Sura, Verse
1 2, 87| 87. Voorwaar, Wij gaven Mozes
2 3, 87| 87. De vergelding van dezulken
3 4, 87| 87. Allah! Er is geen God,
4 5, 87| 87. O, gij die gelooft, maakt
5 6, 87| 87. En van hun vaderen en hun
6 7, 87| 87. "En als er een groep onder
7 9, 87| 87. Zij stellen zich tevreden
8 10, 87| 87. Wij openbaarden aan Mozes
9 11, 87| 87. Zij antwoordden: "O Shoaib,
10 12, 87| 87. "O mijn zonen, gaat en
11 15, 87| 87. En Wij hebben u inderdaad
12 16, 87| 87. En op die dag zullen zij
13 17, 87| 87. Doch (dit is) een barmhartigheid
14 18, 87| 87. Hij zeide: "Wat betreft
15 19, 87| 87. Zij zullen geen voorspraak
16 20, 87| 87. Zij antwoordden: "Wij hebben
17 21, 87| 87. En Zonnoen (Jonas) toen
18 23, 87| 87. Zij zullen zeggen: "Allah."
19 26, 87| 87. En verneder mij niet op
20 27, 87| 87. En de Dag, waarop de bazuin
21 28, 87| 87. En laten zij u niet afwenden
22 37, 87| 87. Hoe denkt gij over de Heer
23 38, 87| 87. Dit is slechts een vermaning
24 43, 87| 87. En indien gji hun vraagt: "
25 56, 87| 87. Brengt gij haar niet terug
26 87 | 87. De Allehoogste (Al-Ala)
|