1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1579
Sura, Verse
1 1, 7 | geschonken - niet dat van hen, op wie toorn is nedergedaald,
2 2, 6 | hun om het even, of gij hen waarschuwt, of dat gij hen
3 2, 6 | hen waarschuwt, of dat gij hen niet waarschuwt - zij zullen
4 2, 14 | wij spotten slechts (met hen)." ~
5 2, 15 | spotternij bestraffen en Hij zal hen blindelings in hun overtreding
6 2, 17 | Allah hun licht weg en liet hen in diepe duisternis, zodat
7 2, 20 | gezichtsvermogen; telkens als het hen beschijnt, wandelen zij
8 2, 25 | tuinen (het paradijs) voor hen zijn, waardoorheen rivieren
9 2, 36 | de boom verleidde Satan hen beiden en dreef hen uit
10 2, 36 | Satan hen beiden en dreef hen uit de staat waarin zij
11 2, 43 | betaalt de Zakaat en bidt met hen, die bidden. ~
12 2, 59 | een ander, dat niet tegen hen gesproken was. Daarom zonden
13 2, 62 | de Sabianen - wie onder hen ook in Allah en de laatste
14 2, 62 | en er zal geen vrees over hen komen, noch zullen zij treuren. ~
15 2, 65 | overtraden. Alzo zeiden Wij tot hen: "Weest verachte apen." ~
16 2, 66 | 66. Zo maakten Wij hen tot een voorbeeld voor hen
17 2, 66 | hen tot een voorbeeld voor hen die in die tijd leefden
18 2, 66 | en voor degenen, die na hen kwamen en tot een les voor
19 2, 69 | diepe kleur, aangenaam voor hen, die haar zien." ~
20 2, 85 | verdrijft, elkaar tegen hen helpende in zonde en overtreding.
21 2, 85 | u terugkomen, koopt gij hen vrij, terwijl juist hun
22 2, 88 | verhuld." Neen, Allah heeft hen vanwege hun ongeloof vervloekt.
23 2, 89 | toen een Boek van Allah tot hen kwam, vervullend datgene,
24 2, 89 | vervullend datgene, dat bij hen was, hoewel zij voordien
25 2, 89 | te bidden, toen dat tot hen kwam, herkenden zij dat
26 2, 91 | 91. En wanneer er tot hen wordt gezegd: "Gelooft in
27 2, 96 | 96. Voorzeker, gij zult hen (Joden) het meest van alle
28 2, 96 | afgodendienaren. Ieder van hen wenst, dat hem een leven
29 2, 101| boodschapper van Allah tot hen is gekomen, vervullend wat
30 2, 102| leren zij (de mensen) van hen datgene waarmede zij een
31 2, 102| bevel; maar dezen leren wat hen schaadt en geen goed doet,
32 2, 114| gaan. Er is schande over hen in deze wereld en er zal
33 2, 114| zal een grote straf voor hen zijn in het Hiernamaals. ~
34 2, 118| spraken ook degenen, die vóór hen waren. Hun harten zijn aan
35 2, 129| 129. Heer, doe onder hen een boodschapper opstaan,
36 2, 129| Wijsheid zal verklaren en hen zal louteren. Voorzeker,
37 2, 134| dat is heengegaan: voor hen is, hetgeen zij verdienden
38 2, 136| geen onderscheid tussen hen en aan Hem onderwerpen wij
39 2, 137| zeker voldoende zijn tegen hen, want Hij is de Alhorende,
40 2, 141| dat is heengegaan: voor hen is, hetgeen zij verdienden
41 2, 142| zullen zeggen: "Wat heeft hen van hun Qiblah, die zij
42 2, 143| zeer moeilijk, behalve voor hen, die Allah heeft geleid.
43 2, 145| volgen, noch zijn er onder hen, die de Qiblah van anderen
44 2, 147| schaar u daarom niet onder hen die twijfelen. ~
45 2, 150| mogen aanvoeren - vreest hen dus niet, maar vreest Mij -
46 2, 156| die, wanneer een rampspoed hen achterhaalt, zeggen: "Voorzeker,
47 2, 159| te vervloeken, vervloeken hen ook. ~
48 2, 161| ongelovigen sterven, over hen zal de vloek komen van Allah
49 2, 167| konden keren, zouden wij hen verzaken, zoals zij ons
50 2, 167| verzaakt". Zo zal Allah aan hen hun werken tonen tot wroeging
51 2, 170| 170. En wanneer er tot hen wordt gezegd: "Volgt hetgeen
52 2, 174| der Opstanding niet tot hen spreken, noch zal Hij hen
53 2, 174| hen spreken, noch zal Hij hen rein achten. Er wacht hun
54 2, 191| 191. En doodt hen, waar gij hen ook ontmoet
55 2, 191| En doodt hen, waar gij hen ook ontmoet en drijft hen
56 2, 191| hen ook ontmoet en drijft hen uit, vanwaar zij u hebben
57 2, 191| erger dan doden. En bevecht hen niet nabij de heilige Moskee,
58 2, 191| zij u bevechten, bevecht hen dan - zo is de vergelding
59 2, 193| 193. En bestrijdt hen, totdat er geen vervolging
60 2, 195| voorzeker, Allah heeft hen lief, die goed doen. ~
61 2, 200| deze wereld", maar voor hen is er geen aandeel in het
62 2, 210| de schaduw der wolken tot hen komen en dat de zaak beslist
63 2, 212| godvrezenden zullen boven hen verheven zijn op de dag
64 2, 213| waarschuwers en zond met hen het Boek neder, dat de waarheid
65 2, 213| nadat duidelijke tekenen tot hen waren gekomen, - uit afgunst
66 2, 214| tegenslagen kwamen over hen en zij werden hevig geschokt,
67 2, 220| goede daad. En als gij met hen omgaat zijn zij uw broeders.
68 2, 222| heeft bevolen. Allah bemint hen, die zich tot Hem wenden
69 2, 226| 226. Voor hen, die onthouding zweren jegens
70 2, 229| dan zal er voor geen van hen beiden zonde zijn in hetgeen
71 2, 230| haar scheidt, zal het voor hen geen zonde zijn, tot elkander
72 2, 233| jaren zogen, dit is voor hen, die de zoogtijd wensen
73 2, 233| rust er geen schuld op hen. En als gij verkiest, een
74 2, 243| duizenden. Allah zeide tot hen: "Sterft" en dan schonk
75 2, 247| En hun profeet zeide tot hen: "Waarlijk, Allah heeft
76 2, 248| En hun profeet zeide tot hen: "Het teken van zijn heerschappij
77 2, 251| 251. Zo versloegen zij hen door het gebod van Allah
78 2, 253| de duidelijke tekenen tot hen waren gekomen, maar zij
79 2, 255| verlof? Hij kent hetgeen voor hen is en wat achter hen is
80 2, 255| voor hen is en wat achter hen is en zij kunnen niets van
81 2, 257| die geloven; Hij brengt hen uit de duisternis tot het
82 2, 257| de duivelen, zij brengen hen uit het licht in de duisternis;
83 2, 260| hunner op een heuvel; roep hen dan; ze zullen haastig tot
84 2, 262| verwijten of te krenken, voor hen is er beloning bij hun Heer
85 2, 272| 272. Hen te leiden is niet uw plicht,
86 2, 273| De onwetende beschouwt hen als rijken wegens hun hescheidenheid.
87 2, 273| hescheidenheid. Gij zult hen aan hun tekenen herkennen,
88 2, 277| is bij hun Heer en voor hen is geen vrees, noch zullen
89 2, 281| verdiend; en onrecht zal hen niet worden aangedaan. ~
90 3, 11 | volk en degenen, die vóór hen waren. Zij verloochenden
91 3, 11 | tekenen, dus strafte Allah hen voor hun zonden; Allah is
92 3, 13 | Daarin is zeker een les voor hen, die ogen hebben. ~
93 3, 15 | zullen zij vertoeven en voor hen zijn reine metgezellen,
94 3, 16 | 16. Hen die zeggen: "Onze Heer,
95 3, 19 | afgunst, nadat kennis tot hen was gekomen. En wie de tekenen
96 3, 22 | zal geen hulp zijn voor hen. ~
97 3, 23 | geroepen, opdat het onder hen rechter zij; dan wendt zich
98 3, 24 | plachten te verzinnen, heeft hen in hun godsdienst bedrogen. ~
99 3, 25 | het dan zijn, wanneer Wij hen verzamelen op de Dag, waarover
100 3, 28 | tenzij gij u zorgvuldig voor hen hoedt. En Allah waarschuwt
101 3, 44 | openbaren. En gij waart niet bij hen toen zij lootten (om te
102 3, 44 | zijn, noch waart gij bij hen, toen zij met elkander redetwistten. ~
103 3, 45 | volgende en hij zal tot hen behoren die in Gods nabijheid
104 3, 53 | boodschapper. Schrijf ons onder hen die getuigen."
105 3, 54 | maakte ook plannen (tegen hen), maar Allah voorziet het
106 3, 55 | tot de laatste dag over hen doen zegevieren die u niet
107 3, 77 | Hiernamaals en Allah zal niet tot hen spreken, noch hen aanzien
108 3, 77 | niet tot hen spreken, noch hen aanzien op de Dag des Oordeels,
109 3, 77 | des Oordeels, noch zal Hij hen als rein beschouwen en er
110 3, 77 | een smartelijke straf voor hen zijn. ~
111 3, 78 | 78. En voorzeker, onder hen zijn er, die hun tong verdraaien,
112 3, 84 | onderscheid tussen wie dan ook van hen. Aan Hem alleen onderwerpen
113 3, 86 | duidelijke bewijzen tot hen waren gekomen? Allah leidt
114 3, 87 | engelen en de mensen, op hen rust. ~
115 3, 91 | wacht en er zullen voor hen geen helpers zijn. ~
116 3, 105| duidelijke bewijzen tot hen waren, gekomen. Voor hen
117 3, 105| hen waren, gekomen. Voor hen zal er een zware straf zijn. ~
118 3, 106| verduisterd zullen zign. Wat hen betreft, wier gezicht verduisterd
119 3, 110| zou het zeker beter voor hen zijn geweest. Sommigen hunner
120 3, 119| 119. Ziet, gij hebt hen lief, maar zij hebben u
121 3, 120| goeds overkomt verdriet het hen en als u iets kwaads overkomt
122 3, 127| ongelovigen kon afsnijden en hen vernederen, zodat zij onverrichter
123 3, 128| Zich in barmhartigheid tot hen wenden of hen straffen,
124 3, 128| barmhartigheid tot hen wenden of hen straffen, voorzeker zij
125 3, 134| mensen vergeven; Allah heeft hen die goed doen, lief. ~
126 3, 146| verslapten door niets wat hen op de weg van Allah overkwam,
127 3, 152| aan u gehouden, toen gij hen met Zijn verlof dooddet
128 3, 152| begeerden. Toen wendde Hij u van hen af, opdat Hij u mocht beproeven;
129 3, 155| gebracht. Maar Allah heeft het hen vergeven. Voorwaar, Allah
130 3, 159| Profeet) zachtmoedig jegens hen (gelovigen); als gij ruw
131 3, 159| hebben verwijderd. Vergeef hen daarom en vraag voor hen
132 3, 159| hen daarom en vraag voor hen vergiffenis en raadpleeg
133 3, 159| vergiffenis en raadpleeg hen in belangrijke zaken en
134 3, 164| Zijn tekenen verkondigt, hen loutert en hun het Boek
135 3, 167| onderkennen. En er werd tot hen gezegd: "Komt en vecht voor
136 3, 170| degenen die achterbleven, en hen nog niet hebben ingehaald,
137 3, 170| dat er geen vrees over hen zal komen, noch dat zij
138 3, 173| 173. En toen de mensen tot hen zeiden: "De volkeren hebben
139 3, 173| tegen u verzameld, vreest hen daarom," vermeerderde dit
140 3, 174| Allah terug, geen kwaad had hen aangeraakt en zij volgden
141 3, 176| niets aandoen. Allah wil hen aan het toekomstig leven
142 3, 176| doen hebben, er zal voor hen een strenge straf zijn. ~
143 3, 177| kunnen Allah niets aandoen; hen wacht een pijnlijke straf. ~
144 3, 178| Wij hun geven, goed voor hen is; Wij geven hun slechts
145 3, 178| zonde toenemen; er zal voor hen een vernederende straf zijn. ~
146 3, 180| denken, dat het goed voor hen is, neen, het is slecht
147 3, 180| neen, het is slecht voor hen. Hetgene, waarmee zij gierig
148 3, 183| spreekt. Waarom trachttet gij hen dan te doden, als gij eerlijk
149 3, 188| zijn voor straf. Er wacht hen een pijnlijke kastijding. ~
150 3, 195| 195. En hun Heer verhoorde hen, zeggende: "Ik zal het werk
151 3, 195| elkander. - En Ik zal van hen, die hun land verlieten
152 3, 195| fouten zeker bedekken en zal hen tuinen doen binnengaan,
153 3, 197| een gering voordeel voor hen; daarna zal de hel hun tehuis
154 3, 199| geopenbaard en in hetgeen tot hen was neergedaald, geloven,
155 4, 1 | haar gezellin schiep en uit hen beiden mannen en vrouwen
156 4, 2 | niet voor het goede (van hen) noch verbruikt hun eigendom
157 4, 5 | eigen beheer), maar voedt hen er mee en kleedt hen en
158 4, 5 | voedt hen er mee en kleedt hen en spreekt vriendelijke
159 4, 5 | vriendelijke woorden tot hen. ~
160 4, 6 | bereikt hebben: als gij in hen rijpheid van verstand vindt
161 4, 8 | vriendelijke woorden tot hen. ~
162 4, 9 | 9. En laat hen Allah vrezen, die, indien
163 4, 9 | bezorgd zouden zijn. Laat hen Allah daarom vrezen en laat
164 4, 9 | Allah daarom vrezen en laat hen het juiste woord spreken. ~
165 4, 11 | gij weet niet, wie van hen u het meest tot heil is.
166 4, 12 | kind hebt, zo is er voor hen een achtste deel van hetgeen
167 4, 16 | hieraan schuldig maken, straft hen beiden. En als zij berouw
168 4, 16 | en zich verbeteren, laat hen dan met rust, voorzeker,
169 4, 35 | als gij een breuk tussen hen vreest, stelt dan een scheidsrechter
170 4, 35 | wensen zal Allah deze tussen hen tot stand brengen. Voorzeker,
171 4, 39 | weggegeven van hetgeen Allah hen heeft geschonken? Allah
172 4, 39 | heeft geschonken? Allah kent hen zeer goed. ~
173 4, 42 | wensen, dat de aarde met hen gelijk zou worden gemaakt
174 4, 46 | beter en oprechter voor hen zijn geweest. Maar Allah
175 4, 46 | geweest. Maar Allah heeft hen wegens hun ongeloof vervloekt,
176 4, 47 | vernietigen en neerwerpen of hen vervloeken, zoals Wij het
177 4, 49 | 49. Hebt gij over hen niet vernomen die zichzelf
178 4, 49 | Die reinigt, wie Hij wil. Hen zal niet het minste onrecht
179 4, 52 | die Allah vervloekt voor hen zult gij geen helper vinden. ~
180 4, 55 | vuur is toereikend (voor hen). ~
181 4, 56 | doen binnengaan. Wij zullen hen telkens, wanneer hun huiden
182 4, 57 | metgezellen hebben en Wij zullen hen door schaduw omringen. ~
183 4, 58 | toevertrouwde over te geven aan hen die er recht op hebben en
184 4, 60 | verwerpen. En Satan wenst hen ver van het rechte pad te
185 4, 61 | 61. En wanneer er tot hen wordt gezegd: "Komt tot
186 4, 62 | wanneer een rampspoed over hen komt door hetgeen zij verdienden,
187 4, 63 | dezen is. Wend u daarom van hen af en vermaan hen en spreek
188 4, 63 | daarom van hen af en vermaan hen en spreek tot hen een doeltreffend
189 4, 63 | vermaan hen en spreek tot hen een doeltreffend woord ten
190 4, 64 | ook om vergiffenis voor hen had gevraagd, zouden zij
191 4, 66 | hadden gedaan, zou het voor hen zeker goed zijn geweest
192 4, 68 | 68. En Wij zouden hen zeker op het rechte pad
193 4, 72 | geweest omdat ik niet bij hen tegenwoordig was." ~
194 4, 73 | hem bestond - "Ware ik bij hen geweest, dan zou ik inderdaad
195 4, 78 | gebouwde torens. En als hen iets goeds overkomt zeggen
196 4, 78 | Dit komt van Allah" en als hen iets kwaads overkomt zeggen
197 4, 80 | en wie zich afkeert - tot hen hebben wij u niet als bewaker
198 4, 81 | de nacht. Wend u dus van hen af en stelt uw vertrouwen
199 4, 83 | En als er enig nieuws tot hen komt, hetzij over vrede
200 4, 88 | verdeeld)? Allah heeft hen neergeslagen wegens hetgeen
201 4, 88 | zij verdienden. Wenst gij hen te leiden, die Allah te
202 4, 88 | gronde deed gaan? En voor hen, die Allah doet dwalen,
203 4, 89 | verworpen, zodat gij aan hen gelijk zult worden. Neemt
204 4, 89 | vijandschap vervallen, grijpt hen dan en doodt hen waar gij
205 4, 89 | grijpt hen dan en doodt hen waar gij hen ook vindt;
206 4, 89 | dan en doodt hen waar gij hen ook vindt; en neemt vriend
207 4, 90 | niet toegestaan iets tegen hen te ondernemen. ~
208 4, 91 | handen terughouden, grijpt hen dan aan en doodt hen waar
209 4, 91 | grijpt hen dan aan en doodt hen waar gij hen ook vindt.
210 4, 91 | aan en doodt hen waar gij hen ook vindt. Tegen dezen hebben
211 4, 97 | Voorwaar de engelen zullen tot hen die ze doen sterven, terwijl
212 4, 102| midden zijt en het gebed voor hen leidt, laat een deel hunner
213 4, 102| prostratie hebben verricht, laat hen achter u gaan en laat die
214 4, 102| en met u bidden en laat hen hun afweermiddelen en wapenen
215 4, 108| verbergen en Hij is bij hen wanneer zij de nacht doorbrengen
216 4, 109| tegenwoordige leven voor hen pleiten. Maar wie zal bij
217 4, 109| Maar wie zal bij Allah voor hen pleiten op de dag der opstanding,
218 4, 109| of wie zal een voogd over hen zijn? ~
219 4, 119| 119. "En ik zal hen zeker doen dwalen en ijdele
220 4, 119| dwalen en ijdele begeerten in hen opwekken en ik zal hen voorzeker
221 4, 119| in hen opwekken en ik zal hen voorzeker ophitsen en zij
222 4, 119| vee afsnijden en ik zal hen voorzeker aansporen en zij
223 4, 128| zal het geen blaam voor hen zijn als zij een verzoening
224 4, 130| scheiden, dan zal Allah hen beiden door Zijn overvloed
225 4, 137| daarna in ongeloof toenemen, hen zal Allah niet vergeven,
226 4, 137| niet vergeven, noch zal Hij hen op de rechte weg leiden. ~
227 4, 138| Verkondig de huichelaars, dat hen een pijnlijke straf wacht. ~
228 4, 139| gelovigen, - zoeken zij eer bij hen hoewel alle eer aan Allah
229 4, 140| bespot, gij niet (eerder) met hen samen zult zijn, dan dat
230 4, 141| krijgen, zeggen zij (tot hen): "Hebben wij niet de overhand
231 4, 142| bedriegen, maar Hij zal hen voor hun bedrog straffen.
232 4, 145| Vuur zijn en gij zult voor hen geen helper vinden. ~
233 4, 153| een Boek uit de hemel op hen te doen nederdalen. Zij
234 4, 153| Allah openlijk." Toen trof hen de bliksem wegens hun overtreding.
235 4, 153| hoewel duidelijke tekenen tot hen gekomen waren, namen zij
236 4, 154| verhieven de berg hoog boven hen tijdens het verbond met
237 4, 154| tijdens het verbond met hen en Wij zeiden: "Gaat de
238 4, 154| Sabbath". En Wij sloten met hen een vast verbond. ~
239 4, 159| hij (Jezus) getuige tegen hen zijn, - ~
240 4, 160| Allah's weg, verboden Wij hen de reine dingen die ben (
241 4, 161| hebben Wij voor degenen onder hen die niet geloven een pijnlijke
242 4, 168| onrechtvaardig handelen, Allah zal hen niet vergeven, noch zal
243 4, 172| en hoogmoedig is, Hij zal hen toch allen tot Zich roepen. ~
244 4, 175| barmhartigheid en genade toelaten en hen op het rechte pad tot Zich
245 5, 3 | wanhopen. Vreest dus niet hen, maar Mij. Nu heb Ik uw
246 5, 12 | boodschappers gelooft en hen bijstaat en aan Allah's (
247 5, 13 | van het verbond hebben Wij hen vervloekt en hun hart verhard.
248 5, 13 | vermaand, vergeten. En gij zult hen altijd oneerlijk bevinden
249 5, 13 | enkelen na, derhalve vergeef hen en wend u van hen af. Voorzeker,
250 5, 13 | vergeef hen en wend u van hen af. Voorzeker, Allah heeft
251 5, 14 | vergaten een deel van hetgeen hen was voorgehouden. Daarom
252 5, 14 | vijandschap en haat onder hen ontstaan, tot de Dag der
253 5, 14 | der Opstanding. Allah zal hen weldra laten weten, wat
254 5, 16 | paden van vrede en leidt hen uit de duisternis tot het
255 5, 16 | door Zijn gebod en leidt hen naar het rechte pad. ~
256 5, 23 | poort (van de stad) binnen, hen tegemoet - wanneer gij er
257 5, 26 | Voorzeker, dat (land) is voor hen voor veertig jaren verboden;
258 5, 32 | met duidelijke tekenen tot hen en toch - werden daarna -
259 5, 33 | worden uitgezet. Dat zal voor hen een schande in deze wereld
260 5, 34 | Dit, met uitzondering van hen die berouw tonen, voordat
261 5, 34 | berouw tonen, voordat gij hen in uw macht hebt. Weet derhalve,
262 5, 36 | te kopen, dan zou het van hen toch niet worden aanvaard;
263 5, 36 | worden aanvaard; er wacht hen een pijnlijke straf. ~
264 5, 37 | uitgaan en dit zal voor hen een blijvende straf zijn. ~
265 5, 41 | te louteren; er zal voor hen schande in deze wereld en
266 5, 42 | komen, spreek recht tussen hen of wend u van hen af. En
267 5, 42 | tussen hen of wend u van hen af. En indien gij u van
268 5, 42 | af. En indien gij u van hen afwendt kunnen zij u in
269 5, 42 | rechtspreekt, richt tussen hen met rechtvaardigheid. Voorzeker,
270 5, 45 | 45. En Wij schreven hen daarin voor: Een leven voor
271 5, 48 | daarover. Richt daarom tussen hen naar hetgeen Allah heeft
272 5, 49 | En spreek recht tussen hen naar hetgeen Allah u heeft
273 5, 49 | afwenden, weet dan, dat Allah hen voor sommige hunner zonden
274 5, 51 | elkanders vrienden. En wie uwer hen tot vrienden neemt, is inderdaad
275 5, 52 | een ziekte is, zich tot hen zien haasten, zeggende: "
276 5, 63 | priesters en schriftgeleerden hen niet van zondige woorden
277 5, 64 | vijandschap en haat onder hen gezaaid tot aan de Dag der
278 5, 65 | zonden hebben vergeven en hen in tuinen van zaligheid
279 5, 66 | zij zeker van wat boven hen is en van hetgeen onder
280 5, 66 | is, hebben gegeten. Onder hen is een groep die matig is,
281 5, 69 | daden verrichten - over hen zal geen vrees komen, noch
282 5, 70 | zonden boodschappers tot hen. Maar telkens, wanneer een
283 5, 70 | wanneer een boodschapper tot hen kwam met hetgeen hun hart
284 5, 71 | Zich in barmhartigheid tot hen; toch werden velen weer
285 5, 75 | hoe Wij de tekenen voor hen (de mensen) verduidelijken,
286 5, 80 | deden zodat Allah toornig op hen is geworden en zij zullen
287 5, 81 | hadden geloofd, zouden zij hen niet tot vrienden hebben
288 5, 82 | gelovigen. Dit is, wijl er onder hen geleerden en monniken zijn
289 5, 85 | Derhalve beloonde Allah hen voor hetgeen zij zeiden
290 5, 85 | dit is de beloning voor hen die goeddoen. ~
291 5, 89 | uw huisgezinnen voedt, of hen te kleden, of het vrijmaken
292 5, 94 | vrezen. Derhalve zal voor hen, die na deze (waarschuwing)
293 5, 104| 104. En wanneer er tot hen wordt gezegd: "Komt tot
294 5, 106| Indien gij twijfelt, houdt hen na het gebed en laat hen
295 5, 106| hen na het gebed en laat hen zweren bij Allah, zeggende: "
296 5, 107| oprechter dan de getuigenis van hen (de eersten) en wij zijn
297 5, 108| 108. Dit zal hen eerder getuigenis doen afleggen
298 5, 108| afleggen naar de feiten, of hen doen vrezen, dat andere
299 5, 110| met duidelijke tekenen tot hen kwaamt en degenen onder
300 5, 110| kwaamt en degenen onder hen die verwierpen, zeiden: "
301 5, 117| 117. Ik zeide niets tot hen, dan hetgeen Gij mij hebt
302 5, 117| En ik was getuige van hen, zolang ik in hun midden
303 5, 117| waart Gij de Bewaker over hen en Gij zijt Getuige van
304 5, 118| 118. Indien Gij hen straft, zijn zij Uw dienaren
305 5, 118| Uw dienaren en indien Gij hen vergeeft, zijt Gij zeker
306 5, 119| waarachtigen zal baten. Voor hen zijn tuinen, waar doorheen
307 5, 119| Allah heeft behagen in hen en zij hebben behagen in
308 6, 4 | hun Heer geen teken tot hen of zij wenden zich er van
309 6, 5 | verloochend toen deze tot hen kwam, maar de tijdingen
310 6, 5 | waarover zij spotten zullen hen weldra bereiken. ~
311 6, 6 | hoeveel geslachten Wij vóór hen hebben vernietigd? Wij hadden
312 6, 6 | en Wij zonden wolken over hen die regelmatig regen deden
313 6, 6 | Wij deden rivieren onder hen vloeien; daarna vernietigden
314 6, 6 | daarna vernietigden Wij hen vanwege hun zonden en deden
315 6, 6 | deden een ander geslacht na hen ontstaan. ~
316 6, 9 | hetgeen zij verwarren, voor hen nog verwarder hebben gemaakt. ~
317 6, 22 | Gedenk) de Dag, waarop Wij hen allen zullen verzamelen,
318 6, 24 | plachten te verzinnen voor hen verloren is gegaan. ~
319 6, 28 | zoudden zij gewis tot hetgeen hen was verboden terugkeren;
320 6, 31 | het uur onverwachts over hen komt, en zij zullen zeggen: "
321 6, 34 | verloochend; totdat onze hulp tot hen kwam. Er is niemand die
322 6, 35 | indian Allah wilde zou Hij hen zeker onder één leiding
323 6, 42 | profeet) toen troffen Wij hen (die volkeren) met armoede
324 6, 43 | niet toen Onze straf over hen kwam? Maar hun hart was
325 6, 44 | gegeven, dan grepen Wij hen onverwachts aan en zie,
326 6, 49 | Onze tekenen verloochenen, hen zal straf raken, omdat zij
327 6, 52 | niet verantwoordelijk voor hen, noch zijn zij enigermate
328 6, 52 | verantwoordelijk voor u. Zoudt gij hen verdrijven, dan zult gij
329 6, 56 | dwalenden behoren en niet tot hen die het rechte pad volgen." ~
330 6, 68 | bespotten, wendt u dan van hen af, totdat zij een ander
331 6, 69 | niet verantwoordelijk voor hen, behalve voor de vermaning,
332 6, 87 | verkozen Wij enigen en leidden hen op het rechte pad. ~
333 6, 91 | wisten?" - Zeg: "Allah". Laat hen dan met rust om zich met
334 6, 107| Profeet) geen bewaker over hen gemaakt, noch zijt gij voogd
335 6, 107| noch zijt gij voogd over hen. ~
336 6, 108| Heer terugkeren en Hij zal hen inlichten over hetgeen zij
337 6, 109| indien er een teken tot hen zou komen, zij er gewis
338 6, 110| geloofden en Wij zullen hen in hun overtreding blindelings
339 6, 111| al zonden Wij engelen tot hen neder en al spraken de doden
340 6, 111| al spraken de doden tot hen en Wij verzamelden voor
341 6, 111| en Wij verzamelden voor hen alle dingen van aangezicht
342 6, 112| niet hebben gedaan; laat hen daarom met rust met hetgeen
343 6, 121| mogen redetwisten. Als gij hen gehoorzaamt zult gij inderdaad
344 6, 124| 124. En wanneer er tot hen een teken komt, zeggen zij: "
345 6, 127| 127. Voor hen is het Huis van Vrede (het
346 6, 128| 128. De Dag, waarop Hij hen allen tezamen zal verzamelen, (
347 6, 130| Het wereldse leven bedroog hen. En zij zullen tegen zichzelf
348 6, 137| schoonschijnend gemaakt, opdat zij hen mogen vernietigen en verwarring
349 6, 137| niet hebben gedaan, laat hen daarom met rust met hetgeen
350 6, 138| leugen over Hem. Hij zal hen weldra vergelden, hetgeen
351 6, 139| allen er deel aan." Hij zal hen naar hun bewering belonen.
352 6, 140| en hetgeen, waarvan Allah hen heeft voorzien, onwettig
353 6, 148| loochenden ook zij die vóór hen waren, totdat zij Onze straf
354 6, 150| getuigen, getuig niet met hen, noch volg de boze neigingen
355 6, 151| het, Die voor u en voor hen zorgen - en dat gij onbetamelijke
356 6, 158| anders dan dat engelen tot hen zouden komen, of dat hun
357 6, 159| verdelen - gij hebt met hen niets uitstaande. Hun zaak
358 6, 159| Allah's handen dan zal Hij hen bekend maken met hetgeen
359 7, 4 | vernietigd! Onze straf overviel hen gedurende de nacht of tijdens
360 7, 5 | 5. Toen Onze Straf over hen kwam, was hun roep niet
361 7, 7 | 7. Dan zullen Wij hen zeker met kennis doen weten;
362 7, 16 | gij mij liet dwalen zal ik hen voorzeker in de weg gaan
363 7, 17 | Dan zal ik mij gewis vóór hen en achter hen en van hun
364 7, 17 | gewis vóór hen en achter hen en van hun rechter en van
365 7, 20 | naaktheid zou openbaren die voor hen verborgen was, en zeide: "
366 7, 21 | 21. En hij zwoer tot hen: "Ik ben voor u zeker een
367 7, 22 | 22. Zo deed hij hen door bedrog vallen. En toen
368 7, 22 | de tuin. En hun Heer riep hen en zeide: "Verbood Ik u
369 7, 27 | het paradijs verdreef en hen van hun kleding beroofde,
370 7, 27 | en zijn stam, vanwaar gij hen niet ziet. Voorzeker, Wij
371 7, 27 | duivelen vrienden gemaakt voor hen, die niet geloven. ~
372 7, 32 | tegenwoordige leven en voor hen alleen op de Dag der Opstanding."
373 7, 35 | goede daden verrichten, over hen zal geen vrees komen, noch
374 7, 37 | als Onze boodschappers hen zullen bezoeken om hun zielen
375 7, 37 | weg te nemen; zij zullen hen vragen: "Waar is hetgeen
376 7, 40 | 40. Voorzeker, voor hen die Onze tekenen verloochenen
377 7, 43 | zijn, wij zullen deze van hen verwijderen. Er zullen rivieren
378 7, 43 | Er zullen rivieren voor hen vloeien. En zij zullen zeggen: "
379 7, 43 | de waarheid." En er zal hen worden toegeroepen: "Dit
380 7, 44 | er een woordvoerder onder hen verkondigen: "De vloek van
381 7, 51 | had bedrogen, Wij zullen hen deze Dag vergeten, zoals
382 7, 53 | hetgeen zij verzonnen is voor hen verloren gegaan. ~
383 7, 78 | De aardbeving overviel hen en zij lagen uitgestrekt
384 7, 79 | Toen wendde Salih zich van hen af en zeide: "O, mijn volk,
385 7, 82 | was slechts: "Verdrijft hen uit uw stad, want zij zijn
386 7, 84 | een regen van stenen over hen komen. Ziet nu wat het einde
387 7, 91 | Daarom greep de aardbeving hen en zij lagen uitgestrekt
388 7, 93 | Daarna wendde hij zich van hen af en zeide: "O mijn volk,
389 7, 95 | vaderen ook." Dan grepen Wij hen plotseling terwijl zij er
390 7, 96 | hemel en van de aarde voor hen hebben gezonden, maar zij
391 7, 96 | profeet); daarom grepen Wij hen vanwege hun daden. ~
392 7, 97 | komst van Onze straf over hen, 's nachts, terwijl zij
393 7, 98 | voor Onze straf die over hen zou kunnen komen, des daags
394 7, 100| indien Wij het willen, Wij hen om hun zonden treffen en
395 7, 101| met duidelijke tekenen tot hen. Doch zij wilden niet geloven
396 7, 103| 103. Toen zonden Wij na hen (de vorige boodschappers)
397 7, 116| ogen der mensen en deden hen vrezen en toonden hun grote
398 7, 127| Zeker wij hebben macht over hen." ~
399 7, 131| 131. Wanneer er goeds tot hen kwam zeiden zij: "Dit komt
400 7, 131| Dit komt ons toe." En als hen kwaad overkwam, schreven
401 7, 133| kikvorsen en bloed over hen - als duidelijke tekenen,
402 7, 134| 134. En toen de straf op hen viel, zeiden zij: "O, Mozes,
403 7, 135| Maar toen Wij de straf van hen verwijderden voor een bepaalde
404 7, 136| 136. Wij straften hen derhalve en verdronken hen
405 7, 136| hen derhalve en verdronken hen in zee, omdat zij Onze tekenen
406 7, 148| zij niet, dat het niet tot hen kon spreken, noch hen naar
407 7, 148| tot hen kon spreken, noch hen naar een goede weg leiden?
408 7, 155| Maar toen de aardbeving hen achterhaalde, zeide hj: "
409 7, 155| had behaagd, kondet, Gij hen en mij voordien reeds hebben
410 7, 156| de Zakaat betalen en voor hen die in Onze tekenen geloven." ~
411 7, 157| verbiedt de slechte en ontheft hen van de last en de kluisters
412 7, 157| last en de kluisters die hen bonden. Zij, die in hem
413 7, 160| 160. En Wij verdeelden hen in twaalf stammen, als afzonderlijke
414 7, 160| drinkplaats. En Wij deden wolken hen overschaduwen en Wij zonden
415 7, 160| zonden Manna en kwartels voor hen neder. "Eet van de goede
416 7, 161| 161. En toen er tot hen werd gezegd: "Woont in deze
417 7, 161| Wij zullen meer geven aan hen die goed doen." ~
418 7, 162| de onrechtvaardigen onder hen vervingen het woord door
419 7, 162| door een ander dat niet tot hen was gesproken. Daarom zonden
420 7, 162| kastijding van de hemel over hen neder omdat zij onrechtvaardig
421 7, 163| hielden kwam zij niet tot hen. Zo beproefden Wij hen omdat
422 7, 163| tot hen. Zo beproefden Wij hen omdat zij overtreders waren. ~
423 7, 166| verboden, zeiden Wij tot hen: "Weest verachte apen." ~
424 7, 167| dezulken zou zenden, die hen (de Joden) met een marteling
425 7, 168| 168. En Wij verdeelden hen in groepen over de aarde.
426 7, 168| de aarde. Er zijn onder hen rechtvaardigen en er zijn
427 7, 168| onrechtvaardigen. Wij beproefden hen door voor- en tegenspoed,
428 7, 169| 169. Na hen kwam er een boos geslacht
429 7, 169| dergelijke goederen tot hen kwamen zouden zij deze ook
430 7, 169| zouden spreken, niet van hen afgenomen? En hebben zij
431 7, 171| Wij de berg (Sinaï) boven hen deden schudden alsof hij
432 7, 171| dachten zij, dat deze op hen zou vallen; Wij zeiden: "
433 7, 172| lendenen voortbracht, en hen deed getuigen over henzelf: "
434 7, 173| wij waren een geslacht na hen. Wilt Gij ons dan vernietigen
435 7, 181| 181. En er is onder hen die Wij hebben geschapen
436 7, 193| 193. En als gij hen tot leiding roept zullen
437 7, 193| volgen. Het is gelijk of gij hen roept of zwijgt. ~
438 7, 194| dienaren, zoals gij. Roept hen dan aan en laat hen u verhoren
439 7, 194| Roept hen dan aan en laat hen u verhoren als gij waarheid
440 7, 198| 198. En als gij hen tot leiding uitnodigt horen
441 7, 198| zij u niet. En gij ziet hen naar u kijken maar zij zien
442 7, 201| die (God) vrezen, wanneer hen een boze neiging van Satan
443 7, 202| En hun broederen trachten hen te doen toenemen in dwaling,
444 8, 2 | worden voorgelezen, doet dit hen in geloof toenemen en op
445 8, 3 | van hetgeen, waarmede Wij hen hebben voorzien, mededelen, ~
446 8, 4 | de ware gelovigen. Voor hen zijn graden bij hun Heer,
447 8, 17 | 17. Gij dooddet hen niet, doch Allah was het,
448 8, 17 | doch Allah was het, Die hen doodde. En gij wierpt niet
449 8, 23 | Als Allah enig goed in hen had ontdekt, zou Hij hen
450 8, 23 | hen had ontdekt, zou Hij hen voorzeker hebben doen horen.
451 8, 23 | hebben doen horen. En als Hij hen zou hebben laten horen hadden
452 8, 31 | verzen worden voorgelezen aan hen, zeggen zij: "Wij hebben
453 8, 33 | 33. Maar Allah zal hen niet straffen zolang gij
454 8, 33 | straffen zolang gij onder hen zijt noch zal Allah hen
455 8, 33 | hen zijt noch zal Allah hen straffen indien zij om vergiffenis
456 8, 34 | 34. Waarom zal Allah hen niet straffen, wanneer zij
457 8, 37 | elkander moge drijven en hen allen tezamen moge ophopen
458 8, 37 | tezamen moge ophopen en hen dan in de hel moge werpen.
459 8, 38 | vervolgen), hetgeen voorby is hen zal worden vergeven en indien
460 8, 39 | 39. En bestrijdt hen totdat er geen vervolging
461 8, 43 | Gedenk de tijd toen Allah hen (de vijanden) in uw ogen
462 8, 43 | weinigen toonde; had Hij hen u als velen getoond, dan
463 8, 44 | 44. En toen Hij hen in de tijd van uw ontmoeting
464 8, 52 | Pharao en degenen die vóór hen waren; zij verwierpen de
465 8, 52 | Allah, daarom strafte Allah hen voor hun zonden. Voorzeker,
466 8, 54 | Pharao en degenen, die vóór hen waren; zij verloochenden
467 8, 54 | daarom vernietigden Wij hen voor hun zonden. En Wij
468 8, 57 | 57. Als gij hen in de oorlog ontmoet, jaagt
469 8, 57 | jaagt dan degenen die achter hen zign vrees aan wegens hen,
470 8, 57 | hen zign vrees aan wegens hen, opdat zij er lering uit
471 8, 58 | een volk vreest verstoot hen dan op gelijke wijze. Voorzeker,
472 8, 60 | vastgehouden paarden voor hen gereed, waarmede gij de
473 8, 60 | vijand en anderen buiten hen, die gij niet kent, doch
474 8, 63 | verzoend, maar Allah heeft hen verenigd. Voorzeker, Hij
475 8, 71 | daarom gaf Hij u macht over hen. Allah is Alwetend, Alwijs. ~
476 8, 72 | zoeken dan is het uw plicht hen te helpen behalve tegen
477 8, 74 | schuilplaats verstrekken en hen helpen zijn de ware gelovigen.
478 8, 74 | ware gelovigen. Er is voor hen vergiffenis en een waardige
479 9, 5 | afgodendienaren waar gij hen ook vindt en grijpt hen
480 9, 5 | hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert
481 9, 5 | en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke
482 9, 5 | belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag. Maar
483 9, 7 | boodschapper, met uitzondering van hen, met wie gij in de heilige
484 9, 7 | zijn, weest getrouw jegens hen. Voorzeker, Allah heeft
485 9, 13 | te beginnen? Vreest gij hen? Neen, Allah is het meest
486 9, 14 | 14. Bestrijdt hen, Allah zal hen door uw handen
487 9, 14 | Bestrijdt hen, Allah zal hen door uw handen straffen
488 9, 14 | tot een overwinning over hen helpen en het gemoed van
489 9, 21 | blijvende zaligheid voor hen zal zijn. ~
490 9, 23 | verkiezen. En wie onder u met hen bevriend is behoort tot
491 9, 26 | dit is de vergelding voor hen die niet geloven. ~
492 9, 30 | na van degenen die vóór hen ongelovig waren; Allah's
493 9, 30 | Allah's vloek zij over hen, hoe zijn zij afgekeerd! ~
494 9, 37 | boze hunner daden werd voor hen schoonschijnend gemaakt.
495 9, 46 | van hun vertrek. Hij hield hen daarom terug en er werd
496 9, 47 | zijn er onder u die naar hen geluisterd zouden hebben.
497 9, 49 | 49. En onder hen is hij die zegt: "Geef mij
498 9, 50 | goeds overkomt, verdriet het hen, maar als u een rampspoed
499 9, 55 | verwondering opwekken. Allah wenst hen er slechts mede te straffen
500 9, 58 | 58. Er zijn onder hen die u inzake aalmoezen belasteren.
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1579 |