Sura, Verse
1 2, 62 | Voorzeker, de gelovigen, de Joden, de Christenen en de Sabianen -
2 2, 96 | Voorzeker, gij zult hen (Joden) het meest van alle mensen
3 2, 111| zeggen: "Niemand, behalve de Joden en de Christenen, zal ooit
4 2, 113| 113. De Joden zeggen: "De Christenen hebben
5 2, 113| de Christenen zeggen: "De Joden hebben geen ware grondslag",
6 2, 120| 120. En de Joden en de Christenen zullen
7 2, 135| 135. En zij zeggen: "Weest Joden of Christenen, dan zult
8 2, 140| Izaäk en Jacob en de stammen Joden of Christenen waren? Zeg: "
9 3, 75 | Dat komt, omdat zij (de Joden) zeggen: "Wij zijn niet
10 4, 46 | 46. Er zijn onder de Joden, die woorden uit hun verband
11 4, 160| onrechtvaardigheid van de Joden en hun weerhouden van Allah'
12 5, 18 | 18. De Joden en de Christenen zeggen: "
13 5, 41 | niet geloofd. En onder de Joden zijn er die naar een leugen
14 5, 44 | waren recht spraken voor de Joden en de Rabbijnen en de wetgeleerden,
15 5, 51 | gij die gelooft, neemt de Joden en de Christenen niet tot
16 5, 64 | 64. En de Joden zeggen: "De hand van Allah
17 5, 69 | Voorzeker, de gelovigen en de Joden en de Sabianen en de Christenen
18 5, 82 | 82. Waarlijk, gij zult de Joden en de afgodendienaren het
19 6, 146| 146. Wij verboden de Joden alle dieren die klauwen
20 7, 167| zou zenden, die hen (de Joden) met een marteling zouden
21 9, 30 | 30. En de Joden zeggen: "Ezra is de zoon
22 16, 118| Wij verboden voordien de Joden al hetgeen Wij u hebben
23 22, 17 | Voorzeker de gelovigen, de Joden, de Sabianen, de Christenen,
24 62, 6 | 6. Zeg: "O gij Joden als gij denkt dat gij met
|