Sura, Verse
1 2, 25 | Ziehier, hetgeen ons reeds voorheen werd gegeven"; en hun werd
2 2, 108| ondervragen, zoals - Mozes voorheen werd ondervraagd? Maar wie
3 6, 28 | 28. Neen, hetgeen zij voorheen plachten te verbergen is
4 6, 158| geloven geen ziel baten die voorheen niet geloofde noch iets
5 7, 53 | zullen degenen die het voorheen vergaten, zeggen: "De boodschappers
6 7, 101| wilden niet geloven omdat zij voorheen reeds loochenden. Zo zegelt
7 8, 71 | te worden, zijn zij reeds voorheen Allah ontrouw geweest, daarom
8 9, 107| hinderlaag voor hem, die voorheen tegen Allah en Zijn boodschapper
9 10, 74 | datgene niet geloven wat zij voorheen hadden verloochend. Zo verzegelen
10 11, 49 | welke gij noch uw volk voorheen kende. Wees geduldig, waarlijk
11 11, 109| slechts, zoals hun vaderen voorheen aanbaden en Wij zullen hun
12 12, 3 | openbaren, ofschoon gij voorheen onwetend waart. ~
13 12, 64 | toevertrouwen, zoals ik u voorheen zijn broeder toevertrouwde?
14 12, 77 | gestolen, had zijn broeder voorheen ook diefstal gepleegd."
15 12, 80 | heeft genomen en hoe gij voorheen in uw plicht tegenover Jozef
16 14, 44 | boodschappers volgen." "Hebt gij voorheen niet gezworen, dat er voor
17 15, 27 | 27. En Wij hadden voorheen de djinn uit vlammend vuur
18 19, 67 | zich dan niet dat Wij hem voorheen hebben geschapen toen hij
19 20, 115| 115. En waarlijk wij gaven voorheen Adam een bevel, doch hij
20 21, 51 | 51. En voorheen schonken Wij aan Abraham
21 22, 78 | heeft u Moslims genoemd voorheen en in dit Boek, opdat Onze
22 27, 68 | 68. Er was ons voorheen reeds mede gedreigd, - ons
23 28, 48 | datgene niet, wat Mozes voorheen was gegeven? Zij zeiden: "
24 34, 53 | 53. Terwijl zij voorheen hebben verworpen? En zij
25 40, 74 | gegaan. Neen, wij plachten voorheen niets te aanbidden." Zo
26 41, 48 | En de afgoden welke zij voorheen plachten aan te roepen,
27 48, 15 | volgen. Allah heeft het voorheen zo bepaald." Dan zullen
28 48, 16 | gij u omkeert zoals gij voorheen deedt, zal Hij u door een
29 51, 16 | Heer zal geven omdat zij voorheen goed plachten te doen. ~
30 52, 26 | 26. Zij zullen zeggen: "Voorheen vreesden wij ter wille van
31 52, 28 | 28. Wij plachten voorheen Hem te aanbidden. Voorzeker,
32 62, 2 | onderwijst, ofschoon zij voorheen in openbare dwaling verkeerden. ~
|