Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
huizen 63
hulp 38
hulpgevers 2
hun 1422
hunnen 2
hunner 144
huren 1
Frequency    [«  »]
1642 niet
1579 hen
1522 voor
1422 hun
1334 tot
1201 zal
1151 hem

Koran

IntraText - Concordances

hun

1-500 | 501-1000 | 1001-1422

                                                       bold = Main text
     Sura, Verse                                       grey = Comment text
1001 33, 22 | dit vermeerderde slechts hun geloof en deed hun onderwerping 1002 33, 22 | slechts hun geloof en deed hun onderwerping toenemen. ~ 1003 33, 23 | zijn enigen onder hen die hun eed hebben gehouden, en 1004 33, 24 | Allah de waarachtigen voor hun oprechtheid moge belonen 1005 33, 25 | weerhield de ongelovigen in hun woede; zij verwierven geen 1006 33, 26 | de vijand) hielpen uit hun vestingen komen en vervulde 1007 33, 26 | vestingen komen en vervulde hun hart met ontzetting. Gij 1008 33, 27 | 27. En Hij deed u hun land, huizen en hun rijkdommen 1009 33, 27 | deed u hun land, huizen en hun rijkdommen erven en ook 1010 33, 35 | mannen en de vrouwen die hun kuisheid bewaren, de mannen 1011 33, 37 | opzichte van de vrouwen van hun aangenomen zonen, als zij 1012 33, 44 | Hem zullen ontmoeten zal hun groet "Vrede" zijn. En Hij 1013 33, 44 | Vrede" zijn. En Hij heeft hun een eervolle beloning bereid. ~ 1014 33, 48 | niet en sla geen acht op hun grievende taal, stel uw 1015 33, 50 | gemaakt wat Wij omtrent hun (gelovige) vrouwen en degenen 1016 33, 50 | vrouwen en degenen die hun rechterhand bezit, hebben 1017 33, 55 | zonen van haar zusters en hun vrouwen of hun ondergeschikten. 1018 33, 55 | zusters en hun vrouwen of hun ondergeschikten. Maar vreest 1019 33, 66 | 66. De Dag waarop hun gezicht zich in het Vuur 1020 33, 68 | 68. Onze Heer, geef hun een dubbele straf en vloek 1021 33, 72 | aarde en de bergen aan, hun (iets) toe te vertrouwen, 1022 34, 15 | was voor Saba een teken in hun woonplaatsen, twee tuinen 1023 34, 16 | over hen en Wij veranderden hun tuinen in twee tuinen met 1024 34, 17 | vergolden Wij hen wegens hun ondankbaarheid, en Wij straften 1025 34, 23 | zij, wanneer de vrees van hun hart wordt weggenomen, zeggen: " 1026 34, 31 | de onrechtvaardigen voor hun Heer zullen worden gebracht, 1027 34, 44 | 44. En Wij gaven hun geen boek dat zij bestudeerden, 1028 34, 44 | bestudeerden, noch zonden Wij hun een waarschuwer vóór u. ~ 1029 34, 45 | bereikt van hetgeen Wij hun gaven - zij verloochenden 1030 34, 54 | zij verlangen zoals met hun gelijken vóór hen was gedaan. 1031 35, 10 | die slechte plannen maken, hun wacht een strenge straf 1032 35, 10 | wacht een strenge straf en hun plan zal te niet worden 1033 35, 18 | slechts hen waarschuwen, die hun Heer in het verborgene vrezen 1034 35, 22 | gij kunt degenen die in hun graven zijn, niet doen horen. ~ 1035 35, 25 | zij, die voor hen waren. Hun boodschappers kwamen tot 1036 35, 29 | openlijk geven van hetgeen Wij hun hebben geschonken, mogen 1037 35, 30 | 30. Opdat Hij hun de volle beloning moge geven, 1038 35, 33 | armbanden en met paarlen; en hun kleding zal van zijde zijn. ~ 1039 35, 37 | vroeger deden." (Men zal hun antwoorden): "Gaven Wij 1040 35, 39 | toenemen in de ogen van hun Heer, en het ongeloof der 1041 35, 40 | de hemelen?" Hebben Wij hun een Boek gegeven waaruit 1042 35, 42 | 42. Zij zweren bij Allah hun plechtigste eden, dat indien 1043 35, 45 | achterlaten; maar Hij schenkt hun uitstel tot een vastgestelde 1044 36, 8 | 8. Wij hebben om hun hals ijzeren banden gelegd 1045 36, 8 | banden gelegd die tot aan hun kin reiken, zodat hun hoofd 1046 36, 8 | aan hun kin reiken, zodat hun hoofd omhoog geheven blijft, ~ 1047 36, 10 | 10. En het is hun hetzelfde of gij hen waarschuwt 1048 36, 13 | 13. Geef hun de gelijkenis van de bewoners 1049 36, 23 | mij zou voorhebben, zou hun bemiddeling mij niets baten 1050 36, 35 | en genieten van hetgeen hun handen toebereiden. Willen 1051 36, 40 | voorbijstreven. Zij zweven elk in hun eigen baan. ~ 1052 36, 41 | voor hen een teken, dat Wij hun nakomelingen in het geladen 1053 36, 46 | tot hen van de tekenen van hun Heer, of zij wenden er zich 1054 36, 50 | maken noch zullen zij tot hun families terugkeren. ~ 1055 36, 51 | zij zullen zich vanuit hun graven naar hun Heer haasten. ~ 1056 36, 51 | zich vanuit hun graven naar hun Heer haasten. ~ 1057 36, 55 | Hemel in (een groot) werk hun geluk vinden. ~ 1058 36, 56 | 56. Zij en hun echtgenoten zullen zich 1059 36, 65 | 65. Op die Dag zullen Wij hun mond verzegelen, maar hun 1060 36, 65 | hun mond verzegelen, maar hun handen zullen tot ons spreken 1061 36, 65 | zullen tot ons spreken en hun voeten zullen getuigenis 1062 36, 66 | konden Wij het licht in hun ogen hebben gedoofd; dan 1063 36, 67 | wilden, zouden Wij hen op hun plaatsen hebben doen verstijven 1064 36, 76 | 76. Laat daarom hun spraak u niet verdrieten. 1065 36, 81 | aarde schiep, niet in staat hun gelijken te scheppen?" Ja, 1066 37, 11 | 11. Vraag hun (de ongelovigen) of zij 1067 37, 22 | Verzamelt de onrechtvaardigen, hun metgezellen en hetgeen zij 1068 37, 45 | 45. En een beker zal hun worden rondgereikt uit een 1069 37, 66 | er zeker van eten en er hun buik mee vullen. ~ 1070 37, 68 | 68. Daarna zal hun terugkeer zeker naar het 1071 37, 69 | 69. Zij vonden inderdaad hun voorvaderen in dwaling. 1072 37, 70 | En zij haastten zich in hun voetstappen voort. ~ 1073 37, 91 | En hij ging heimelijk tot hun goden en zeide: "Waarom 1074 37, 113| Izaäk. En er zijn er onder hun nageslacht die goed doen 1075 37, 115| Wij redden hen beiden en hun volk uit een grote nood; ~ 1076 37, 117| 117. En Wij gaven hun het duidelijke boek. ~ 1077 37, 148| geloofden, daarom gaven Wij hun voor een korte tijd de voorziening ( 1078 37, 149| 149. Vraag hun nu of hun Heer dochters 1079 37, 149| 149. Vraag hun nu of hun Heer dochters heeft terwijl 1080 37, 151| 151. Welnu, door hun verzinsel zeggen zij: ~ 1081 37, 177| 177. Maar wanneer deze op hun land nederdaalt zal de dag 1082 38, 4 | omdat een waarschuwer uit hun midden tot hen is gekomen; 1083 38, 10 | is van hen? Laat hen dan hun middelen vermeerderen. ~ 1084 38, 26 | mensen naar waarheid en volg (hun) begeerten niet, anders 1085 38, 33 | Toen begon hij ze over hun benen en nek te strijken. ~ 1086 39, 10 | aan de standvastigen zal hun beloning zonder berekening 1087 39, 15 | verliezers zijn, die zichzelf en hun familie hebben benadeeld." 1088 39, 20 | 20. Maar voor hen die hun Heer vrezen zijn woningen 1089 39, 21 | oogsten voortgebracht, die in hun kleuren variëren. Daarna 1090 39, 23 | waarbij de huid van hen die hun Heer vrezen ineenkrimpt, 1091 39, 23 | ineenkrimpt, daarna ontspant zich hun huid en hun hart wordt zacht 1092 39, 23 | ontspant zich hun huid en hun hart wordt zacht bij de 1093 39, 34 | 34. Zij zullen van hun Heer ontvangen wat zij begeren; 1094 39, 35 | deden van hen verwijderen en hun het loon geven beter dan 1095 39, 38 | 38. Indien gij hun vraagt: "Wie heeft de hemelen 1096 39, 38 | zullen de vertrouwenden hun vertrouwen stellen." ~ 1097 39, 42 | die niet sterven tijdens hun slaap. Dan houdt Hij die, 1098 39, 47 | wat zij nooit dachten zal hun door Allah onthuld worden. ~ 1099 39, 48 | kwaad dat zij bedreven zal hun duidelijk worden en wat 1100 39, 50 | 50. Ook hun voorgangers zeiden hetzelfde, 1101 39, 61 | de godvruchtigen vanwege hun geloof redden. Geen kwaad 1102 39, 69 | rechtvaardigheid geoordeeld worden en hun zal geen onrecht worden 1103 39, 73 | 73. En degenen die hun Heer vreesden zullen in 1104 39, 75 | om de Troon zien dringen, hun Heer lovende met de roem, 1105 40, 4 | behalve de ongelovigen. Laat hun bedrijvigheid in het land 1106 40, 7 | omheen staan verheerlijken hun Heer met de lof die Hem 1107 40, 8 | Eeuwigheid ingaan, die Gij hun hebt beloofd, alsook de 1108 40, 8 | alsook de deugdzamen onder hun ouders, hun echtgenoten 1109 40, 8 | deugdzamen onder hun ouders, hun echtgenoten en hun kinderen. 1110 40, 8 | ouders, hun echtgenoten en hun kinderen. Zeker, Gij zijt 1111 40, 21 | dan dezen in kracht en in hun sporen op aarde. Toch greep 1112 40, 21 | Toch greep Allah hen voor hun zonden en zij hadden niemand 1113 40, 22 | 22. Dat kwam omdat hun boodschappers tot hen kwamen 1114 40, 25 | gelovigen met hem en ontziet hun vrouwen." Maar het plan 1115 40, 56 | Allah twisten zonder dat hun het gezag daartoe verleend 1116 40, 56 | daartoe verleend is, hebben in hun innerlijk niets dan trots, 1117 40, 71 | met boeien en kettingen om hun hals zullen worden gesleept ~ 1118 40, 83 | 83. En toen hun boodschappers met duidelijke 1119 40, 85 | straf hadden gezien kon hun geloof hun niet meer baten. 1120 40, 85 | hadden gezien kon hun geloof hun niet meer baten. Dit is 1121 41, 14 | 14. Toen hun boodschappers van vóór hen 1122 41, 20 | zij het bereiken, zullen hun oren, ogen en huiden tegen 1123 41, 21 | 21. En zij zullen tot hun huiden zeggen: "Waarom getuigt 1124 41, 24 | nu volharden, is het Vuur hun tehuis; en als zij om verontschuldiging 1125 41, 27 | doen toekomen en Wij zullen hun slechtste daden vergelden. ~ 1126 41, 44 | ongelovigen hebben doofheid in hun oren en het is duister voor 1127 41, 47 | vruchten komen voort uit hun bloemscheden noch wordt 1128 41, 53 | 53. Weldra zullen Wij hun Onze tekenen in henzelf 1129 41, 53 | afgelegen streken tonen, tot het hun duidelijk wordt dat dit 1130 41, 54 | twijfel over de ontmoeting met hun Heer. Voorwaar, Hij omvat 1131 42, 5 | de engelen verheerlijken hun Heer met de lof die Hem 1132 42, 15 | zoals u is geboden en volg hun slechte begeerten niet, 1133 42, 16 | zij Hem aanvaard hebben, hun twist is waardeloos in de 1134 42, 16 | waardeloos in de ogen van hun Heer; er is toorn over hen 1135 42, 21 | afgodendienaren) dan medegoden, die hun een godsdienst hebben voorgeschreven 1136 42, 22 | paradijs zijn. Zij zullen bij hun Heer alles vinden wat zij 1137 42, 25 | aanvaardt van Zijn dienaren en (hun) zonden vergeeft. Hij weet 1138 42, 36 | voor de gelovigen die in hun Heer vertrouwen stellen. ~ 1139 42, 38 | En voor degenen die naar hun Heer luisteren en hun gebeden 1140 42, 38 | naar hun Heer luisteren en hun gebeden houden en wier manier 1141 42, 41 | die zich verdedigen nadat hun onrecht is aangedaan. ~ 1142 42, 45 | inderdaad zij die zichzelf en hun familie op de Dag der Opstanding 1143 42, 48 | zich er in. Maar indien hun een kwaad overkomt door 1144 42, 48 | kwaad overkomt door hetgeen hun handen hebben bedreven, 1145 43, 9 | 9. En indien gij hun vraagt: "Wie schiep de hemelen 1146 43, 13 | 13. Opdat gij stevig op hun rug moogt zitten en dan, 1147 43, 19 | wezens. Waren zij dan van hun schepping getuige? Hun getuigenis 1148 43, 19 | van hun schepping getuige? Hun getuigenis zal worden opgetekend 1149 43, 21 | 21. Hebben Wij hun ooit te voren een Boek gegeven 1150 43, 22 | en wij richten ons naar hun voetstappen." ~ 1151 43, 23 | volgen, en wij treden in hun voetstappen." ~ 1152 43, 29 | Waarlijk, Ik liet dezen en hun vaderen in welvaart leven 1153 43, 33 | Barmhartige verwerpen, daken voor hun huizen en trappen waarop 1154 43, 34 | 34. En deuren voor hun huizen; en rustbanken, waarop 1155 43, 41 | indien Wij u wegnemen (uit hun midden) zullen Wij hen gewis 1156 43, 48 | 48. En Wij toonden hun geen teken of het ene was 1157 43, 50 | wegnamen, ziet, zij braken hun woord. ~ 1158 43, 65 | 65. Maar vele groepen uit hun midden werden onenig. Wee 1159 43, 76 | 76. Wij deden hun geen onrecht, doch zij waren 1160 43, 80 | 80. Denken zij dat Wij hun heimelijk overleg en hun 1161 43, 80 | hun heimelijk overleg en hun beraadslaging niet horen? 1162 43, 83 | vermaken totdat de Dag komt die hun is beloofd. ~ 1163 43, 87 | 87. En indien gji hun vraagt: "Wie schiep hen?", 1164 43, 89 | en weldra zullen zij (hun dwaijling) te weten komen. ~~ 1165 44, 29 | weenden niet om hen noch werd hun uitstel gegeven. ~ 1166 44, 33 | 33. En Wij gaven hun tekenen, waar een duidelijke 1167 45, 11 | degenen die de tekenen van hun Heer verwerpen, is de kwelling 1168 45, 17 | 17. En Wij gaven hun duidelijke uitleg over de 1169 45, 21 | werken verrichten, zodat hun leven en hun dood gelijk 1170 45, 21 | verrichten, zodat hun leven en hun dood gelijk zullen zijn? 1171 45, 21 | zullen zijn? Verkeerd is hun oordeel. ~ 1172 45, 22 | vergolden moge worden en hun zal geen onrecht worden 1173 45, 25 | worden voorgedragen, is hun enige tegenwerping: "Brengt 1174 45, 30 | goede daden verrichtten, hun Heer zal hen in Zijn barmhartigheid 1175 45, 33 | het boze hunner daden zal hun duidelijk worden en hetgeen 1176 45, 35 | worden genomen, noch zal hun verontschuldiging worden 1177 46, 6 | zullen dezen (de afgoden) hun vijanden worden en hun aanbidding 1178 46, 6 | hun vijanden worden en hun aanbidding ontkennen. ~ 1179 46, 16 | zij verrichten en Wij zien hun slechte daden over het hoofd. 1180 46, 16 | volgens de ware belofte die hun was toegezegd. ~ 1181 46, 19 | hetgeen zij doen, opdat Allah hun daden volledig moge belonen 1182 46, 19 | volledig moge belonen en hun zal geen onrecht worden 1183 46, 24 | Toen zij een wolk naar hun valleien zagen komen, zeiden 1184 46, 25 | met hen ver dat slechts hun lege woningen waren te zien. 1185 46, 26 | gevestigd en Wij hadden hun oren, ogen en een hart gegeven. 1186 46, 26 | en een hart gegeven. Maar hun oren, noch hun ogen noch 1187 46, 26 | gegeven. Maar hun oren, noch hun ogen noch hun hart baatten 1188 46, 26 | oren, noch hun ogen noch hun hart baatten hen iets, daar 1189 46, 28 | hier geheel in. -Dat was hun leugen - en wat zij plachten 1190 46, 29 | beëindigd was, gingen zij naar hun volk terug en waarschuwden 1191 46, 35 | worden bedreigd, zal het hun toeschijnen alsof zij slechts 1192 47, 1 | van Allah's weg afleiden, hun werk zal Hij vruchteloos 1193 47, 2 | dit is de Waarheid van hun Heer - hun fouten zal Hij 1194 47, 2 | Waarheid van hun Heer - hun fouten zal Hij van hen wegnemen 1195 47, 2 | Hij van hen wegnemen en hun toestand verbeteren. ~ 1196 47, 3 | gelovigen de Waarheid van hun Heer volgen. Zo deelt Allah 1197 47, 3 | deelt Allah aan de mensen hun toestand mede. ~ 1198 47, 4 | oorlog) ontmoet, treft dan hun nek en wanneer gij overwinnaar 1199 47, 4 | van Allah worden gedood, hun werken zal Hij zeker niet 1200 47, 5 | 5. Hij zal hen leiden en hun toestand verbeteren. ~ 1201 47, 6 | in het paradijs, dat Hij hun heeft bekend gemaakt, toelaten. ~ 1202 47, 8 | vernietiging en Hij zal hun werken vruchteloos maken. ~ 1203 47, 9 | haten, daarom maakte Hij hun werken vruchteloos. ~ 1204 47, 12 | zoals het vee; het Vuur zal hun tehuis zijn. ~ 1205 47, 14 | een duidelijk bewijs van hun Heer steunen als zij voor 1206 47, 14 | steunen als zij voor wie hun slechte daden schoonschijnend 1207 47, 14 | schoonschijnend zijn gemaakt en die hun eigen begeerten volgen? ~ 1208 47, 15 | hebben en vergiffenis van hun Heer. Kunnen zij gelijk 1209 47, 15 | drinken krijgen zodat het hun ingewanden verscheurt? ~ 1210 47, 16 | hij zo juist?" Allah heeft hun hart verzegeld, zij volgen 1211 47, 16 | hart verzegeld, zij volgen hun eigen neigingen. ~ 1212 47, 17 | Hij de leiding en schenkt hun rechtvaardigheid. ~ 1213 47, 23 | hen doof heeft gemaakt en hun ogen verblind. ~ 1214 47, 24 | nadenken, of zijn er sloten op hun hart? ~ 1215 47, 25 | Waarlijk, voor hen die hun rug omkeren nadat de leiding 1216 47, 25 | omkeren nadat de leiding hun duidelijk is geworden, heeft 1217 47, 25 | het gemakkelijk gemaakt en hun verlangens opgewekt. ~ 1218 47, 26 | gehoorzamen." Maar Allah kent hun geheimen. ~ 1219 47, 27 | wanneer de engelen bij de dood hun ziel zullen nemen, hun aangezicht 1220 47, 27 | dood hun ziel zullen nemen, hun aangezicht en hun rug treffend? ~ 1221 47, 27 | nemen, hun aangezicht en hun rug treffend? ~ 1222 47, 28 | behaagt, daarom heeft Hij hun werken vruchteloos gemaakt. ~ 1223 47, 29 | hart ziek is, dat Allah hun boosaardigheden niet aan 1224 47, 30 | tonen, zodat gij hen aan hun merkteken zoudt kennen. 1225 47, 30 | Maar gij zult hen gewis aan hun woorden herkennen. En Allah 1226 47, 32 | tegenwerken, nadat de leiding hun duidelijk is geworden, zullen 1227 47, 32 | niet schaden doch Hij zal hun werken vruchteloos maken. ~ 1228 48, 4 | nedergezonden, opdat zij geloof aan hun geloof mogen toevoegen - 1229 48, 5 | daarin te vertoeven, en hun feilen van hen moge wegnemen; 1230 48, 10 | Allah; Allah's hand rust op hun handen. Doch wie zijn eed 1231 48, 11 | vergiffenis." Zij zeggen met hun tong hetgeen niet in hun 1232 48, 11 | hun tong hetgeen niet in hun hart is. Zeg: "Wie kan u 1233 48, 12 | en de gelovigen nooit tot hun gezinnen zouden terugkeren 1234 48, 18 | zwoeren en Hij wist wat in hun hart was en Hij zond op 1235 48, 24 | Die in het dal van Makka hun handen van u en uw handen 1236 48, 25 | offeranden verhinderden hun bestemming te bereiken. 1237 48, 26 | ongelovigen verwaandheid in hun hart verborgen- de verwaandheid 1238 48, 29 | welbehagen zoekende - Op hun aangezicht zijn de sporen 1239 48, 29 | ter aarde werpen. Dit is hun beschrijving in de Torah. 1240 48, 29 | beschrijving in de Torah. En hun beschrijving in het Evangelie 1241 49, 3 | 3. Waarlijk, zij die hun stem verzachten in het bijzijn 1242 49, 15 | niet twijfelen, doch met hun bezittingen en persoon voor 1243 50, 2 | verwonderen zich dat er uit e hun midden een waarschuwer tot 1244 51, 16 | 16. Nemend hetgeen hun Heer zal geven omdat zij 1245 51, 19 | 19. En van hun rijkdommen was een deel 1246 51, 44 | overtraden het gebod van hun Heer. Daarom achterhaalde 1247 51, 59 | onrechtvaardigen is gelijk aan dat van hun gezellen. Laat hen derhalve 1248 52, 18 | Genietende van de gaven, die hun Heer hun heeft geschonken 1249 52, 18 | van de gaven, die hun Heer hun heeft geschonken en hun 1250 52, 18 | hun heeft geschonken en hun Heer heeft hen voor de marteling 1251 52, 21 | de gelovigen zullen Wij hun nageslacht, dat hun in het 1252 52, 21 | Wij hun nageslacht, dat hun in het geloof volgt, verenigen. 1253 52, 21 | Wij zullen zeker niets aan hun werken afdoen. Elk mens 1254 52, 22 | 22. En Wij zullen hun een overvloed van fruit 1255 52, 22 | vlees schenken, volgens hun wensen. ~ 1256 52, 32 | 32. Is het hun verstand, dat hun dit oplegt 1257 52, 32 | Is het hun verstand, dat hun dit oplegt of zijn zij een 1258 52, 35 | niets geschapen of zijn zij (hun eigen) schepper? ~ 1259 52, 38 | zij kunnen luisteren? Laat hun luisteraar dan openlijk 1260 52, 42 | ongelovigen zullen door hun eigen plan worden gevangen. ~ 1261 52, 45 | Laat hen daarom, totdat zij hun Dag ontmoeten waarop zij 1262 52, 46 | 46. De Dag, waarop hun samenzwering hen niets zal 1263 53, 23 | nedergezonden. Zij volgen slechts hun vermoedens en begeerten. 1264 53, 23 | voorzeker de leiding van hun Heer is nu tot hen gekomen. ~ 1265 53, 30 | 30. Zo ver reikt hun kennis. Voorwaar, uw Heer 1266 54, 3 | Zij verloochenen en volgen hun eigen begeerten. Maar elke 1267 54, 7 | met nedergeslagen ogen uit hun graven komen als verstrooide 1268 54, 28 | 28. En zeg hun, dat het water tussen hen 1269 54, 29 | 29. Maar zij riepen hun metgezel, deze nam het ( 1270 54, 37 | Daarom verblindden Wij hun ogen en zeiden: "Ondergaat 1271 54, 45 | worden gejaagd en zij zullen hun rug tonen. ~ 1272 54, 46 | 46. Neen, het Uur is hun vastgestelde tijd en het 1273 54, 48 | De Dag, waarop zij met hun aangezicht in het Vuur zullen 1274 55, 5 | zon en de maan doorlopen hun banen volgens het plan. ~ 1275 55, 39 | worden ondervraagd over hun zonden. ~ 1276 55, 41 | De schuldigen zullen aan hun kenmerken worden herkend 1277 56, 56 | 56. Dit zal hun onthaal zijn op de Dag des 1278 57, 12 | mannen en vrouwen zult zien, hun licht vóór hen en aan hun 1279 57, 12 | hun licht vóór hen en aan hun rechter handen uitstralende; 1280 57, 16 | nog niet aangebroken dat hun hart nederig worde om Allah 1281 57, 16 | lang geworden waardoor hun hart werd verhard en velen 1282 57, 19 | martelaren in de ogen van hun Heer; zij zullen hun beloning 1283 57, 19 | van hun Heer; zij zullen hun beloning en hun licht ontvangen. 1284 57, 19 | zij zullen hun beloning en hun licht ontvangen. Maar zij 1285 57, 25 | bewijzen en openbaarden hun het Boek en de Weegschaal 1286 57, 26 | Abraham, en Wij plaatsten in hun nageslacht het profetenambt 1287 57, 27 | Wij Onze boodschappers in hun voetsporen treden en Wij 1288 57, 27 | kloosterleven schreven Wij hun niet voor, maar zij vonden 1289 58, 2 | 2. Degenen onder u, die hun vrouwen moeders noemen - 1290 58, 2 | moeders noemen - dezen zijn hun moeders niet; hun moeders 1291 58, 2 | dezen zijn hun moeders niet; hun moeders zijn alleen degenen 1292 58, 3 | 3. Degenen, die hun vrouwen moeders noemen en 1293 58, 6 | tezamen zal opwekken, zal Hij hun over alles wat zij deden, 1294 58, 7 | mogen zijn. Dan zal Hij hun op de Dag der Opstanding 1295 58, 8 | terugkeerden naar hetgeen hun verboden was en heimelijk 1296 58, 10 | de gelovigen maar het kan hun niet schaden dan met Allah' 1297 58, 10 | dus de gelovigen in Allah hun vertrouwen stellen. ~ 1298 58, 16 | 16. Zij hebben van hun eden een schild gemaakt 1299 58, 17 | 17. Noch hun bezittingen, noch hun kinderen 1300 58, 17 | Noch hun bezittingen, noch hun kinderen zullen hen tegen 1301 58, 22 | tegenwerkt, zelfs al waren dezen hun vader of hun kinderen, of 1302 58, 22 | waren dezen hun vader of hun kinderen, of hun broeders, 1303 58, 22 | vader of hun kinderen, of hun broeders, of hun verwanten. 1304 58, 22 | kinderen, of hun broeders, of hun verwanten. Dezen zijn degenen, 1305 59, 2 | mensen van het Boek, uit hun huizen zette bij de eerste 1306 59, 2 | weggaan en zij dachten dat hun vestingen hen zouden beschermen 1307 59, 2 | verwachtten, en wierp schrik in hun hart, zodat zij hun huizen 1308 59, 2 | schrik in hun hart, zodat zij hun huizen met hun eigen handen 1309 59, 2 | zodat zij hun huizen met hun eigen handen en met die 1310 59, 3 | 3. En indien Allah hun geen verbanning voorgeschreven 1311 59, 5 | hebt nedergehouwen of op hun wortels hebt laten staan, 1312 59, 8 | arme vluchtelingen die van hun huizen en hun eigendommen 1313 59, 8 | vluchtelingen die van hun huizen en hun eigendommen zijn verdreven, 1314 59, 9 | gevoelen geen behoefte in hun hart aan hetgeen hun gegeven 1315 59, 9 | in hun hart aan hetgeen hun gegeven wordt, zij geven 1316 59, 11 | gezien? Zij zeggen tegen hun ongelovige broeders onder 1317 59, 13 | zij hebben meer angst in hun hart voor u (Moslims) dan 1318 59, 14 | zij eensgezind zijn maar hun harten zijn verdeeld. Dat 1319 59, 19 | Allah vergaten, zodat Hij hun hun eigen ziel heeft doen 1320 59, 19 | vergaten, zodat Hij hun hun eigen ziel heeft doen vergeten. 1321 60, 1 | tot vrienden! Biedt gij hun vriendschap aan, hoewel 1322 60, 1 | welbehagen te zoeken, zoudt gij hun dan in het geheim vriendschap 1323 60, 2 | handelen, en zij zullen hun handen en tong naar u uitsteken 1324 60, 4 | hem waren toen zij tegen hun volk zeiden: "Wij hebben 1325 60, 9 | u te verdrijven. En wie hun ook vriendschap aanbiedt, 1326 60, 10 | haar (geloof); Allah kent hun geloof het beste. Als gij 1327 60, 11 | weggegaan hetzelfde als z. aan hun vrouwen besteed hadden. 1328 60, 12 | noch overspel plegen, noch hun kinderen doden, noch laster 1329 61, 5 | zij afdwaalden deed Allah hun hart zich afwenden, want 1330 61, 8 | wensen Allah's licht door hun mond te doven, maar Allah 1331 61, 14 | hielpen de gelovigen tegen hun vijand en zij werden overwinnaars. ~~ 1332 62, 2 | verkondigt en hen zuivert en hun het Boek en de wijsheid 1333 62, 7 | nooit wensen vanwege hetgeen hun handen hebben uitgevoerd. 1334 63, 2 | 2. Zij hebben hun eden tot een schild gemaakt; 1335 63, 3 | Derhalve is een zegel op hun hart gedrukt en zij begrijpen 1336 63, 4 | wanneer gij hen ziet, behaagt hun uterlijk u en indien zij 1337 63, 5 | vragen," dan wenden zij hun hoofd af en gij ziet hen 1338 64, 5 | zij het kwade gevolg van hun gedrag, en hen wacht een 1339 64, 6 | Deze (gingen onder) omdat hun boodschappers met duidelijke 1340 64, 9 | van zijn fouten en Hij zal hun tot tuinen toegang geven 1341 64, 13 | gelovigen daarom in Allah hun vertrouwen stellen. ~ 1342 65, 8 | opstand tegen het gebod van hun Heer en van Zijn boodschappers! 1343 65, 9 | zij het kwade gevolg van hun gedrag en het einde (hiervan) 1344 65, 10 | 10. Allah heeft hun een strenge straf bereid; 1345 65, 12 | desgelijks. Het gebod daalt in hun midden neder, opdat gij 1346 66, 6 | ongehoorzaam zijn in hetgeen Hij hun beveelt, en volvoeren wat 1347 66, 6 | beveelt, en volvoeren wat hun wordt geboden. ~ 1348 66, 8 | gelovigen niet zal vernederen. Hun licht zal vóór hen en van 1349 66, 8 | licht zal vóór hen en van hun rechter handen uitgaan. 1350 66, 9 | en wees streng tegen hen. Hun woning is de hel en dit 1351 66, 10 | dienaren maar zij waren hun ontrouw. Daarom baatten 1352 67, 6 | voor degenen die niet in hun Heer geloven is de straf 1353 67, 8 | bewakers er van (der hel) hun vragen: "Kwam er geen waarschuwer 1354 67, 11 | 11. Dan zullen zij hun zonden bekennen; maar de 1355 67, 12 | 12. Waarlijk, degenen die hun Heer in het verborgene vrezen, 1356 67, 19 | zij de vogelen niet boven hun (hoofden) gezien, die hun 1357 67, 19 | hun (hoofden) gezien, die hun vleugels uitspreiden en 1358 68, 34 | verrukkelijke tuinen bij hun Heer! ~ 1359 68, 40 | 40. Vraag hun, wie van hen daar borg voor 1360 68, 43 | 43. Hun ogen zullen terneergeslagen 1361 68, 43 | prostraat Sadjdah geroepen toen hun niets ontbrak (en zij deden 1362 68, 45 | 45. En Ik geef hun uitstel; want Mijn opzet 1363 68, 51 | vermaan horen willen u met hun blikken gaarne ten val brengen; 1364 69, 10 | gehoorzaamden de boodschapper van hun Heer niet, daarom greep 1365 69, 14 | de aarde en de bergen van hun plaats zullen worden opgeheven 1366 70, 23 | 23. En in hun gebeden volharden ~ 1367 70, 27 | degenen die de straf van hun Heer vrezen ~ 1368 70, 28 | beveiliging voor de straf van hun Heer - ~ 1369 70, 30 | 30. - Uitgezonderd met hun vrouwen en degenen die zij 1370 70, 32 | 32. En degenen die het hun toevertrouwde bewaren en 1371 70, 32 | toevertrouwde bewaren en hun verdragen nakomen, ~ 1372 70, 33 | degenen die oprecht zijn in hun getuigenissen, ~ 1373 70, 34 | 34. En degenen die hun gebeden naleven, ~ 1374 70, 41 | 41. In hun plaats betere (volkeren) 1375 70, 42 | Dag tegemoet gaan welke hun beloofd is, ~ 1376 70, 43 | Dag waarop zij zich uit hun graven zullen haasten alsof 1377 70, 44 | 44. Met hun ogen nedergeslagen; schande 1378 70, 44 | bedekken. Zo is de Dag die hun beloofd is. ~~ 1379 71, 6 | mijn roepen heeft slechts hun afkeer vermeerderd. ~ 1380 71, 7 | zoudt vergeven stopten zij hun vingers in de oren, bedekten 1381 71, 7 | oren, bedekten zich met hun kleren, volhardden (in hun 1382 71, 7 | hun kleren, volhardden (in hun ongeloof) en gedroegen zich 1383 71, 9 | 9. En verkondigde hun in het openbaar; ook sprak 1384 71, 25 | Daarom werden zij vanwege hun zonden verdronken en in 1385 72, 6 | djinn zochten, waardoor zij hun zonden vermeerderden. ~ 1386 72, 10 | ramp wordt bedoeld of dat hun Heer hen op het goede pad 1387 72, 16 | rechte pad houden zullen Wij hun water in overvloed te drinken 1388 72, 25 | 25. Zeg hun: "Ik weet niet of hetgeen 1389 72, 28 | boodschappers) de boodschappen van hun Heer hebben overgebracht. 1390 73, 11 | bezitters van rijkdom en geef hun een wijle uitstel. ~ 1391 74, 31 | Vuur gemaakt. En Wij hebben hun getal niet vastgesteld, 1392 74, 49 | 49. Wat scheelt hun dat zij zich van de vermaning 1393 75, 23 | 23. Opziende naar hun Heer; ~ 1394 76, 11 | die Dag beschermen en zal hun blijdschap en geluk schenken. ~ 1395 76, 12 | 12. En Hij zal hen voor hun standvastigheid belonen 1396 76, 17 | 17. En daarin zal hun een drank worden gegeven, 1397 76, 21 | en zilveren armbanden. En hun Heer zal hun een zuivere 1398 76, 21 | armbanden. En hun Heer zal hun een zuivere drank geven. ~ 1399 76, 28 | hen geschapen hebben en hun lichaamsbouw hebben gesterkt. 1400 77, 36 | 36. Noch zal hun worden toegestaan verontschuldigingen 1401 78, 26 | passende vergelding (voor hun daden). ~ 1402 79, 2 | 2. En bij hen die hun werk met vreugde verrichten, ~ 1403 83, 14 | heeft zich als roest aan hun hart gehecht. ~ 1404 83, 15 | zullen die Dag zeker van hun Heer worden uitgesloten. ~ 1405 83, 24 | 24. Gij zult in hun gezicht de glans der gelukzaligheid 1406 83, 25 | 25. Hun wordt zuivere verzegelde 1407 84, 21 | En wanneer de Koran aan hun wordt voorgedragen, werpen 1408 84, 24 | 24. Kondig hun hiervoor dus een pijnlijke 1409 88, 5 | 5. Hun zal uit een kokende bron 1410 88, 9 | 9. Weltevreden met hun streven. ~ 1411 88, 25 | 25. Voorwaar, hun terugkeer is tot Ons. ~ 1412 91, 11 | verloochenden de boodschap in hun opstandigheid. ~ 1413 91, 14 | haar, daarom vernietigde hun Heer hen volkomen om hun 1414 91, 14 | hun Heer hen volkomen om hun zonden en maakte het land 1415 98, 5 | 5. En daarin werd hun slechts geboden Allah te 1416 98, 8 | 8. Hun beloning is bij hun Heer; 1417 98, 8 | 8. Hun beloning is bij hun Heer; tuinen der eeuwigheid 1418 99, 6 | te voorschijn komen opdat hun hun werken getoond zullen 1419 99, 6 | voorschijn komen opdat hun hun werken getoond zullen worden. ~ 1420 100, 11 | 11. Dat hun Heer hen op die Dag volkomen 1421 105, 2 | 2. Heeft Hij hun plannen niet teniet gedaan? ~ 1422 106, 2 | 2. Ter bescherming op hun zomer- en winterreis. ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1422

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License