ~ 1178 26, 102| naar de aarde) was, zouden wij tot de gelovigen behoren." ~ 1179 26, 111| Zij antwoordden: "Zullen wij u geloven terwijl slechts 1180 26, 119| 119. Daarom redden Wij hem en degenen die met hem 1181 26, 120| 120. Daarna verdronken Wij degenen die achterbleven. 1182 26, 138| 138. En wij zullen niet worden gestraft." ~ 1183 26, 139| verloochenden zij hem en Wij vernietigden hen. Daarin 1184 26, 154| zijt slechts een mens zoals wij, toon ons dan een teken, 1185 26, 170| 170. Daarom redden Wij hem en zijn hele gezin. ~ 1186 26, 172| 172. Daarna vernietigden Wij de anderen. ~ 1187 26, 173| 173. En Wij deden een regen op hen regenen, 1188 26, 186| niets meer dan een man zoals wij en wij denken dat gij tot 1189 26, 186| dan een man zoals wij en wij denken dat gij tot de leugenaars 1190 26, 198| 198. Indien Wij het aan een vreemdeling 1191 26, 200| 200. Zo hebben Wij het (ongeloof) in de harten 1192 26, 205| 205. Zeg: "Als Wij hun toest,aan jaren te genieten, ~ 1193 26, 208| 208. En Wij vernietigden nooit een stad, 1194 26, 209| 209. Om te vermanen. Wij waren nooit onrechtvaardig. 1195 27, 4 | geloven, hun daden hebben Wij voor hen schoonschijnend 1196 27, 15 | 15. En Wij gaven kennis aan David en 1197 27, 27 | 27. Salomo zeide: "Wij zullen zien of gij de waarheid 1198 27, 33 | 33. Zij antwoordden: "Wij hebben de macht en wij bezitten 1199 27, 33 | Wij hebben de macht en wij bezitten een grote dapperheid 1200 27, 37 | Gaat tot hen terug, want wij zullen zeker tot hen komen 1201 27, 37 | geen macht zullen hebben, wij zullen hen met ontering 1202 27, 41 | eigen troon haar tegenstaat. Wij zullen zien of zij de rechte 1203 27, 42 | voordien kennis gegeven en wij zijn reeds onderdanig geworden." ~ 1204 27, 45 | 45. En Wij zonden zeker tot de Samoed 1205 27, 47 | 47. Zij antwoordden: "Wij voorzien kwaad wegens u 1206 27, 49 | elkander bij Allah, dat wij zeker Salih en zijn familie 1207 27, 49 | aanvallen en daarna zullen wij tot zijn bloedverwanten 1208 27, 49 | bloedverwanten zeggen: "Wij waren geen getuigen van 1209 27, 49 | vernietiging van zijn familie en wij spreken zeker de waarheid." ~ 1210 27, 50 | zij smeedden een plan, en Wij maakten ook een plan (tegen 1211 27, 51 | einde van hun plan was; Wij vernietigden hen en hun 1212 27, 53 | 53. En Wij redden hen die geloofden 1213 27, 57 | 57. Daarom redden Wij hem en zijn familie behalve 1214 27, 57 | familie behalve zijn vrouw; Wij deden haar tot de achterblijvenden 1215 27, 58 | 58. En Wij deden een regen over hen 1216 27, 67 | ongelovigen zeggen: "Zullen wij wanneer wij en onze vaderen 1217 27, 67 | zeggen: "Zullen wij wanneer wij en onze vaderen tot stof 1218 27, 82 | bewaarheid wordt, zullen Wij een dier uit de aarde te 1219 27, 83 | 83. En op de Dag waarop Wij van elk volk degenen zullen 1220 27, 86 | Hebben zij niet gezien dat Wij de nacht hebben ingesteld 1221 28, 3 | 3. Wij dragen u het verhaal van 1222 28, 5 | 5. En Wij wensten hun die op aarde 1223 28, 7 | 7. En Wij openbaarden aan de moeder 1224 28, 7 | en vrees noch treur; want Wij zullen hem aan u teruggeven 1225 28, 9 | nuttig voor ons zijn of wij kunnen hem als zoon opnemen." 1226 28, 10 | had het bijna onthuld als Wij haar hart niet gesterkt 1227 28, 12 | 12. En Wij hadden hem de minnen voordien 1228 28, 13 | 13. Zo gaven Wij hem aan zijn moeder terug 1229 28, 14 | kracht had bereikt, gaven wij hem wijsheid en kennis; 1230 28, 14 | wijsheid en kennis; zo belonen Wij hen die goed doen. ~ 1231 28, 23 | scheelt u?" Zij antwoordden: "Wij kunnen niet drenken, totdat 1232 28, 28 | Allah is Getuige van hetgeen wij zeggen." ~ 1233 28, 35 | 35. God zeide: "Wij zullen uw arm door uw broeder 1234 28, 35 | uw broeder versterken en Wij zullen u beiden macht geven 1235 28, 36 | verzonnen tovenarij, en wij hoorden nooit van iets dergelijks 1236 28, 40 | 40. Daarom grepen Wij hem en zijn scharen en wierpen 1237 28, 41 | 41. En Wij gaven hun leiders die tot 1238 28, 42 | 42. En Wij deden hen in deze wereld 1239 28, 43 | 43. En Wij gaven het Boek aan Mozes 1240 28, 43 | het Boek aan Mozes nadat Wij de vroegere geslachten hadden 1241 28, 44 | kant (van de berg) toen Wij Mozes de geboden mededeelden, 1242 28, 45 | 45. Maar Wij brachten vele geslachten 1243 28, 45 | aan hen voordroeg, maar Wij waren het, Die boodschappers 1244 28, 46 | niet aan de bergkant toen Wij (naar Mozes) riepen. Maar 1245 28, 47 | geen boodschapper, opdat wij Uwe tekenen hadden kunnen 1246 28, 48 | ondersteunen." En dezen zeggen: "Wij geloven in beiden niet." ~ 1247 28, 51 | 51. En Wij hebben inderdaad het Woord 1248 28, 52 | 52. Zij aan wie Wij het Boek voordien gaven, 1249 28, 53 | voorgedragen, zeggen zij: "Wij geloven er in. Voorwaar, 1250 28, 53 | van onze Heer. Inderdaad, wij hadden ons zelf reeds onderworpen." ~ 1251 28, 54 | mededelen van hetgeen waarmee Wij hen hebben voorzien. ~ 1252 28, 55 | werken. Vrede zij met u. Wij zoeken de onwetenden niet." ~ 1253 28, 57 | van Mekka) zeggen: "Als wij de leiding met u zouden 1254 28, 57 | u zouden volgen, zouden wij van ons land worden weggevoerd." 1255 28, 57 | worden weggevoerd." Hebben Wij voor hen geen veilig heiligdom 1256 28, 58 | En hoeveel steden hebben Wij niet vernietigd die trots 1257 28, 58 | bewoond zijn geworden. En Wij zijn het Die de erfgenamen 1258 28, 59 | verkondigt; noch verwoesten Wij steden tenzij de bewoners 1259 28, 61 | 61. Staat hij aan wie Wij een goede belofte hebben 1260 28, 61 | gelijk met degenen, die Wij van de goederen dezer wereld 1261 28, 63 | Heer, dit zijn degenen die wij deden dwalen. Wij deden 1262 28, 63 | degenen die wij deden dwalen. Wij deden hen dwalen zoals wij 1263 28, 63 | Wij deden hen dwalen zoals wij dwaalden. Wij betuigen onze 1264 28, 63 | dwalen zoals wij dwaalden. Wij betuigen onze onschuld aan 1265 28, 63 | betuigen onze onschuld aan U. Wij waren het niet die zij aanbaden." ~ 1266 28, 75 | 75. En Wij zullen uit elk volk een 1267 28, 75 | volk een getuige nemen en Wij zullen zeggen: "Brengt uw 1268 28, 76 | aanmatigend tegenover hen. En Wij hadden hem zoveel schatten 1269 28, 81 | 81. Dan deden Wij hem en zijn huis in de aarde 1270 28, 83 | tehuis van het Hiernamaals! Wij geven het degenen die op 1271 29, 2 | alleen omdat zij zeggen: "Wij geloven" zonder dat zij 1272 29, 3 | 3. Wij beproefden degenen die vóór 1273 29, 7 | 7. Waarlijk Wij zullen de fouten dergenen 1274 29, 8 | 8. En Wij hebben de mens geboden zijn 1275 29, 9 | werken doen, hen zullen Wij zeker onder de rechtevaardigen 1276 29, 10 | mensen zijn er die zeggen: "Wij geloven in Allah", maar 1277 29, 10 | zeggen zij: "Voorzeker, wij waren met U." Weet Allah 1278 29, 12 | gelovigen: "Volgt onze weg, wij zullen uw zonden dragen." 1279 29, 14 | 14. Voorwaar, Wij zonden Noach tot zijn volk, 1280 29, 15 | 15. Maar Wij redden hem en de deelgenoten 1281 29, 15 | deelgenoten der ark, en Wij maakten dit tot een teken 1282 29, 16 | 16. En Wij zonden Abraham, en hij zeide 1283 29, 27 | 27. En Wij gaven hem Izaak en Jacob, 1284 29, 27 | gaven hem Izaak en Jacob, en Wij plaatsten het profetenambt 1285 29, 27 | onder zijn nageslacht, en Wij gaven hem zijn beloning 1286 29, 31 | nieuws brachten, zeiden zij: "Wij willen het volk dezer stad 1287 29, 32 | Lot is daar." Zij zeiden: "Wij weten wel wie daar woont. 1288 29, 32 | weten wel wie daar woont. Wij zullen hem en zijn familie 1289 29, 33 | noch treur. Voorzeker, wij zullen u en uw familie redden, 1290 29, 34 | 34. Wij zullen gewis een straf van 1291 29, 35 | 35. En Wij lieten hier een duidelijk 1292 29, 36 | En tot Midian, (zonden Wij) hun broeder Shoaib, die 1293 29, 38 | 38. En (Wij vernietigden) ook de Aad 1294 29, 39 | 39. Wij vernietigden eveneens Korach 1295 29, 40 | 40. Zo grepen Wij iedereen om zijn zonden 1296 29, 40 | en onder hen waren er die Wij in de aarde deden verzinken, 1297 29, 40 | en onder hen waren er die Wij deden verdrinken. Allah 1298 29, 43 | dit zijn gelijkenissen die Wij voor de mensen geven, maar 1299 29, 46 | tegen de onrechtvaardigen: "Wij geloven in hetgeen ons is 1300 29, 46 | en aan Hem onderwerpen wij ons." ~ 1301 29, 47 | 47. En aldus hebben Wij u het Boek nedergezonden 1302 29, 47 | nedergezonden en zij wie Wij het Boek hebben gegeven 1303 29, 51 | niet genoeg voor hen dat Wij u het Boek hebben geopenbaard 1304 29, 58 | werken doen, hen zullen Wij zeker huisvesten in verheven 1305 29, 66 | Zodat zij datgene, wat Wij hun hebben geschonken verloochenen 1306 29, 67 | Hebben zij niet gezien, dat Wij een veilig Heiligdom (Makka) 1307 29, 69 | die naar Ons streven, - Wij zullen hen zeker op Onze 1308 30, 28 | deelgenoten in hetgeen waarvan Wij u hebben voorzien, zodat 1309 30, 28 | elkander vreest? - Zo leggen Wij de tekenen uit aan een volk 1310 30, 34 | ondankbaar worden voor hetgeen Wij hun hebben geschonken. Vermaakt 1311 30, 35 | 35. Hebben Wij enig gezag tot hen nedergezonden, 1312 30, 36 | 36. En wanneer Wij de mensen barmhartigheid 1313 30, 47 | 47. Waarlijk, Wij zonden boodschappers vóór 1314 30, 47 | duidelijke bewijzen. Dan straften Wij degenen die zondigden. En 1315 30, 51 | 51. En indien Wij een (droge) wind hadden 1316 30, 58 | 58. Waarlijk, Wij hebben in deze Koran allerlei 1317 31, 10 | allerlei dieren over verspreid. Wij hebben water uit de wolken 1318 31, 12 | 12. En Wij schonken wijsheid aan Loqmaan, 1319 31, 14 | 14. Wij hebhen de mens op het hart 1320 31, 21 | geopenbaard," zeggen zij: "Neen, wij zullen datgene volgen wat 1321 31, 21 | zullen datgene volgen wat wij onze vaderen zagen volgen." 1322 31, 23 | zullen zij wederkeren en Wij zullen hen inlichten over 1323 31, 24 | 24. Wij zullen hen voor een poosje 1324 31, 24 | vermaken; daarna zullen Wij hen tot een strenge straf 1325 32, 10 | En zij zeggen: "Zullen wij, wanneer wij in de aarde 1326 32, 10 | zeggen: "Zullen wij, wanneer wij in de aarde verloren zijn, 1327 32, 12 | Heer, zeggende: "Onze Heer, wij hebben gezien en wij hebben 1328 32, 12 | Heer, wij hebben gezien en wij hebben gehoord, zend ons 1329 32, 12 | zend ons nu terug opdat wij goede werken mogen verrichten; 1330 32, 12 | mogen verrichten; voorzeker wij zijn thans overtuigd." ~ 1331 32, 13 | 13. Indien Wij het wilden, zouden Wij aan 1332 32, 13 | Indien Wij het wilden, zouden Wij aan elke ziel haar leiding 1333 32, 14 | vergat. Voorzeker nu hebben Wij u vergeten. Ondergaat de 1334 32, 16 | zij doen wel met hetgeen Wij hun hebben geschonken. ~ 1335 32, 21 | 21. Wij zullen hen inderdaad de 1336 32, 22 | zich er toch van afwendt? Wij zullen de schuldigen beslist 1337 32, 23 | 23. Voorzeker, Wij gaven Mozes het Boek - twijfel 1338 32, 23 | ontmoeting met Hem - en Wij maakten dit tot een richtsnoer 1339 32, 24 | 24. En Wij stelden leiders uit hun 1340 32, 26 | inzicht (door het feit) dat Wij zovele geslachten vóór hen 1341 32, 27 | Hebben zij niet gezien dat Wij het water naar het droge 1342 33, 7 | 7. En toen Wij met de profeten een verbond 1343 33, 7 | de zoon van Maria, sloten wij een hecht verbond. ~ 1344 33, 9 | legers tegen u opkwamen en Wij tegen hen een wind zonden 1345 33, 31 | werken doet, haar zullen Wij dubbel belonen en Wij hebben 1346 33, 31 | zullen Wij dubbel belonen en Wij hebben voor haar een waardige 1347 33, 37 | haar scheidde, verenigden Wij haar met u in de echt, opdat 1348 33, 45 | 45. O, profeet. Wij hebben u als getuige, drager 1349 33, 50 | 50. O profeet, Wij hebben voor u uw vrouwen 1350 33, 50 | niet voor de gelovigen. Wij hebben reeds kenbaar gemaakt 1351 33, 50 | reeds kenbaar gemaakt wat Wij omtrent hun (gelovige) vrouwen 1352 33, 60 | veroorzaken, niet ophouden, zullen Wij u zeker tegen hen in beweging 1353 33, 66 | zullen zij zeggen: "O, hadden wij slechts Allah en Zijn boodschapper 1354 33, 67 | zullen zeggen: "Onze Heer, wij gehoorzaamden onze leiders 1355 33, 72 | 72. Voorwaar, Wij boden de hemelen, de aarde 1356 34, 7 | ongelovigen zeggen: "Zullen wij u een man aanwijzen die 1357 34, 9 | het Ons behaagde konden Wij de aarde met hen doen inzinken, 1358 34, 10 | 10. En voorwaar, Wij schonken David overvloed 1359 34, 10 | verheerlijkt Allah met hem!" En Wij maakten het ijzer week voor 1360 34, 12 | aan Salomo onderwierpen Wij de wind; de ochtendreis 1361 34, 12 | daarvan was een maand, en Wij deden een stroom van gesmolten 1362 34, 12 | Heer onder hem werkten, en Wij zeiden: indien iemand van 1363 34, 12 | gebod zou afkeren, zouden Wij hem de straf van het brandend 1364 34, 14 | 14. En toen Wij zijn (Salomo's) dood hadden 1365 34, 16 | wendden zich af; daarom zonden Wij een sterke overstroming 1366 34, 16 | overstroming over hen en Wij veranderden hun tuinen in 1367 34, 17 | 17. Daarmee vergolden Wij hen wegens hun ondankbaarheid, 1368 34, 17 | wegens hun ondankbaarheid, en Wij straften niemand behalve 1369 34, 18 | 18. En Wij plaatsten tussen hen en 1370 34, 18 | tussen hen en de steden die Wij hadden gezegend, bloeiende 1371 34, 18 | die aanzienlijk waren, en Wij maakten het reizen tussen 1372 34, 19 | onrecht aan, daarom maakten Wij hen tot sagen en legenden, 1373 34, 19 | sagen en legenden, terwijl Wij hen volledig hadden verpletterd. 1374 34, 21 | over hen geen macht, maar Wij wilden degenen, die in het 1375 34, 24 | aarde?" Zeg: "Allah." Zijn wij of gij op het rechte pad 1376 34, 25 | ondervraagd omtrent wat wij misdeden, noch zullen wij 1377 34, 25 | wij misdeden, noch zullen wij worden ondervraagd omtrent 1378 34, 28 | 28. En Wij hebben u slechts gezonden 1379 34, 31 | de ongelovigen zeggen: "Wij zullen stellig aan deze 1380 34, 31 | niet geweest dan zouden wij zeker tot de gelovigen behoren." ~ 1381 34, 32 | zwakkelingen zeggen: "Waren wij het die u van de leiding 1382 34, 33 | de straf zullen zien. En Wij zullen zware kettingen leggen 1383 34, 34 | 34. En Wij zonden geen waarschuwer 1384 34, 34 | er van zeiden: "Waarlijk, wij willen niet geloven in hetgeen 1385 34, 35 | 35. En zij zeiden: "Wij hebben meer rijkdommen en 1386 34, 35 | rijkdommen en kinderen en wij zullen niet worden gestraft." ~ 1387 34, 42 | goed of kwaad te doen." En Wij zullen tot de onrechtvaardigen 1388 34, 44 | 44. En Wij gaven hun geen boek dat 1389 34, 44 | bestudeerden, noch zonden Wij hun een waarschuwer vóór 1390 34, 45 | tiende bereikt van hetgeen Wij hun gaven - zij verloochenden 1391 34, 52 | Dan zullen zij zeggen: "Wij geloven er in!" Maar hoe 1392 35, 9 | doen opstijgen, dan drijven Wij deze (de wolken) naar een 1393 35, 24 | 24. Voorwaar, Wij hebben u met de Waarheid 1394 35, 27 | Hebt gij niet gezien, dat Wij water van de hemel nederzenden 1395 35, 27 | hemel nederzenden en dat Wij daardoor vruchten voortbrengen 1396 35, 29 | openlijk geven van hetgeen Wij hun hebben geschonken, mogen 1397 35, 31 | 31. En hetgeen Wij u hebben geopenbaard van 1398 35, 32 | 32. Dan gaven Wij het Boek als erfdeel aan 1399 35, 32 | diegenen Onzer dienaren die Wij uitkozen. En onder hen zijn 1400 35, 36 | verlicht. Alzo straffen Wij iedere ondankbare. ~ 1401 35, 37 | Onze Heer, haal ons er uit, wij zullen goede werken doen, 1402 35, 37 | werken doen, anders dan wij vroeger deden." (Men zal 1403 35, 37 | hun antwoorden): "Gaven Wij u niet een leven, lang genoeg 1404 35, 40 | aan de hemelen?" Hebben Wij hun een Boek gegeven waaruit 1405 36, 8 | 8. Wij hebben om hun hals ijzeren 1406 36, 9 | 9. En Wij hebben een hinderpaal vóór 1407 36, 9 | achter hen geplaatst en Wij hebben hen gesluierd, zodat 1408 36, 12 | 12. Voorzeker, Wij zijn het Die de doden doen 1409 36, 12 | sporen die zij nalaten en Wij hebben alle dingen in een 1410 36, 14 | 14. Wij zonden tot hen twee boodschappers 1411 36, 14 | verloochenden dezen waarop wij hen met een derde versterkten 1412 36, 14 | en zij zeiden: "Waarlijk, wij zijn tot u gezonden." ~ 1413 36, 15 | zijt slechts mensen zoals wij en de Barmhartige heeft 1414 36, 16 | zeiden: "Onze Heer weet dat wij inderdaad tot u zijn gezonden. ~ 1415 36, 18 | Het volk zeide: "Waarlijk, wij beschouwen u als een slecht 1416 36, 18 | gij niet ophoudt, zullen wij u gewis stenigen en een 1417 36, 28 | 28. En Wij zonden na hem geen schare ( 1418 36, 28 | tot zijn volk) noch zenden Wij die ooit (op die wijze) 1419 36, 31 | gezien, hoeveel geslachten Wij vóór hen hebben vernietigd, 1420 36, 33 | aarde is voor hen een teken; Wij doen deze herleven en brengen 1421 36, 34 | 34. En Wij hebben er tuinen van dadelpalmen 1422 36, 37 | hen is de nacht een teken. Wij nemen de dag weg en ziet! 1423 36, 39 | En voor de maan hebben Wij fasen bepaald tot zij als 1424 36, 41 | voor hen een teken, dat Wij hun nakomelingen in het 1425 36, 42 | 42. En Wij zullen voor hen nog iets 1426 36, 43 | 43. En indien Wij willen, zullen Wij hen doen 1427 36, 43 | indien Wij willen, zullen Wij hen doen verdrinken, er 1428 36, 47 | tot de gelovigen, "Moeten wij hem voeden? Indien het Allah 1429 36, 65 | 65. Op die Dag zullen Wij hun mond verzegelen, maar 1430 36, 66 | 66. En als Wij het hadden gewild, konden 1431 36, 66 | het hadden gewild, konden Wij het licht in hun ogen hebben 1432 36, 67 | 67. En indien Wij wilden, zouden Wij hen op 1433 36, 67 | indien Wij wilden, zouden Wij hen op hun plaatsen hebben 1434 36, 68 | 68. En wie Wij een lang leven schenken, 1435 36, 68 | lang leven schenken, doen Wij achteruitgaan in kracht. 1436 36, 69 | 69. En Wij hebben hem (de profeet) 1437 36, 71 | Onze handen gemaakt hebben, Wij vee hebben geschapen, waar 1438 36, 72 | 72. En Wij hebben het aan hen dienstbaar 1439 36, 76 | niet verdrieten. Voorwaar, Wij weten wat zij verbergen 1440 36, 77 | de mens niet begrepen dat Wij hem hebben geschapen uit 1441 37, 6 | 6. Wij hebben de laagste hemel 1442 37, 11 | dan andere (dingen) die Wij hebben geschapen. Voorzeker, 1443 37, 11 | hebben geschapen. Voorzeker, Wij hebben hen uit vaste klei 1444 37, 16 | 16. "Zullen wij wanneer wij dood zijn en 1445 37, 16 | 16. "Zullen wij wanneer wij dood zijn en stof en beenderen 1446 37, 30 | 30. En wij hadden geen macht over u, 1447 37, 31 | werkelijkheid geworden. Wij zullen gewis (de straf) 1448 37, 32 | 32. En wij deden u dwalen omdat wij 1449 37, 32 | wij deden u dwalen omdat wij zelf in dwaling waren." ~ 1450 37, 34 | 34. Zo behandelen Wij de schuldigen; ~ 1451 37, 36 | 36. En zeiden: "Zullen wij onze Goden voor die waanzinnige 1452 37, 53 | 53. Dat wanneer wij dood zijn en tot stof en 1453 37, 58 | 58. Zullen wij niet sterven, ~ 1454 37, 63 | 63. Voorzeker, wij hebben deze tot een beproeving 1455 37, 72 | 72. En Wij hadden waarschuwers tot 1456 37, 75 | en hoe uitmuntend zijn Wij in het verhoren. ~ 1457 37, 76 | 76. Wij redden hem en zijn familie 1458 37, 78 | 78. En Wij lieten voor hem onder de 1459 37, 80 | 80. Zo belonen Wij inderdaad hen die goed doen. ~ 1460 37, 82 | 82. Dan deden Wij de anderen verdrinken. ~ 1461 37, 98 | tegen hem gesmeed, maar Wij vernederden hen. ~ 1462 37, 101| 101. Dan gaven Wij hem de blijde tijding van 1463 37, 104| 104. Riepen Wij hem toe: "O Abraham, ~ 1464 37, 105| reeds vervuld. Zo belonen Wij inderdaad degenen, die goed 1465 37, 107| 107. En Wij verlosten hem door een groot 1466 37, 108| 108. En Wij lieten voor hem onder de 1467 37, 110| 110. Zo belonen Wij hen die goed doen. ~ 1468 37, 112| 112. Wij gaven hem het blijde nieuws 1469 37, 113| 113. En Wij zegenden hem en Izaäk. En 1470 37, 114| 114. Wij bewezen inderdaad gunsten 1471 37, 115| 115. En Wij redden hen beiden en hun 1472 37, 116| 116. En Wij hielpen hen (tegen de Egyptenaren) 1473 37, 117| 117. En Wij gaven hun het duidelijke 1474 37, 119| 119. Wij lieten voor hen, onder de 1475 37, 121| 121. Voorzeker zo belonen Wij degenen die goed doen. 1476 37, 129| 129. En Wij lieten voor hem onder de 1477 37, 131| 131. Voorzeker zo belonen Wij degenen, die goed doen. ~ 1478 37, 134| 134. Toen Wij hem en zijn familieleden 1479 37, 136| 136. En Wij vernietigden de anderen. ~ 1480 37, 145| 145. Wij wierpen hem op een kaal 1481 37, 146| 146. En Wij lieten een pompoen voor 1482 37, 147| 147. En Wij zonden hem als boodschapper 1483 37, 148| geloofden, daarom gaven Wij hun voor een korte tijd 1484 37, 150| 150. Hebben Wij de engelen als vrouwelijke 1485 37, 165| 165. Waarlijk wij zijn degenen die in rijen 1486 37, 166| 166. En voorzeker wij verheerlijken (God). ~ 1487 37, 168| 168. "Als wij een vermaning hadden gehad 1488 37, 169| 169. Zouden wij zeker Allah's uitverkoren 1489 38, 3 | Hoevele geslachten hebben Wij vernietigd vóór hen! Zij 1490 38, 7 | 7. Wij hebben hieromtrent in de 1491 38, 18 | 18. Wij onderwierpen de bergen om 1492 38, 20 | 20. En Wij versterkten zijn koninkrijk 1493 38, 22 | Zij zeiden: "Vrees niet, wij zijn twee procesvoerders, 1494 38, 24 | En David bemerkte, dat Wij hem hadden beproefd, daarom 1495 38, 25 | 25. Daarom gaven Wij hem bescherming en inderdaad 1496 38, 26 | 26. (Wij zeiden): "O David, Wij hebben 1497 38, 26 | Wij zeiden): "O David, Wij hebben u als stedehouder 1498 38, 27 | 27. En Wij hebben de hemelen en de 1499 38, 28 | 28. Zullen Wij degenen, die geloven en 1500 38, 28 | onheilstichters op aarde of moeten Wij de godvruchtigen en de bozen


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1890

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License