Sura, Verse
1 6, 86 | Ismaël, Elisa, Jonas en Lot; elk hunner verhieven Wij
2 7, 37 | Dezen zijn het, die hun lot zullen ondergaan zoals het
3 7, 80 | 80. En Lot, toen hij tot zijn volk
4 11, 70 | wij zijn tot het volk van Lot gezonden." ~
5 11, 74 | met ons over het volk van Lot te redetwisten. ~
6 11, 77 | toen Onze boodschappers tot Lot kwamen was hij verdrietig
7 11, 78 | zij kwaad te doen. Hij (Lot) zeide: "O, mijn volk, dit
8 11, 81 | boodschappers) zeiden: "O Lot, Wij zijn de boodschappers
9 11, 89 | overkwam; en het volk van Lot is niet ver van u." ~
10 15, 59 | Doch wat de familie van Lot betreft, hen zullen Wij
11 15, 61 | boodschappers tot de familie van Lot kwamen, ~
12 21, 71 | 71. En Wij redden hem en Lot en voerden hen naar het
13 21, 74 | 74. En aan Lot schonken Wij wijsheid en
14 22, 43 | Abraham en het volk van Lot; ~
15 26, 160| 160. Ook het volk van Lot verloochende de boodschappers, ~
16 26, 161| 161. Toen hun broeder Lot tot hen zeide: "Wilt gij
17 26, 167| Als gij niet ophoudt, o Lot, zult gij zeker worden verbannen." ~
18 27, 54 | 54. En Lot, toen hij tot zijn volk
19 27, 56 | dat zij zeiden: "Verdrijft Lot's familie uit uw stad want
20 29, 26 | 26. En Lot geloofde in hem. Abraham
21 29, 28 | 28. En toen Lot tot zijn volk zeide: "Gij
22 29, 30 | 30. Hij (Lot) zeide: "Help mij mijn Heer,
23 29, 32 | 32. Hij zeide: "Maar Lot is daar." Zij zeiden: "Wij
24 29, 33 | toen Onze boodschappers tot Lot kwamen was hij verdrietig
25 37, 133| 133. En Lot was voorzeker óók een der
26 38, 13 | Samoed, en het volk van Lot, e: en de woudbewoners;
27 50, 13 | Pharao en de broeders van Lot eveneens, ~
28 51, 59 | 59. Voorzeker het lot der onrechtvaardigen is
29 54, 33 | 33. Het volk van Lot verloochende de waarschuwers
30 54, 34 | uitzondering van de familie van Lot, die Wij bij de dageraad
31 54, 36 | 36. En Lot had hen inderdaad voor Onze
32 66, 10 | van Noach en met die van Lot. Zij behoorden aan twee
|