Sura, Verse
1 7, 22| uit de tuin. En hun Heer riep hen en zeide: "Verbood Ik
2 11, 42| als bergen voort. En Noach riep tot zijn zoon, die zich
3 11, 45| 45. En Noach riep zijn Heer aan en zeide: "
4 12, 70| broeders zadeltas. Toen riep een omroeper: "O, karavaan,
5 12, 96| zekerheid verkreeg. Dan riep hij uit: "Zei ik u niet: '
6 14, 22| macht over u dan dat ik u riep en gij mij gehoorzaamdet.
7 18, 51| 51. Ik riep hen niet om te getuigen
8 19, 24| 24. Dan riep (Gods boodschapper) haar
9 21, 76| En toen Noach voordien riep, verhoorden Wij zijn gebed
10 21, 83| Job toen hij tot zijn Heer riep, zeggende: "Kwelling heeft
11 21, 89| toen hij tot zijn Heer riep, zeggende: "Mijn Heer, laat
12 26, 10| Toen uw Heer tot Mozes riep: "Ga naar het onrechtvaardige
13 27, 8 | En toen hij er bij kwam, riep een stem hem toe: "Gezegend
14 28, 18| dag zign hulp had gezocht riep wederom tot hem om hulp.
15 36, 26| het paradijs binnen." Hij riep uit: "O, als mijn volk slechts
16 37, 75| 75. Noach riep Ons aan, en hoe uitmuntend
17 38, 41| toen hij tot zijn Heer riep: "Satan heeft mij met kommer
18 43, 51| 51. En Pharao riep tot zijn volk: "O, mijn
19 71, 7 | En telkens wanneer ik hen riep, opdat Gij hen zoudt vergeven
20 71, 8 | 8. Toen riep ik hen luide, ~
21 79, 23| verzamelde de zijnen en riep uit: ~
|