Sura, Verse

 1   2, 83 |    gij goed zult zijn voor uw ouders, uw verwanten, de wezen
 2   2, 180|     een testament opmake voor ouders en naaste familieleden,
 3   2, 215|  weggeeft, het moet zijn voor ouders, naaste verwanten, wezen,
 4   4, 7  |       aandeel van hetgeen hun ouders en bloedverwanten nalaten
 5   4, 7  |       aandeel van hetgeen hun ouders en bloedverwanten nalaten,
 6   4, 11 |     helft. En voor elk zijner ouders is er een zesde deel der
 7   4, 11 |       geen kind heeft en zijn ouders van hem erven, dan is er
 8   4, 11 |   niet vereffende) schuld. Uw ouders en uw kinderen, gij weet
 9   4, 33 |    ten aanzien van hetgeen de ouders en de bloedverwanten nalaten;
10   4, 36 |   bewijst vriendelijkheid aan ouders, verwanten, wezen, de behoeftigen
11   4, 135|       was het tegen uzelf, of ouders en verwanten. Hetzij rijk
12   6, 151|   vereenzelvigt en dat gij uw ouders niet goed behandelt en dat
13   7, 27 |       verleiden, zoals hij uw ouders uit het paradijs verdreef
14  12, 99 |   kwamen, huisvestte hij zijn ouders bij zich en zeide: "Komt
15  12, 100|            100. Hij hief zijn ouders op de troon en zij wierpen
16  14, 41 |     Heer, vergeef mij en mijn ouders en de gelovigen op de Dag
17  17, 23 |     vriendelijkheid jegens de ouders. Indien één hunner bij u
18  18, 80 |       jongeling betreft, zijn ouders waren gelovigen en wij vreesden
19  19, 14 | Vriendelijk en goed voor zijn ouders. En hij was trots noch opstandig. ~
20  27, 19 |    gunst, die Gij mij en mijn ouders hebt bewezen en laat mij
21  29, 8  |   hebben de mens geboden zijn ouders goed te doen; en indien
22  31, 14 |      gedrukt betreffende zijn ouders, zijn moeder droeg hem in
23  31, 14 |      in beslag. Zeg Mij en uw ouders dank, tot Mij is de terugkeer. ~
24  31, 15 |           15. Maar indien (uw ouders) trachten u iets met Mij
25  40, 8  |       de deugdzamen onder hun ouders, hun echtgenoten en hun
26  46, 15 |   vriendelijkheid jegens zijn ouders geboden. Zijn moeder draagt
27  46, 15 |   gunsten die Gij mij en mijn ouders hebt bewezen en dat ik het
28  46, 17 |     Maar degene, die tot zijn ouders zegt: "Foei gij beiden!
29  71, 28 |    Heer, vergeef mij, en mijn ouders, en hem die gelovend mijn