Sura, Verse
1 6, 92 | opdat gij de moeder der steden (Mekka) en wat er omheen
2 6, 131| Dit komt, omdat uw Heer de steden niet onrechtvaardig wilde
3 7, 4 | 4. Hoeveel steden hebben Wij vernietigd! Onze
4 7, 96 | indien de mensen van die steden hadden geloofd en rechtvaardig
5 7, 97 | 97. Zijn de bewoners der steden veilig voor de komst van
6 7, 98 | Of zijn de bewoners dezer steden veilig voor Onze straf die
7 7, 101| 101. Zo waren de steden wier verhaal Wij u hebben
8 7, 111| intussen) omroepers de steden in, ~
9 9, 70 | bewoners van Midian en van de steden die verwoest werden? Hun
10 11, 100| zijn de tijdingen over de steden die Wij u verhalen. Sommige
11 11, 102| uw Heer, wanneer Hij de steden grijpt, terwijl zij kwaad
12 11, 117| 117. Uw Heer zal de steden niet onrechtvaardig vernietigen,
13 12, 109| mensen uit de inwoners der steden, die Wij inspireerden. Hebben
14 18, 59 | 59. En deze steden! Wij vernietigden ze toen
15 22, 48 | 48. Hoe vele steden heb Ik uitstel verleend,
16 26, 36 | zend aankondigers naar de steden. ~
17 26, 53 | Pharao zond herauten naar de steden, zeggende, ~
18 28, 58 | 58. En hoeveel steden hebben Wij niet vernietigd
19 28, 59 | Heer is niet zo, dat Hij steden vernietigt, voordat Hij
20 28, 59 | verkondigt; noch verwoesten Wij steden tenzij de bewoners er van
21 34, 18 | plaatsten tussen hen en de steden die Wij hadden gezegend,
22 34, 18 | hadden gezegend, bloeiende steden die aanzienlijk waren, en
23 34, 18 | maakten het reizen tussen die steden gemakkelijk; "Reist er dagen
24 42, 7 | opdat gij de Moeder der steden (Makka) en al het omringende
25 43, 31 | een groot man uit de twee steden geopenbaard?" ~
26 46, 27 | Wij hebben om hen heen de steden vernietigd, en Wij hebben
27 47, 13 | 13. En hoevele steden die sterker waren dan de
28 53, 53 | Hij bracht de verwoeste steden ten val, ~
29 59, 14 | tezamen, tenzij in versterkte steden of achter muren, ofschoon
30 65, 8 | 8. Hoe vele steden kwamen niet in opstand tegen
31 69, 9 | die vóór hem waren, en de steden die verwoest werden begingen
32 89, 11 | 11. Die zich in de steden aan overtreding overgaven.
|