1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1579
Sura, Verse
1501 66, 10 | tegen Allah, en er werd tot hen gezegd: "Gaat het Vuur in
1502 67, 5 | satans te verdrijven en voor hen hebben Wij de straf van
1503 68, 17 | 17. Voorwaar, Wij zullen hen (de ongelovigen) op de proef
1504 68, 19 | Heer een bezoeking over hen, terwijl zij sliepen, ~
1505 68, 28 | 28. De beste onder hen sprak: "Zeide ik niet tot
1506 68, 40 | 40. Vraag hun, wie van hen daar borg voor is. ~
1507 68, 43 | zijn en vernedering zal hen overvallen, want zij werden
1508 68, 44 | loochenen, alleen. Wij zullen hen stap voor stap (de vernietiging)
1509 68, 46 | 46. Vraagt gij van hen een beloning voor u zelf
1510 69, 7 | dagen achtereenvolgens over hen liet woeden, zodat gij hadt
1511 69, 8 | enige overblijfselen van hen vinden? ~
1512 69, 10 | Heer niet, daarom greep Hij hen met een vaste greep. ~
1513 70, 30 | die zij bezitten, waarvoor hen geen blaam treft. ~
1514 70, 39 | Stellig niet! Wij zijn het Die hen hebben geschapen uit hetgeen
1515 70, 44 | nedergeslagen; schande zal hen bedekken. Zo is de Dag die
1516 71, 1 | een smartelijke straf over hen komt." ~
1517 71, 7 | 7. En telkens wanneer ik hen riep, opdat Gij hen zoudt
1518 71, 7 | wanneer ik hen riep, opdat Gij hen zoudt vergeven stopten zij
1519 71, 8 | 8. Toen riep ik hen luide, ~
1520 71, 9 | openbaar; ook sprak ik tot hen in het verborgene. ~
1521 71, 27 | 27. Want als Gij hen achterlaat zullen zij Uw
1522 72, 10 | bedoeld of dat hun Heer hen op het goede pad wil leiden. ~
1523 72, 17 | 17. Om hen daarmee op de proef te stellen.
1524 72, 28 | Hij omvat alles wat met hen is - en Hij heeft alles
1525 73, 10 | ongelovigen) zeggen; en verlaat hen op gepaste wijze. ~
1526 74, 43 | Wij behoorden niet tot hen die plachten te bidden. ~
1527 74, 45 | gesprekken te voeren met hen die ijdele gesprekken voerden. ~
1528 74, 48 | tussenkomst van bemiddelaars zal hen daarom niets baten. ~
1529 74, 52 | 52. Neen, ieder van hen wenst dat hem opengeslagen
1530 75, 25 | dat een vreselijke ramp hen spoedig zal overkomen. ~
1531 76, 11 | 11. Daarom zal Allah hen voor het kwade van die Dag
1532 76, 12 | 12. En Hij zal hen voor hun standvastigheid
1533 76, 14 | der bomen zal dicht over hen zijn en de trossen fruit
1534 76, 15 | zilveren vaten zullen aan hen worden rondgereikt, en bekers ~
1535 76, 19 | niet verouderen, zullen om hen rondgaan (om hen te bedienen).
1536 76, 19 | zullen om hen rondgaan (om hen te bedienen). Wanneer gij
1537 76, 19 | te bedienen). Wanneer gij hen ziet, denkt gij dat zij
1538 76, 24 | gehoorzaam niemand die onder hen zondig of ongelovig is. ~
1539 76, 28 | 28. Wij zijn het Die hen geschapen hebben en hun
1540 76, 28 | indien Wij willen, kunnen Wij hen door gelijksoortige schepselen
1541 77, 2 | 2. En bij hen die verbrijzelen. ~
1542 77, 3 | 3. En bij hen, die heinde en ver verspreiden. ~
1543 77, 4 | 4. En bij hen die goed onderscheiden. ~
1544 77, 5 | 5. En bij hen die de vermaning toedienen, ~
1545 77, 17 | daarom die van latere tijden hen doen volgen. ~
1546 77, 48 | 48. En als er tot hen wordt gezegd: "Buigt u neder!"
1547 79, 1 | 1. Bij hen die zich volledig inspannen, ~
1548 79, 2 | 2. En bij hen die hun werk met vreugde
1549 79, 3 | 3. En bij hen die snelle vorderingen maken. ~
1550 79, 4 | 4. En bij hen die de eersten willen zijn ~
1551 79, 5 | 5. En bij hen die de zaak regelen. ~
1552 80, 41 | 41. Duisternis zal hen bedekken. ~
1553 83, 1 | 1. Wee hen die anderen tekort doen. ~
1554 83, 17 | 17. En er zal tot hen worden gezegd: "Dit is hetgeen
1555 83, 30 | 30. En wanneer zij hen voorbijgingen, knipoogden
1556 83, 32 | 32. En wanneer zij hen zagen, zeiden zij: "Dit
1557 83, 33 | waren niet als bewakers over hen gezonden. ~
1558 84, 20 | 20. Maar, wat scheelt hen, dat zij niet geloven? ~
1559 85, 8 | wreekten zich slechts op hen omdat zij in Allah geloofden,
1560 85, 10 | geen berouw hebben, voor hen is de straf der hel, en
1561 85, 10 | is de straf der hel, en hen wacht de straf van het branden. ~
1562 85, 20 | 20. En Allah omsingelt hen van achteraf. ~
1563 88, 21 | 21. Vermaant hen daarom want gij zijt slechts
1564 88, 22 | Gij zijt geen waker over hen. ~
1565 88, 26 | zullen Wij rekenschap van hen vragen. ~~
1566 89, 13 | roede der kastijding over hen nederdalen. ~
1567 90, 17 | behoort hij (die dit doet) tot hen, die geloven en elkander
1568 90, 20 | 20. Een gesloten Vuur zal hen omringen. ~~
1569 91, 12 | Toen de ongelukkigste onder hen opstond, ~
1570 91, 14 | daarom vernietigde hun Heer hen volkomen om hun zonden en
1571 98, 1 | een duidelijk bewijs tot hen gekomen was, ~
1572 98, 2 | boodschapper van Allah, die aan hen de zuivere bladzijden voordroeg. ~
1573 98, 4 | het duidelijke teken tot hen gekomen was. ~
1574 98, 8 | Allah zal welbehagen in hen hebben en zij zullen welbehagen
1575 100, 11 | 11. Dat hun Heer hen op die Dag volkomen kent? ~~
1576 104, 8 | 8. Voorwaar het zal hen omsluiten ~
1577 105, 3 | Hij geen zwermen vogels op hen neer? ~
1578 105, 5 | 5. Dat hen maakte als fijn gekauwd (
1579 106, 4 | 4. Die hen van voedsel tegen honger
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1579 |