1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1642
bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 Voo | te geven, doch dit is ons niet altijd gelukt. Moesten wij
2 Voo | het Nederlands eenvoudig niet voorkomen. Na rijp beraad
3 Voo | literatuur, omdat het hier niet gaat om een reeks van verhalen
4 1, 7 | gunsten hebt geschonken - niet dat van hen, op wie toorn
5 2, 6 | waarschuwt, of dat gij hen niet waarschuwt - zij zullen
6 2, 6 | waarschuwt - zij zullen niet geloven. ~
7 2, 9 | zichzelf en zij beseffen het niet. ~
8 2, 12 | stichten, doch zij beseffen het niet. ~
9 2, 13 | zijn, doch zij weten het niet. ~
10 2, 17 | diepe duisternis, zodat zij niet meer zien. ~
11 2, 18 | blind, derhalve keren zij niet terug; ~
12 2, 24 | 24. Doch, indien gij het niet kunt doen - en gij zult
13 2, 26 | Waarlijk, Allah acht het niet beneden zich, een mug of
14 2, 26 | is, terwijl degenen, die niet geloven, zeggen:"Wat bedoelt
15 2, 30 | antwoordde Hij: "Ik weet wat gij niet weet." ~
16 2, 33 | zeide Hij: "Zeide Ik u niet: Waarlijk Ik ken de geheimen
17 2, 35 | wilt, doch nader deze boom niet, anders zult gij tot de
18 2, 39 | 39. Doch zij, die niet geloven en Onze tekenen
19 2, 41 | gij reeds bezit en weest niet de eersten, die het verwerpen;
20 2, 42 | En verwart de waarheid niet met de onwaarheid, noch
21 2, 44 | Boek leest? Wilt gij dan niet begrijpen?
22 2, 48 | dat de ene ziel de andere niet zal kunnen helpen, waarop
23 2, 57 | voorzien." Zij schaadden Ons niet, maar zij plachten hun eigen
24 2, 59 | woord door een ander, dat niet tegen hen gesproken was.
25 2, 60 | voortgebracht en wandelt niet op aarde, onheil stichtende. ~
26 2, 61 | O Mozes, wij verdragen niet langer één soort voedsel,
27 2, 64 | genade en barmhartigheid niet betoond, dan zoudt gij zeker
28 2, 67 | toevlucht bij Allah, om niet tot de onwetenden te behoren." ~
29 2, 71 | doch liever hadden zij het niet gedaan. ~
30 2, 74 | neervallen. En Allah is niet achteloos, ten opzichte
31 2, 76 | voor uw Heer." Wilt gij dan niet begrijpen? ~
32 2, 77 | 77. Begrijpen zij dan niet, dat Allah weet, wat zij
33 2, 80 | iets over Allah, dat gij niet weet? ~
34 2, 84 | sloten: "Gij zult uw bloed niet vergieten noch uw volk uit
35 2, 85 | ondergaan, want Allah is niet onachtzaam betreffende hetgeen
36 2, 86 | Derhalve zal hun straf niet worden verzacht, noch zullen
37 2, 87 | kwam, met hetgeen uw ziel niet behaagde, hebt gij u laatdunkend
38 2, 89 | kwam, herkenden zij dat niet en verwierpen het. Gods
39 2, 93 | horen, maar wij gehoorzamen niet"; hun hart was vervuld van
40 2, 96 | hem tegen de straf toch niet beschermen. Allah ziet hetgeen
41 2, 100| de meesten hunner geloven niet. ~
42 2, 101| geworpen, alsof zij het niet kenden. ~
43 2, 102| van Salomo - en Salomo was niet ongelovig, maar ongelovig
44 2, 102| beproeving; weest daarom niet ongelovig". Zo leren zij (
45 2, 104| O, gij die gelooft, zegt niet: "Raainaa", maar zegt: "
46 2, 105| 105. Zij die niet geloven onder de mensen
47 2, 105| afgodendienaren, gunnen niet, dat iets goeds tot u nedergezonden
48 2, 106| daaraan gelijke. Weet gij niet, dat Allah macht heeft over
49 2, 107| 107. Weet gij niet, dat het koninkrijk der
50 2, 118| zeggen: "Waarom spreekt Allah niet tot ons, of, komt er geen
51 2, 119| de Waarheid. En gij zult niet verantwoordelijk worden
52 2, 121| er in geloven. En die er niet in geloven, zullen de verliezers
53 2, 124| verbond betreft de overtreders niet". ~
54 2, 126| korte tijd ook aan hem, die niet gelooft weldaden schenken,
55 2, 132| verkozen, sterft daarom niet, tenzij gij Moslims zijt." ~
56 2, 134| gij verdient en gij zult niet worden ondervraagd over
57 2, 135| de oprechte: hij behoorde niet tot de afgodendienaren". ~
58 2, 140| Allah heeft? En Allah is niet onbekend met hetgeen gij
59 2, 141| gij verdient; en gij zult niet worden ondervraagd over
60 2, 143| En Allah zal u uw geloof niet doen verliezen; voorzeker,
61 2, 144| is van hun Heer; Allah is niet achteloos ten aanzien van
62 2, 147| uw Heer, schaar u daarom niet onder hen die twijfelen. ~
63 2, 149| van uw Heer. En Allah is niet achteloos ten aanzien van
64 2, 150| aanvoeren - vreest hen dus niet, maar vreest Mij - en opdat
65 2, 151| en u leert, hetgeen gij niet wist. ~
66 2, 152| Mij dankbaar en weest Mij niet ondankbaar. ~
67 2, 154| 154. En zegt niet van degenen, die voor Allah'
68 2, 154| leven, maar gij bemerkt het niet. ~
69 2, 162| zij blijven. Hun straf zal niet worden verlicht, noch zal
70 2, 167| wroeging en zij zullen het Vuur niet kunnen ontkomen. ~
71 2, 168| goed is op aarde en treedt niet in de voetstappen van Satan;
72 2, 169| over Allah zegt, wat gij niet weet. ~
73 2, 170| volgden zij ook de rechte weg niet? ~
74 2, 171| blind, zij begrijpen dus niet. ~
75 2, 173| die gedwongen is en dit niet wenst en geen overtreder
76 2, 174| op de Dag der Opstanding niet tot hen spreken, noch zal
77 2, 184| losprijs voor degenen, die niet kunnen vasten - het voeden
78 2, 187| avond. En verbreng uw tijd niet met uw vrouwen wanneer u
79 2, 187| Allah - dus nadert deze niet. Zo zet Allah zijn geboden
80 2, 188| En verteert uw rijkdommen niet onder elkander door valse
81 2, 188| valse middelen en brengt ze niet naar de rechters, opdat
82 2, 190| maar overschrijdt de grens niet. Voorzeker, Allah heeft
83 2, 190| Allah heeft de overtreders niet lief. ~
84 2, 191| dan doden. En bevecht hen niet nabij de heilige Moskee,
85 2, 195| zaak van Allah en stort u niet met uw eigen handen in het
86 2, 196| verkrijgbaar is en scheert uw hoofd niet, voordat het offer zijn
87 2, 196| voor hem, wiens familie niet dicht bij de Heilige Moskee
88 2, 205| vernietigen, maar Allah houdt niet van wanorde. ~
89 2, 208| de voetstappen van Satan niet; hij is voorzeker uw verklaarde
90 2, 214| die vóór u gingen, nog niet over u is gekomen? Armoede
91 2, 216| weet het en gij weet het niet. ~
92 2, 217| dan doden." En zij zullen niet ophouden, u te bevechten,
93 2, 221| haar (gelovige vrouwen) niet aan afgodendienaren uit,
94 2, 222| van de vrouwen weg en gaat niet tot haar in, voordat zij
95 2, 224| 224. En verschuilt u niet achter Allah met uw eden
96 2, 225| 225. Allah zal u niet ter verantwoording roepen
97 2, 228| wachten; en het is haar niet geoorloofd, hetgeen Allah
98 2, 229| vriendelijkheid weg. En het is u niet geoorloofd, iets te nemen
99 2, 229| vrezen, Allah's bepalingen niet in acht te kunnen nemen.
100 2, 229| dat zij Allah's bepalingen niet in acht kunnen nemen, dan
101 2, 229| overschrijdt ze daarom niet; wie de door Allah voorgeschreven
102 2, 230| scheidt, is zij voor hem niet meer geoorloofd, voordat
103 2, 231| manier weg, maar behoudt haar niet tot haar nadeel, waardoor
104 2, 231| ziel onrecht. En drijft niet de spot met Allah's geboden
105 2, 232| bereikt, verhindert haar niet, haar (aanstaande) man te
106 2, 232| voor u; Allah weet en gij niet. ~
107 2, 235| op u rusten, indien gii niet rechtstreeks spreekt over
108 2, 235| wijze spreekt. En besluit niet tot de huwelijksband, voordat
109 2, 237| de godsvrucht. En vergeet niet, elkander goed te doen.
110 2, 239| u heeft geleerd, wat gij niet wist. ~
111 2, 243| 243. Weet gij niet van degenen, die uit angst
112 2, 246| 246. Weet gij niet van de leiders der kinderen
113 2, 246| strijden." Hij zeide: "Is het niet waarschijnlijk, dat gij
114 2, 246| waarschijnlijk, dat gij niet zult willen vechten, wanneer
115 2, 249| hij die er van drinkt, is niet met mij, behalve wanneer
116 2, 249| Hoevele kleine groepen hebben niet onder Allah's bevel over
117 2, 251| Had Allah sommige mensen niet door anderen laten terugdrijven,
118 2, 253| na hem kwamen, elkander niet hebben bestreden, nadat
119 2, 253| wilde, zouden zij elkander niet hebben bestreden, maar Allah
120 2, 255| over beide vermoeit Hem niet; Hij is de Verhevene, de
121 2, 258| 258. Hebt gij niet vernomen van hem, die met
122 2, 258| het onrechtvaardige volk niet. ~
123 2, 259| voedsel en uw drank; zij zijn niet bedorven. En kijk naar uw
124 2, 260| zeide: "Gelooft gij dan niet?" Hij zeide: "Ja, maar opdat
125 2, 262| besteden, en het besteden niet doen volgen door (anderen)
126 2, 264| gelooft, maakt uw aalmoezen niet waardeloos door verwijt
127 2, 264| de mensen en hij gelooft niet in Allah en de laatste dag.
128 2, 264| leidt het ongelovige volk niet. ~
129 2, 267| aarde voortbrengen en zoekt niet hetgeen slecht is, om er
130 2, 267| geven, wanneer gij het zelf niet zoudt nemen, tenzij oogluikend;
131 2, 272| 272. Hen te leiden is niet uw plicht, maar Allah leidt
132 2, 273| aan Allah, en in het land niet kunnen rondtrekken. De onwetende
133 2, 273| tekenen herkennen, daar zij niet op een opdringerige wijze
134 2, 274| van hun Heer; zij zullen niet vrezen, noch zullen zij
135 2, 276| toenemen. En Allah heeft niet lief alle ondankbaren en
136 2, 279| 279. Maar indien gij dit niet doet, bereidt u dan ten
137 2, 281| verdiend; en onrecht zal hen niet worden aangedaan. ~
138 2, 282| heeft, of zwak is, of zelf niet kan dicteren, laat dan zijn
139 2, 282| maken. En de getuigen mogen niet weigeren, wanneer zij worden
140 2, 282| En wordt het schrijven niet moe, of het weinig of veel
141 2, 282| voor u zijn, als gij het niet neerschrijft. En hebt getuigen,
142 2, 286| verdient. "Onze Heer, straf ons niet als wij vergeten of een
143 2, 286| begaan, Heer, en belast ons niet, zoals Gij degenen, die
144 2, 286| belast; onze Heer belast ons niet met datgene, waarvoor wij
145 2, 286| waarvoor wij de kracht niet hebben (het te dragen),
146 3, 8 | Onze Heer, laat ons hart niet afdwalen nadat Gij ons hebt
147 3, 9 | Allah breekt de belofte niet." ~
148 3, 10 | tegen Allah in het geheel niet baten: dezen zullen brandstof
149 3, 23 | 23. Kent gij niet degenen, aan wie een gedeelte
150 3, 32 | heeft Allah de ongelovigen niet lief. ~
151 3, 36 | voortbracht. "En de man is niet gelijk aan de vrouw. En
152 3, 44 | openbaren. En gij waart niet bij hen toen zij lootten (
153 3, 55 | hen doen zegevieren die u niet geloven; dan zal uw terugkeer
154 3, 57 | heeft de onrechtvaardigen niet lief. ~
155 3, 60 | uw Heer, behoort daarom niet tot degenen, die twijfelen. ~
156 3, 65 | geopenbaard? Wilt gij dan niet begrijpen? ~
157 3, 66 | Allah weet en gij weet niet. ~
158 3, 67 | Moslim. En hij behoorde niet tot de afgodendienaren. ~
159 3, 69 | zichzelf; en zij beseffen het niet. ~
160 3, 73 | 73. "En gelooft niet, behalve in hem, die uw
161 3, 75 | dinar toevertrouwt, deze niet aan u zullen teruggeven,
162 3, 75 | Joden) zeggen: "Wij zijn niet aansprakelijk voor de zaak
163 3, 77 | Hiernamaals en Allah zal niet tot hen spreken, noch hen
164 3, 78 | moogt achten, hoewel het niet van het Boek is. En zij
165 3, 78 | van Allah," ofschoon het niet van Allah is en zij uiten
166 3, 79 | 79. Het betaamt een mens niet, als Allah hem het Boek
167 3, 85 | de Islam, het zal van hem niet worden aanvaard en hij zal
168 3, 86 | het onrechtvaardige volk niet. ~
169 3, 88 | daaronder blijven. Hun straf zal niet worden verlicht, noch zal
170 3, 90 | toenemen: hun berouw zal niet worden aanvaard, dezen zijn
171 3, 95 | de oprechte, hij behoorde niet tot de afgodendienaren. ~
172 3, 97 | naartoe kunnen vinden. En wie niet gelooft, Allah is voorzeker
173 3, 99 | getuige van zijt? Allah is niet onachtzaam over hetgeen
174 3, 102| zoals het behoort en sterft niet, tenzij gij Moslim zijt. ~
175 3, 103| koord van Allah en weest niet verdeeld en gedenkt de gunst
176 3, 105| 105. En weest niet als degenen, die verdeeld
177 3, 111| 111. Zij kunnen u niet schaden, alleen enige moeilijkheid
178 3, 111| rug tonen. Dan zullen zij niet worden geholpen. ~
179 3, 113| 113. Zij zijn niet allen gelijk. Onder de mensen
180 3, 115| goede dat zij doen, zal niet worden ontkend en Allah
181 3, 118| intieme vrienden; zij zullen niet in gebreke blijven u te
182 3, 119| lief, maar zij hebben u niet lief. En gij gelooft in
183 3, 120| plannen u in het geheel niet schaden; voorzeker, Allah
184 3, 124| gelovigen zeidet: "Zal het niet genoeg voor u zijn, dat
185 3, 135| vergeven buiten Allah? - en niet volharden in hun (slechte)
186 3, 140| heeft de onrechtvaardigen niet lief. ~
187 3, 142| en standvastig zijn nog niet heeft onderscheiden? ~
188 3, 152| elkander oneens werdt en gij niet gehoorzaamdet, nadat Hij
189 3, 153| smart op smart, opdat gij niet zoudt treuren over hetgeen
190 3, 154| hun gedachten hetgeen zij niet aan u onthullen; zij zeggen: "
191 3, 154| geweest zouden wij hier niet hebben moeten vechten."
192 3, 156| O gij die gelooft, weest niet als de ongelovigen die over
193 3, 156| ons gebleven, zij zouden niet zijn gestorven of gedood;
194 3, 161| het betaamt een profeet niet oneerlijk te handelen; wie
195 3, 167| zeggen met hun mond wat niet in hun hart is. Doch Allah
196 3, 168| gehoorzaamd, zouden zij niet zijn gedood." Zeg: "Wendt
197 3, 169| 169. En denkt niet over degenen, die terwille
198 3, 170| achterbleven, en hen nog niet hebben ingehaald, dat er
199 3, 171| de beloning der gelovigen niet verloren doet gaan. ~
200 3, 175| vrienden bang: vreest dezen niet maar vreest Mij, als gij
201 3, 176| tot ongeloof vervallen, u niet verdrieten; voorzeker, zij
202 3, 178| En laat de ongelovigen niet denken dat het uitstel,
203 3, 179| 179. Allah is niet zo dat Hij de gelovigen
204 3, 180| overvloed heeft gegeven, niet denken, dat het goed voor
205 3, 182| Allah is in het geheel niet onrechtvaardig jegens zijn
206 3, 187| mensen bekend maken en het niet verbergen." Maar zij verwaarloosden
207 3, 188| geroemd voor hetgene zij niet deden, denkt niet, dat zij
208 3, 188| hetgene zij niet deden, denkt niet, dat zij veilig zijn voor
209 3, 191| Onze Heer, Gij hebt dit niet tevergeefs geschapen; neen,
210 3, 194| beloofd en verneder ons niet op de Dag der Opstanding.
211 3, 194| Voorzeker, Gij breekt de belofte niet." ~
212 3, 195| u, hetzij man of vrouw, niet verloren doen gaan. - Gij
213 3, 196| ongelovigen in het land u niet bedriegen. ~
214 3, 199| ruilen de tekenen van Allah niet in voor een geringe prijs.
215 4, 2 | verruilt het slechte (van u) niet voor het goede (van hen)
216 4, 3 | En als gij vreest dat gij niet rechtschapen zult zijn bij
217 4, 3 | als gij vreest, dat gij niet rechtvaardig zult handelen,
218 4, 5 | van bestaan heeft gegeven niet aan de dwazen (in eigen
219 4, 6 | ter hand; en verteert het niet in buitensporigheid en haast,
220 4, 11 | heeft nagelaten of van (niet vereffende) schuld. Uw ouders
221 4, 11 | en uw kinderen, gij weet niet, wie van hen u het meest
222 4, 14 | Allah en Zijn boodschapper niet gehoorzaamt en Zijn grenzen
223 4, 19 | gij die gelooft, het is u niet geoorloofd, vrouwen te erven
224 4, 22 | 22. En huwt niet de vrouwen, die uw vaders
225 4, 23 | zijt ingegaan, maar als gij niet tot haar zijt ingegaan zal
226 4, 25 | 25. En wie uwer het niet kan bekostigen vrije gelovige
227 4, 29 | gebruikt elkanders eigendom niet met leugen en bedrog maar
228 4, 32 | 32. En begeert niet datgene, waarmede Allah
229 4, 36 | pochers en de opscheppers niet lief. ~
230 4, 38 | mensen te worden gezien en niet in Allah noch in de laatste
231 4, 42 | verwierpen en de boodschapper niet gehoorzaamden, wensen, dat
232 4, 43 | O, gij die gelooft, komt niet tot het gebed als gij bedwelmd
233 4, 44 | 44. Kent gij niet degenen, die deel hebben
234 4, 46 | Wij horen en gehoorzamen niet" en "luistert gij, zonder
235 4, 48 | Waarlijk, Allah vergeeft niet dat men iets met Hem vereenzelvigt,
236 4, 49 | 49. Hebt gij over hen niet vernomen die zichzelf rein
237 4, 49 | reinigt, wie Hij wil. Hen zal niet het minste onrecht worden
238 4, 51 | 51. Hebt gij degenen niet waargenomen aan wie een
239 4, 60 | 60. Kent gij niet degenen, die beweren dat
240 4, 66 | uitzondering van weinigen hunner niet hebben gedaan en indien
241 4, 72 | genadig geweest omdat ik niet bij hen tegenwoordig was." ~
242 4, 75 | 75. En waarom strijdt gij niet voor de zaak van Allah en
243 4, 77 | 77. Ziet gij niet degenen, tot wie gezegd
244 4, 77 | voorgeschreven? Waarom hebt Gij ons niet voor een korte tijd uitstel
245 4, 77 | die Allah vreest. En u zal niet het minste onrecht worden
246 4, 78 | mensen, dat zij het woord niet willen begrijpen? ~
247 4, 80 | afkeert - tot hen hebben wij u niet als bewaker gezonden. ~
248 4, 82 | 82. Denken zij dan niet na over de Koran? Was deze
249 4, 83 | genade en Zijn barmhartigheid niet over u, dan zoudt gij zeker
250 4, 90 | een afstand houden en u niet bestrijden en u vrede aanbieden -
251 4, 90 | aanbieden - heeft Allah u niet toegestaan iets tegen hen
252 4, 91 | mee. Als zij zich derhalve niet op een afstand van u houden,
253 4, 92 | Het betaamt een gelovige niet, een andere gelovige te
254 4, 94 | onderzoekt dan en zegt niet tegen iemand die u met de
255 4, 95 | uitzondering der onbekwamen, zijn niet gelijk aan degenen die met
256 4, 97 | zeggen: "Was Allah's aarde u niet groot genoeg om daarop te
257 4, 101| vreest dat degenen, die niet geloven u last zullen veroorzaken.
258 4, 102| die andere groep, die nog niet gebeden heeft naar voren
259 4, 104| verwacht van Allah, wat zij niet verwachten. En Allah is
260 4, 107| 107. Pleit niet voor degenen, die hun ziel
261 4, 107| en een groot zondaar is, niet lief. ~
262 4, 108| verbergen, maar zij kunnen zich niet voor Allah verbergen en
263 4, 108| een bespreking, die Hem niet behaagt. Allah weet, wat
264 4, 113| genade en barmhartigheid niet over u, dan zou een gedeelte
265 4, 113| zij kunnen u in het geheel niet schaden. En Allah heeft
266 4, 113| en heeft u in hetgeen gij niet wist, onderwezen en Allah'
267 4, 116| 116. Allah vergeeft niet dat iets met Hem vereenzelvigd
268 4, 123| 123. Niet naar uw wensen (de ongelovigen),
269 4, 124| Hemel binnengaan en hem zal niet het geringste onrecht worden
270 4, 127| gij het haar toegekende niet geeft en die gij wenst te
271 4, 129| zoudt wensen. Maar neigt niet geheel tot één, zodat gij
272 4, 135| beter dan beiden. Volgt niet de begeerten, opdat gij
273 4, 135| de begeerten, opdat gij niet onrechtvaardig zult zijn.
274 4, 137| toenemen, hen zal Allah niet vergeven, noch zal Hij hen
275 4, 140| verloochend en bespot, gij niet (eerder) met hen samen zult
276 4, 141| valt, zeggen: "Waren wij niet met u?" En als de ongelovigen
277 4, 141| zij (tot hen): "Hebben wij niet de overhand over u gekregen
278 4, 148| 148. Allah houdt niet van het uiten van beledigende
279 4, 150| Wij geloven in sommige en niet in andere," zij willen een
280 4, 154| binnen" en: "Overtreedt niet inzake de Sabbath". En Wij
281 4, 157| maar zij doodden hem niet, noch kruisigden zij hem (
282 4, 157| en zij doodden hem gewis niet, ~
283 4, 159| mensen van het Boek die er niet in zal geloven vóór zijn
284 4, 161| voor degenen onder hen die niet geloven een pijnlijke straf
285 4, 164| boodschappers welke Wij u niet hebben genoemd en Allah
286 4, 168| 168. Waarlijk degenen, die niet geloven en die onrechtvaardig
287 4, 168| handelen, Allah zal hen niet vergeven, noch zal Hij hun
288 4, 170| voor u zijn. Maar als gij niet gelooft, voorwaar, aan Allah
289 4, 171| overdrijft in uw godsdienst niet en zegt van Allah niets
290 4, 171| Zijn boodschappers en zegt niet: "Drie (in één)." Houdt
291 4, 176| legt u dit uit, opdat gij niet zult afdwalen; Allah heeft
292 5, 1 | geoorloofd; het wild is niet geoorloofd te achten terwijl
293 5, 2 | ontheiligt de tekenen van Allah niet, noch de heilige maand,
294 5, 2 | heilige Moskee verhinderen, u niet tot geweld aansporen. En
295 5, 2 | vroomheid maar helpt elkander niet in zonde en overtreding.
296 5, 3 | godsdienst wanhopen. Vreest dus niet hen, maar Mij. Nu heb Ik
297 5, 6 | handen af. Allah wenst u niet in moeilijkheden te brengen,
298 5, 8 | vijandschap van een volk u niet aansporen, om onrechtvaardig
299 5, 10 | 10. En degenen, die niet geloven en Onze tekenen
300 5, 19 | klaarheid brengt, opdat gij niet zult zeggen: "Er is geen
301 5, 21 | heeft bestemd en keert het niet de rug toe, anders zult
302 5, 22 | machtig volk en wij zullen er niet binnengaan voordat zij er
303 5, 24 | Mozes, wij zullen er stellig niet binnengaan zolang zij er
304 5, 26 | trekken. Bekommer u daarom niet over het ongehoorzame volk." ~
305 5, 27 | aangenomen en van de ander niet. De laatstgenoemde zeide: "
306 5, 28 | doden, zal ik mijn hand niet naar u uitstrekken, om u
307 5, 36 | dan zou het van hen toch niet worden aanvaard; er wacht
308 5, 37 | komen, maar zij zullen er niet kunnen uitgaan en dit zal
309 5, 40 | 40. Weet gij niet, dat het koninkrijk der
310 5, 41 | het ongeloof vervallen u niet verdrieten, n.l. zij die
311 5, 41 | maar in hun hart hebben zij niet geloofd. En onder de Joden
312 5, 41 | terwille van een ander volk dat niet tot u is gekomen. Zij verdraaien
313 5, 41 | dan aan, maar als het u niet wordt gegeven, past dan
314 5, 41 | degenen, wier hart het Allah niet heeft behaagd te louteren;
315 5, 42 | kunnen zij u in het geheel niet schaden. En indien gij rechtspreekt,
316 5, 44 | Vreest daarom de mensen niet, doch vreest Mij en ruilt
317 5, 44 | Mij en ruilt Mijn tekenen niet in tegen het wereldse. En
318 5, 44 | tegen het wereldse. En wie niet rechtspreken volgens hetgeen
319 5, 45 | zijn zonden zijn en wie niet rechtspreken bij hetgeen
320 5, 47 | heeft geopenbaard en wie niet richten naar hetgeen Allah
321 5, 48 | volg hun boze neigingen niet tegen de waarheid die tot
322 5, 49 | volg hun boze neigingen niet en wees op uw hoede dat
323 5, 49 | wees op uw hoede dat zij u niet afleiden van hetgeen Allah
324 5, 51 | de Joden en de Christenen niet tot vrienden. Zij zijn elkanders
325 5, 51 | leidt het overtredende volk niet. ~
326 5, 54 | verwijt van een berisper niet vrezen. Dit is Allah's genade;
327 5, 57 | gij die gelooft, neemt niet degenen tot vrienden die
328 5, 58 | doordat zij een volk zijn dat niet begrijpt. ~
329 5, 63 | en schriftgeleerden hen niet van zondige woorden en het
330 5, 64 | Allah heeft de onruststokers niet lief. ~
331 5, 67 | geopenbaard en indien gij dat niet doet, dan hebt gij Zijn
332 5, 67 | hebt gij Zijn boodschap niet overgebracht. Allah zal
333 5, 67 | leidt het ongelovige volk niet. ~
334 5, 68 | toenemen; treurt derhalve niet over het ongelovige volk. ~
335 5, 70 | kwam met hetgeen hun hart niet wenste, behandelden zij
336 5, 73 | enige God. En indien zij niet ophouden met hetgeen zij
337 5, 74 | 74. Willen zij zich dan niet tot Allah wenden en om Zijn
338 5, 77 | overdrijft uw godsdienst niet ten onrechte, noch volgt
339 5, 78 | de kinderen Israëls, die niet geloofden, werden door de
340 5, 78 | Dit geschiedde, omdat zij niet gehoorzaamden en plachten
341 5, 79 | elkander de ongerechtigheid niet te verbieden, welke Zij
342 5, 81 | geloofd, zouden zij hen niet tot vrienden hebben genomen,
343 5, 82 | monniken zijn en wijl zij niet trots zijn. ~
344 5, 84 | 84. "En waarom zouden wij niet in Allah en in de waarheid
345 5, 87 | u wettig heeft gemaakt, niet onwettig en overtreedt niet.
346 5, 87 | niet onwettig en overtreedt niet. Waarlijk, Allah heeft de
347 5, 87 | Allah heeft de overtreders niet lief. ~
348 5, 89 | 89. Allah zal u niet ter verantwoording roepen
349 5, 89 | een slaaf. Maar wie dat niet kan doen zal drie dagen
350 5, 90 | afgoden en toverpijlen zijn niet anders dan gruwelen, door
351 5, 100| bozen en de goeden zijn niet gelijk, ofschoon de overvloed
352 5, 101| gij die gelooft, vraagt niet naar dingen die u, als zij
353 5, 103| meesten hunner begrijpen dit niet. ~
354 5, 105| uzelf. Hij die dwaalt kan u niet schaden wanneer gij juist
355 5, 106| of van twee anderen die niet van uit uw midden zijn indien
356 5, 106| verbergen Allah's getuigenis niet, wij zouden in dat geval
357 5, 108| leidt het ongehoorzame volk niet. ~
358 5, 116| innerlijk is en ik weet niet, wat in U is. Gij zijt de
359 6, 6 | 6. Zien zij niet, hoeveel geslachten Wij
360 6, 6 | aarde gegeven als Wij u niet hebben geschonken en Wij
361 6, 12 | hebben tekort gedaan, geloven niet. ~
362 6, 14 | der aarde, Die voedt en niet wordt gevoed?" Zeg: "Het
363 6, 14 | onderwerpt." En behoort niet tot de afgodendienaren. ~
364 6, 15 | vrees, als ik mijn Heer niet gehoorzaam, de straf van
365 6, 19 | Allah zijn?" Zeg: "Ik getuig niet." Zeg: "Hij is de ene God
366 6, 20 | hebben tekort gedaan, willen niet geloven. ~
367 6, 21 | onrechtvaardigen zullen niet slagen. ~
368 6, 23 | 23. Dan zal hun antwoord niet anders zijn dan dat zij
369 6, 25 | oren verstopt, zodat zij niet begrijpen. En al zagen zij
370 6, 25 | teken, zouden zij er toch niet in geloven; wanneer zij
371 6, 26 | zij bemerken het echter niet. ~
372 6, 27 | de tekenen van onze Heer niet meer verloochenen en wij
373 6, 29 | deze wereld en wij kunnen niet worden opgewekt." ~
374 6, 30 | zal Hij zeggen: "Is dit niet de waarheid?" Zij zullen
375 6, 32 | Hiernamaals beter. Wilt gij dan niet begrijpen? ~
376 6, 33 | verloochenen u (profeet) niet, maar het zijn de tekenen
377 6, 35 | hebben verzameld. Behoor dus niet tot de onwetenden. ~
378 6, 37 | meesten hunner beseffen het niet. ~
379 6, 43 | verootmoedigden zij zich niet toen Onze straf over hen
380 6, 49 | zal straf raken, omdat zij niet gehoorzaam waren. ~
381 6, 50 | 50. Zeg: "Ik zeg niet tot u, dat ik de schatten
382 6, 50 | gelijk zijn? Wilt gij dan niet nadenken?" ~
383 6, 52 | 52. En verdrijf niet degenen die hun Heer morgen
384 6, 52 | zoekend. Gij zijt volstrekt niet verantwoordelijk voor hen,
385 6, 53 | degenen die dankbaar zijn niet het beste? ~
386 6, 56 | Ik wil uw boze neigingen niet volgen. In dat geval zal
387 6, 56 | de dwalenden behoren en niet tot hen die het rechte pad
388 6, 57 | Maar wat gij verhaast is niet in mijn macht. De beslissing
389 6, 61 | wegnemen; zij falen daarin niet. ~
390 6, 68 | u doet vergeten zit dan niet, nadat het in uw herinnering
391 6, 69 | vrezen, zijn in het geheel niet verantwoordelijk voor hen,
392 6, 70 | hiermee, opdat een ziel niet moge worden overgeleverd
393 6, 70 | aanbieden, zal deze van haar niet worden aanvaard. Dezen zijn
394 6, 76 | de dingen, die ondergaan niet lief." ~
395 6, 77 | hij: "Had mijn Heer mij niet geleid dan zou ik zeker
396 6, 79 | aarde schiep en ik behoor niet tot de afgodendienaren." ~
397 6, 80 | gij met Hem vereenzelvigt niet, tenzij mijn Heer iets wenst.
398 6, 81 | terwijl gij zelf uw afgoderij niet vreest waarvoor Allah u
399 6, 82 | die geloven en hun geloof niet met onrechtvaardigheid vermengen -
400 6, 89 | volk toevertrouwd dat er niet ondankbaar voor zal zijn.
401 6, 91 | juiste waarde van Allah niet wanneer zij zeggen: "Allah
402 6, 94 | deelgenoten waren in uw zaken, niet bij u. Voorzeker is nu (
403 6, 103| 103. Ogen kunnen Hem niet bereiken; maar Hij bereikt
404 6, 108| zij naast Allah aanroepen niet uit, anders zullen zij uit
405 6, 109| komen, zullen zij stellig niet geloven. ~
406 6, 110| zij er voor de eerste keer niet in geloofden en Wij zullen
407 6, 111| aangezicht, zij zouden er niet in geloven, tenzij Allah
408 6, 112| had gewild, zouden zij het niet hebben gedaan; laat hen
409 6, 113| opdat de harten dergenen die niet in het Hiernamaals geloven
410 6, 114| waarheid; behoort daarom niet tot degenen die twijfelen. ~
411 6, 119| reden hebt gij, dat gij niet van datgene zoudt eten,
412 6, 121| 121. En eet niet van hetgeen, waarover de
413 6, 121| waarover de naam van Allah niet is uitgesproken, want dat
414 6, 122| duisternissen verblijft waaruit hij niet kan wegkomen? Zo werd voor
415 6, 123| ziel, maar zij bemerken het niet. ~
416 6, 124| zeggen zij: "Wij zullen niet geloven voordat ons hetzelfde
417 6, 125| Zo legt Allah degenen die niet geloven, onreinheid op. ~
418 6, 130| djinn en mensen. Kwamen er niet uit uw midden boodschappers
419 6, 131| omdat uw Heer de steden niet onrechtvaardig wilde vernietigen,
420 6, 132| hetgeen zij doen en uw Heer is niet onopmerkzaam jegens hetgeen
421 6, 134| geschieden en gij kunt het niet voorkomen. ~
422 6, 136| afgoden is, bereikt Allah niet, terwijl hetgeen voor Allah
423 6, 137| het wilde, zouden zij dit niet hebben gedaan, laat hen
424 6, 138| waarover zij de naam van Allah niet uitspreken en zij bedenken
425 6, 141| tuinen doet ontstaan, wel of niet gestut en de dadelpalm en
426 6, 141| verschuldigd is en verkwist het niet. Voorzeker, Allah heeft
427 6, 141| Allah heeft de verkwisters niet lief. ~
428 6, 142| de voetstappen van Satan niet. Voorzeker, hij is een openlijke
429 6, 144| het onrechtvaardige volk niet. ~
430 6, 145| noodzaak wordt gedreven en niet begerig is noch de grens
431 6, 147| zal van het schuldige volk niet worden afgewend." ~
432 6, 150| Als zij getuigen, getuig niet met hen, noch volg de boze
433 6, 150| verloochenen en van degenen, die niet in het Hiernamaals geloven
434 6, 151| vereenzelvigt en dat gij uw ouders niet goed behandelt en dat gij
435 6, 152| voordat hij volwassen is, niet anders dan op de beste wijze.
436 6, 153| andere wegen opdat zij u niet van Mijn weg afleiden. Hiertoe
437 6, 156| 156. Opdat gij niet zoudt zeggen: "Het Boek
438 6, 158| ziel baten die voorheen niet geloofde noch iets goeds
439 6, 161| oprechte. En hij behoorde niet tot de afgodendienaren." ~
440 7, 5 | over hen kwam, was hun roep niet anders dan dat zij zeiden: "
441 7, 11 | behalve Iblies; hij behoorde niet tot degenen die zich onderwierpen. ~
442 7, 13 | Verwijder u van hier - het is niet aan u, hier hoogmoedig te
443 7, 17 | Gij zult de meesten hunner niet dankbaar vinden." ~
444 7, 19 | wilt, maar nadert deze boom niet, anders zult gij tot de
445 7, 22 | Verbood Ik u die boom niet en zeide Ik niet tot u: '
446 7, 22 | die boom niet en zeide Ik niet tot u: 'Voorwaar, Satan
447 7, 23 | aangedaan en als Gij ons niet vergeeft en ons niet genadig
448 7, 23 | ons niet vergeeft en ons niet genadig zijt, zullen wij
449 7, 27 | kinderen van Adam, laat Satan u niet verleiden, zoals hij uw
450 7, 27 | zijn stam, vanwaar gij hen niet ziet. Voorzeker, Wij hebben
451 7, 27 | vrienden gemaakt voor hen, die niet geloven. ~
452 7, 28 | gij van Allah, hetgeen gij niet weet?" ~
453 7, 31 | en drinkt, maar verkwist niet. Hij heeft de verkwisters
454 7, 31 | heeft de verkwisters zeker niet lief. ~
455 7, 33 | Allah dingen zegt, die gij niet weet. ~
456 7, 38 | dubbele, maar gij weet het niet.'' ~
457 7, 39 | laatsten zeggen: "Gij zijt niet boven ons verheven, smaakt
458 7, 40 | de poorten van de Hemel niet worden geopend, noch zullen
459 7, 43 | geleid. En als Allah ons niet had terechtgewezen, hadden
460 7, 46 | zullen het paradijs nog niet zijn binnengegaan, maar
461 7, 47 | Onze Heer, plaats ons niet onder het onrechtvaardige
462 7, 55 | heeft de overtreders zeker niet lief. ~
463 7, 62 | ik weet van Allah wat gij niet weet." ~
464 7, 65 | naast Hem. Wilt gij dan niet (God) vrezen?" ~
465 7, 74 | gunsten van Allah en wandelt niet op aarde, onheil stichtend. ~
466 7, 76 | Voorwaar, wij geloven niet in hetgeen waarin gij gelooft." ~
467 7, 79 | raad aan, maar gij houdt niet van oprechte raadgevers." ~
468 7, 85 | de mensen verschuldigde niet en schept geen wanorde op
469 7, 86 | 86. "En wacht niet op de wegen om degenen die
470 7, 87 | een andere groep die dit niet gelooft, wacht dan geduldig
471 7, 89 | verzonnen. En het past ons niet er naar te willen terugkeren,
472 7, 90 | mannen van zijn volk die niet geloofden, zeiden: "Als
473 7, 95 | plotseling terwijl zij er niet aan dachten. ~
474 7, 100| haar (vroegere) bewoners niet inzien, dat, indien Wij
475 7, 100| hart verzegelen, zodat zij niet meer horen? ~
476 7, 101| tot hen. Doch zij wilden niet geloven omdat zij voorheen
477 7, 103| leiders, maar zij geloofden er niet in. Ziet hoe het einde was
478 7, 131| meesten hunner weten het niet. ~
479 7, 132| betoveren, wij zullen stellig niet in u geloven." ~
480 7, 142| de weg der onruststokers niet." ~
481 7, 143| antwoordde: "Gij zult Mij stellig niet kunnen aanschouwen, maar
482 7, 146| tekenen zien, zullen zij er niet in geloven, en als zij het
483 7, 146| zien zullen zij dit als weg niet aanvaarden, maar indien
484 7, 148| toon voortbracht. Zagen zij niet, dat het niet tot hen kon
485 7, 148| Zagen zij niet, dat het niet tot hen kon spreken, noch
486 7, 150| zich de vijanden daarom niet over mij verblijden en plaats
487 7, 150| verblijden en plaats mij niet bij het onrechtvaardige
488 7, 162| woord door een ander dat niet tot hen was gesproken. Daarom
489 7, 163| Sabbath hielden kwam zij niet tot hen. Zo beproefden Wij
490 7, 169| waarheid zouden spreken, niet van hen afgenomen? En hebben
491 7, 169| zij hetgeen er in staat, niet gelezen? En het tehuis van
492 7, 169| vrezen. Begrijpt gij dat niet? ~
493 7, 170| doen de beloning der goeden niet verloren gaan. ~
494 7, 172| henzelf: "Ben ik uw Heer niet?" antwoordden zij: "Ja,
495 7, 172| op de Dag der Opstanding niet zoudt zeggen: "Wij waren
496 7, 172| waren ons hiervan zeker niet bewust." ~
497 7, 179| harten maar begrijpen er niet mede en zij hebben ogen
498 7, 179| hebben ogen maar zij zien er niet mede en zij hebben oren
499 7, 179| hebben oren maar zij horen er niet mede. Zij zijn als vee,
500 7, 182| aangrijpen, op een wijze die zij niet verwachten. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1642 |