Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
helper 44
helpers 19
helpt 9
hem 1151
hemd 7
hemel 108
hemelen 204
Frequency    [«  »]
1422 hun
1334 tot
1201 zal
1151 hem
1133 zullen
1125 dat
1120 er

Koran

IntraText - Concordances

hem

1-500 | 501-1000 | 1001-1151

     Sura, Verse
1 2, 28 | herleven en dan zult gij tot Hem worden teruggebracht. ~ 2 2, 37 | zijn Heer. Zo schonk Hij hem vergiffenis; gewis Hij is 3 2, 46 | ontmoeten en dat zij tot Hem zullen wederkeren. ~ 4 2, 73 | Toen zeiden Wij: "Treft hem (de moordenaar) voor een 5 2, 73 | gedeelte van het vergrijp tegen hem (de gedode)". Aldus geeft 6 2, 87 | duidelijke tekenen en versterkten hem met de geest der heiligheid. 7 2, 96 | Ieder van hen wenst, dat hem een leven van duizend jaren 8 2, 96 | moge worden, doch al ware hem zulk een lang leven vergund, 9 2, 96 | leven vergund, dan zou het hem tegen de straf toch niet 10 2, 112| noch droefheid zal over hem komen. ~ 11 2, 116| en op aarde is, behoort Hem toe en alles gehoorzaamt 12 2, 116| toe en alles gehoorzaamt Hem. ~ 13 2, 124| 124. En toen Abrahams Heer hem met zekere opdrachten beproefde 14 2, 126| voor een korte tijd ook aan hem, die niet gelooft weldaden 15 2, 126| schenken, daarna zal Ik hem in het Vuur drijven: het 16 2, 130| handelt? Voorzeker, Wij hebben hem in deze wereld uitverkoren 17 2, 131| 131. Toen zijn Heer tot hem zeide: "Onderwerp U", zeide 18 2, 133| Izaäk, de enige God, aan Hem zijn wij onderworpen". ~ 19 2, 136| onderscheid tussen hen en aan Hem onderwerpen wij ons. ~ 20 2, 138| beter in kleur, dan Allah? Hem alleen aanbidden wij. ~ 21 2, 139| en voor u uw werken. En Hem alleen zijn wij oprecht 22 2, 143| volgdet slechts, opdat Wij hem, die de gezant van Allah 23 2, 143| onderscheiden van degene die hem de rug toekeert. En dit 24 2, 156| wij zijn van Allah en tot Hem zullen wij wederkeren". ~ 25 2, 158| Allah. Er rust derhalve op hem, die de Hadj (pelgrimstocht) 26 2, 163| God, er is geen God buiten Hem, de Barmhartige, de Genadevolle. ~ 27 2, 171| ongelovigen gelijken op hem, die schreeuwt naar hetgeen 28 2, 172| dankt Allah, indien gij Hem alleen aanbidt. ~ 29 2, 173| en geen overtreder is, op hem rust geen zonde. Want Allah 30 2, 177| maar waarlijke deugd is in hem, die in Allah, de Laatste 31 2, 177| vermogen geeft uit liefde voor Hem aan de verwanten, de wezen, 32 2, 178| billijk zijn, en betaling moet hem worden gedaan met goedheid. 33 2, 178| Wie daarna overtreedt, hem wacht een pijnlijke straf. ~ 34 2, 181| schuld er van zal gewis op hem rusten, die dat verandert. 35 2, 184| doet, het zal beter voor hem zijn. Het vasten is goed 36 2, 185| deze maand beleeft, laat hem daarin vasten. Maar wie 37 2, 189| maar deugdzaamheid is in hem, die Allah vreest. Dus gaat 38 2, 194| tegen u handelt, vergeldt hem naarmate hij tegen u heeft 39 2, 196| het geheel. Dit is voor hem, wiens familie niet dicht 40 2, 198| Sacrale Monument en gedenkt Hem, omdat Hij u heeft geleid, 41 2, 203| vertrekken) het zal voor hem geen zonde zijn en wie achterblijft, 42 2, 203| wie achterblijft, ook voor hem zal het geen zonde zijn. 43 2, 203| zonde zijn. Dit geldt voor hem, die God vreest. Vreest 44 2, 203| Allah en weet, dat gij voor Hem zult worden verzameld. ~ 45 2, 206| 206. En wanneer er tegen hem wordt gezegd: "Vrees Allah", 46 2, 206| Allah", dan spoort de trots hem aan tot verdere zonde. Daarom 47 2, 206| de hel goed genoeg voor hem en voorzeker, deze is een 48 2, 211| verandert, nadat zij tot hem is gekomen, (wete) dat Allah 49 2, 214| boodschapper en de gelovigen met hem zeiden: "Wanneer komt Allah' 50 2, 217| van Allah af te houden en Hem ondankbaar te zijn en (de 51 2, 222| bemint hen, die zich tot Hem wenden en zich rein houden. ~ 52 2, 223| vreest Allah en weet, dat gij Hem zult ontmoeten en geef goede 53 2, 230| male) scheidt, is zij voor hem niet meer geoorloofd, voordat 54 2, 232| Dit is een vermaning voor hem, die onder u in Allah en 55 2, 235| en vreest derhalve voor Hem en weet, dat Allah Vergevensgezind, 56 2, 245| afstaat, Hij zal het voor hem vele malen vermenigvuldigen 57 2, 245| vermindert en vermeerdert en tot Hem zult gij worden teruggebracht. ~ 58 2, 247| heerschappij hebben dan hij en hem geen overvloed van rijkdommen 59 2, 247| Voorzeker, Allah heeft hem boven u gekozen en heeft 60 2, 247| boven u gekozen en heeft hem overvloedig toegerust met 61 2, 249| hij en de gelovigen met hem - zeiden zij: "Wij hebben 62 2, 251| doodde Djaloet en Allah gaf hem heerschappij en wijsheid 63 2, 251| en wijsheid en onderwees hem, hetgeen Hij wilde. Had 64 2, 253| duidelijke tekenen en versterkten hem met de geest der heiligheid. 65 2, 253| wilde, zouden zij, die na hem kwamen, elkander niet hebben 66 2, 255| Sluimer, noch slaap overmant Hem. Al wat in de hemelen en 67 2, 255| wat op aarde is, behoort Hem. Wie kan bij Hem bemiddelen 68 2, 255| behoort Hem. Wie kan bij Hem bemiddelen zonder Zijn verlof? 69 2, 255| waken over beide vermoeit Hem niet; Hij is de Verhevene, 70 2, 258| Hebt gij niet vernomen van hem, die met Abraham over zijn 71 2, 258| redetwistte, omdat Allah hem het koninkrijk had gegeven? 72 2, 259| vernietiging?" Toen deed Allah hem sterven voor honderd jaren; 73 2, 259| jaren; daarna wekte Hij hem op en zeide: "Hoelang zijt 74 2, 259| vlees bekleden." En toen hem dit duidelijk werd zeide 75 2, 266| uwer wensen dat er voor hem een tuin was met palmbomen 76 2, 266| beken vloeien en waarin voor hem allerlei vruchten groeien, 77 2, 266| nakomelingschap heeft, en dat hem (de tuin) een vurige wervelwind 78 2, 266| vurige wervelwind treft en hem verschroeit? Zo zet Allah 79 2, 275| krijgt en er mee ophoudt, hem zal toebehoren, hetgeen 80 2, 280| dan uitstel zijn tot het hem past. En wanneer gij kwijtscheldt 81 2, 282| te schrijven, zoals Allah hem heeft onderwezen; laat hem 82 2, 282| hem heeft onderwezen; laat hem daarom schrijven en laat 83 2, 283| toevertrouwde teruggeven en laat hem Allah zijn Heer vrezen. 84 2, 285| boodschapper gelooft in hetgeen hem van zijn Heer is geopenbaard 85 3, 39 | En de engelen riepen tot hem, terwijl hij in de kamer 86 3, 41 | Heer vaak en verheerlijk Hem 's avonds en 's morgens." ~ 87 3, 48 | 48. "En Hij zal hem het Boek (de goddelijke 88 3, 51 | Heer en uw Heer; aanbidt Hem daarom, dit is het rechte 89 3, 59 | Adam. Hij (Allah) schiep hem uit stof en zeide: "Wees" 90 3, 61 | 61. Zou men nu met u over hem (Jezus) redetwisten, nadat 91 3, 64 | aanbidden en dat wij niets met Hem vereenzelvigen en dat sommigen 92 3, 65 | en het Evangelie eerst na hem werden geopenbaard? Wilt 93 3, 68 | nabijkomen, zijn degenen, die hem volgen; en deze profeet 94 3, 73 | gelooft niet, behalve in hem, die uw godsdienst belijdt. - 95 3, 75 | Boek is hij, die, als gij hem een schat toevertrouwt, 96 3, 79 | een mens niet, als Allah hem het Boek en de macht en 97 3, 81 | vervullend hetgeen bij u is, in hem zult gij geloven en hem 98 3, 81 | hem zult gij geloven en hem zult gij helpen." En Hij 99 3, 83 | willens of onwillens aan Hem moet onderwerpen? En tot 100 3, 83 | moet onderwerpen? En tot Hem zullen zij worden teruggebracht. 101 3, 84 | wie dan ook van hen. Aan Hem alleen onderwerpen wij ons. ~ 102 3, 85 | dan de Islam, het zal van hem niet worden aanvaard en 103 3, 143| dood te wensen voordat gij hem ontmoettet, nu hebt gij 104 3, 143| ontmoettet, nu hebt gij hem gezien en gij staart er 105 3, 144| alle boodschappers vóór hem zijn heengegaan. Zult gij 106 3, 145| van het Hiernamaals wenst, hem zullen Wij daar van geven 107 3, 159| degenen lief die vertrouwen in Hem hebben. ~ 108 3, 160| wie is er dan die u buiten Hem kan helpen? In Allah zullen 109 3, 192| Gij het Vuur doet ingaan, hem hebt Gij voorzeker vernederd. 110 4, 11 | heeft en zijn ouders van hem erven, dan is er voor zijn 111 4, 13 | boodschapper gehoorzaamt, Hij zal hem tuinen doen binnengaan, 112 4, 14 | verblijven en dit zal voor hem een vernederende straf zijn. ~ 113 4, 18 | kwaad doet, totdat de dood hem in het gezicht staart en 114 4, 30 | overtreding en onrechtvaardigieid, hem zullen Wij in het Vuur werpen; 115 4, 36 | vereenzelvigt niets met Hem en bewijst vriendelijkheid 116 4, 48 | vergeeft niet dat men iets met Hem vereenzelvigt, maar Hij 117 4, 73 | vriendschap tussen u en hem bestond - "Ware ik bij hen 118 4, 74 | overwint, weldra zullen Wij hem een grote beloning geven. ~ 119 4, 77 | Hiernamaals zal beter zijn voor hem die Allah vreest. En u zal 120 4, 93 | vertoeven. Allah's toorn is op hem; Hij heeft hem vervloekt 121 4, 93 | toorn is op hem; Hij heeft hem vervloekt en zal hem een 122 4, 93 | heeft hem vervloekt en zal hem een grote straf bereiden. ~ 123 4, 100| boodschapper en de dood achterhaalt hem - zijn beloning bij Allah 124 4, 108| met een bespreking, die Hem niet behaagt. Allah weet, 125 4, 114| Allah's welbehagen zoekt, hem zullen Wij een grote beloning 126 4, 115| verzet nadat diens leiding hem duidelijk is geworden en 127 4, 115| gelovigen volgt, Wij zullen hem laten volgen wat hij wil 128 4, 115| wat hij wil en Wij zullen hem in de hel werpen. Dat is 129 4, 116| vergeeft niet dat iets met Hem vereenzelvigd wordt en Hij 130 4, 117| 117. Zij roepen buiten Hem niets aan dan godinnen dingen 131 4, 118| 118. Allah heeft hem vervloekt. En hij (Satan) 132 4, 124| zal de Hemel binnengaan en hem zal niet het geringste onrecht 133 4, 143| noch tot genen. En voor hem, die Allah doet dwalen, 134 4, 157| gedood", - maar zij doodden hem niet, noch kruisigden zij 135 4, 157| niet, noch kruisigden zij hem (ten dode), - doch het werd 136 4, 157| vermoeden en zij doodden hem gewis niet, ~ 137 4, 158| Integendeel, Allah verhief hem tot Zich en Allah is Almachtig, 138 4, 163| Noach en de profeten na hem openbaring zonden en Wij 139 4, 171| gegeven als barmhartigheid van Hem. Gelooft dus in Allah en 140 4, 171| een zoon zou hebben. Aan Hem behoort wat in de hemelen 141 4, 172| doen en wie het versmaadt Hem te aanbidden, en hoogmoedig 142 4, 175| in Allah geloven en aan Hem vasthouden zal Hij zeker 143 5, 18 | wat daartussen is en tot Hem is de terugkeer. ~ 144 5, 30 | zijn kwade neiging dreef hem er toe zijn broeder te doden, 145 5, 30 | te doden, dus doodde hij hem en werd een der verliezers. ~ 146 5, 31 | die in de grond krabde, om hem te beduiden, hoe het lijk 147 5, 32 | mensdom had gedood, en voor hem, die iemand het leven schenkt, 148 5, 35 | weg tot toenadering tot Hem en strijdt voor Zijn zaak, 149 5, 39 | gewis in barmhartigheid tot hem wenden; voorwaar, Allah 150 5, 41 | wenst te beproeven, gij zult hem tegen Allah stellig niets 151 5, 46 | vervullende, hetgeen vóór hem in de Torah was (geopenbaard), 152 5, 46 | geopenbaard), en Wij gaven hem het Evangelie, dat licht 153 5, 54 | godsdienst afkeert, laat hem weten, dat Allah weldra 154 5, 54 | Hij zal liefhebben en die Hem zullen liefhebben vriendelijk 155 5, 72 | uw Heer is." Gewis, voor hem die iets met Allah vereenzelvigt, 156 5, 75 | alle boodschappers vóór hem zijn heengegaan. En zijn 157 5, 81 | deze profeet en hetgeen hem werd geopenbaard hadden 158 5, 94 | degenen zal onderscheiden die Hem in het verborgene vrezen. 159 5, 95 | maar wie er in terugvalt, hem zal Allah straffen. Allah 160 5, 119| en zij hebben behagen in Hem, dit is de grote zegepraal. ~ 161 6, 2 | vastgestelde termijn is bij Hem. Toch twijfelt gij. ~ 162 6, 8 | Waarom is er geen engel tot hem (de Profeet) nedergezonden?" 163 6, 9 | hadden aangesteld, zouden Wij hem als mens hebben doen voorkomen 164 6, 13 | 13. Aan Hem behoort wat in nacht en 165 6, 16 | is afgewend, Allah heeft hem inderdaad barmhartigheid 166 6, 19 | met datgene wat gij met Hem vereenzelvigt." ~ 167 6, 20 | het Boek gaven, erkennen hem (de Profeet), zoals zij 168 6, 36 | opwekken en dan zullen zij tot Hem worden teruggebracht. ~ 169 6, 37 | zeggen: "Waarom is er over hem geen teken van zijn Heer 170 6, 41 | 41. "Neen, Hem alleen zult gij aanroepen; 171 6, 41 | verwijderen waarvoor gij Hem aanroept als Hij dat wil 172 6, 51 | verzameld, dat zij buiten Hem vriend noch bemiddelaar 173 6, 54 | en zich verbetert, (voor hem) is Hij Vergevensgezind, 174 6, 59 | 59. En bij Hem zijn de sleutels van het 175 6, 60 | Dan is uw terugkeer tot Hem. Daarna zal Hij u inlichten 176 6, 63 | en van de zee wanneer gij Hem in nederigheid en in het 177 6, 64 | deelgenoten (medegoden) aan Hem toe." ~ 178 6, 71 | die metgezellen heeft die hem tot de weg roepen, zeggende: ' 179 6, 72 | Onderhoudt het gebed en vreest Hem, tot Wie gij zult worden 180 6, 73 | is werkelijkheid; en aan Hem behoort het koninkrijk op 181 6, 76 | 76. En toen de nacht over hem kwam, zag hij een ster. 182 6, 79 | aangezicht oprecht gewend tot Hem, Die de hemelen en de aarde 183 6, 80 | zijn volk redetwistte met hem. Hij zeide: "Redetwist gij 184 6, 80 | ik vrees hetgeen gij met Hem vereenzelvigt niet, tenzij 185 6, 84 | 84. En Wij gaven hem Izaäk en Jacob; Wij leidden 186 6, 88 | En, indien zij iets naast Hem hadden aanbeden, zou voorzeker 187 6, 93 | mij geopenbaard," terwijl hem niets is geopenbaard en 188 6, 100| dezen schiep; en zij dichten Hem, zonder kennis, zonen en 189 6, 100| verheven boven hetgeen zij Hem toeschrijven. ~ 190 6, 102| Heer. Er is geen God naast Hem, (Hij is) de Schepper aller 191 6, 102| Schepper aller dingen, aanbidt Hem Want Hij is de Voogd over 192 6, 103| 103. Ogen kunnen Hem niet bereiken; maar Hij 193 6, 106| geopenbaard: er is geen God naast Hem; en wend u van de afgodendienaren 194 6, 122| mensen wandelt, gelijk aan hem, wiens toestand zodanig 195 6, 138| bedenken een leugen over Hem. Hij zal hen weldra vergelden, 196 6, 141| de dag van de oogst, wat Hem verschuldigd is en verkwist 197 6, 151| n.l. dat gij iets met Hem vereenzelvigt en dat gij 198 6, 154| voltooiing van de gunst aan hem die goed wilde doen en een 199 7, 3 | geen andere vrienden, dan Hem. Hoe gering is de lering, 200 7, 12 | Gij hebt mij uit vuur en hem uit klei geschapen. ~ 201 7, 29 | gelegenheid van aanbidding en Hem aanroept in zuivere gehoorzaamheid 202 7, 29 | zuivere gehoorzaamheid aan Hem. Zoals Hij u deed ontstaan, 203 7, 54 | nacht de dag bedekken, die hem snel opvolgt. De zon en 204 7, 54 | dienst gesteld. Voorwaar, van Hem is de schepping en het gebod. 205 7, 56 | zij is geordend en roept Hem met vrees en hoop aan. Voorzeker, 206 7, 59 | gij hebt geen god naast Hem. Ik vrees voor u de straf 207 7, 64 | Maar zij verloochenden hem; Wij redden hem en degenen 208 7, 64 | verloochenden hem; Wij redden hem en degenen die met hem in 209 7, 64 | redden hem en degenen die met hem in de ark waren en Wij verdronken 210 7, 65 | hebt geen andere god naast Hem. Wilt gij dan niet (God) 211 7, 72 | 72. En Wij redden hem en degenen, die met hem 212 7, 72 | hem en degenen, die met hem waren door Onze barmhartigheid 213 7, 73 | hebt geen andere god naast Hem. Voorwaar er is een duidelijk 214 7, 83 | 83. Wij redden hem en zijn familie, met uitzondering 215 7, 85 | gij hebt geen god naast Hem. Er is inderdaad een duidelijk 216 7, 86 | wegen om degenen die in Hem geloven te bedreigen en 217 7, 111| 111. Zij zeiden: "Geef hem en zijn broeder tijd en 218 7, 123| vóór ik het u toestond in Hem geloofd? Dit is voorzeker 219 7, 143| tijd kwam en zijn Heer tot hem sprak, zeide hij: "Mijn 220 7, 150| broeders haar en sleepte hem naar zich toe. Hij (Aäron) 221 7, 157| hen bonden. Zij, die in hem geloven en hem eren en ondersteunen 222 7, 157| Zij, die in hem geloven en hem eren en ondersteunen en 223 7, 157| ondersteunen en het licht dat met hem is nedergezonden volgen, 224 7, 158| behoort. Er is geen God naast Hem. Hij geeft het leven en 225 7, 158| woorden gelooft en volgt hem opdat gij recht geleid moogt 226 7, 175| af, daarom volgde Satan hem en hij werd verleid. ~ 227 7, 176| indien Wij wilden, konden Wij hem er door verheffen doch hij 228 7, 176| is als een hond: als gij hem achtervolgt laat deze zijn 229 7, 176| bek) hangen en indien gij hem met rust laat steekt hij 230 7, 180| goede eigenschappen. Roept Hem daarbij aan. En laat degenen, 231 7, 186| Allah laat dwalen, voor hem kan er geen gids zijn. Hij 232 7, 190| schrijven zij deelgenoten aan Hem toe, betreffende hetgeen 233 7, 190| verheven boven hetgeen zij met Hem vereenzelvigen. ~ 234 7, 197| 197. En zij, die gij naast Hem aanroept hebben geen macht 235 7, 206| af doch zij verheerlijken Hem en werpen zich voor Hem 236 7, 206| Hem en werpen zich voor Hem neder. ~~ 237 8, 11 | komen als beveiliging van Hem en water van de wolken over 238 8, 20 | boodschapper en wendt u niet van hem af, terwijl gij hoort. ~ 239 9, 6 | bescherming vraagt, schenk hem dan bescherming dat hij 240 9, 6 | van Allah moge horen; voer hem dan naar de plaats, waar 241 9, 13 | het meest waardig, dat gij Hem zoudt vrezen als gij gelovigen 242 9, 16 | onderscheiden die (voor Hem) strijden en niemand buiten 243 9, 19 | gelijk aan de werken van hem die in Allah en de laatste 244 9, 31 | aanbidden. Er is geen God naast Hem. Hij is verheven boven hetgeen 245 9, 31 | verheven boven hetgeen zij met Hem vereenzelvigen. ~ 246 9, 39 | plaats stellen en gij zult Hem in het geheel niet deren. 247 9, 40 | 40. Als gij hem (de profeet) niet helpt, 248 9, 40 | helpt, voorzeker Allah hielp hem, toen de ongelovigen hem 249 9, 40 | hem, toen de ongelovigen hem verdreven - toen hij één 250 9, 40 | zond Allah Zijn vrede op hem neder en versterkte hem 251 9, 40 | hem neder en versterkte hem met scharen die gij niet 252 9, 63 | 63. Weten zij niet, dat hem die Allah en Zijn Boodschapper 253 9, 77 | tot aan de Dag, waarop zij Hem zullen ontmoeten, omdat 254 9, 88 | boodschapper en de gelovigen met hem, strijden met hun bezit 255 9, 94 | tonen, dan zult gij tot Hem die het onzienlijke en het 256 9, 100| zij hebben welbehagen in Hem; en Hij heeft voor hen tuinen 257 9, 107| als een hinderlaag voor hem, die voorheen tegen Allah 258 9, 109| aangetaste rand stichtte, dat met hem in het Vuur der hel zal 259 9, 111| verbintenis, die gij met Hem hebt gesloten en dat is 260 9, 114| wegens een belofte die hij hem had afgelegd, maar toen 261 9, 114| afgelegd, maar toen het hem duidelijk werd dat deze 262 9, 114| Allah was, trok hij zich van hem terug. Voorzeker, Abraham 263 9, 118| schuilplaats is, behalve bij Hem. Toen wendde Hij Zich met 264 9, 128| gekomen; het is hard voor hem wat u pijn doet; hij is 265 9, 129| toereikend. Er is geen God naast Hem. In Hem leg ik mijn vertrouwen 266 9, 129| is geen God naast Hem. In Hem leg ik mijn vertrouwen want 267 10, 3 | Allah, uw Heer, aanbidt Hem daarom. Wilt gij dan geen 268 10, 4 | 4. Tot Hem is uw aller terugkeer, dit 269 10, 12 | wanneer Wij zijn last van hem hebben verwijderd, gaat 270 10, 15 | Koran dan deze, of verander hem." Zeg: "Het staat niet aan 271 10, 15 | Het staat niet aan mij, hem te veranderen uit mijzelf. 272 10, 18 | boven al hetgeen zij met Hem vereenzelvigen. ~ 273 10, 20 | teken van zijn Heer tot hem (de profeet) nedergezonden?" 274 10, 49 | termijn is verlopen kunnen zij hem geen uur uitstellen, noch 275 10, 49 | uitstellen, noch kunnen zij hem vervroegen. ~ 276 10, 56 | leven en doet sterven en tot Hem zult gij worden teruggebracht. ~ 277 10, 68 | is Zichzelf genoeg. Aan Hem behoort wat in de hemelen 278 10, 73 | Maar zij verloochenden hem; daarom redden Wij hem en 279 10, 73 | verloochenden hem; daarom redden Wij hem en degenen die met hem in 280 10, 73 | Wij hem en degenen die met hem in de ark waren. En dezen 281 10, 74 | 74. Toen zonden Wij na hem andere boodschappers naar 282 10, 84 | stelt dan uw vertrouwen in Hem, als gij Moslims zijt." ~ 283 10, 107| diegene van Zijn dienaren, die Hem behaagt. En Hij is de Vergevensgezinde, 284 11, 2 | van blijde tijdingen van Hem. ~ 285 11, 3 | aan uw Heer en wendt u tot Hem, Hij zal u voor een vastgestelde 286 11, 5 | verbergen hun vijandschap voor Hem in hun innerlijk. Ja, wanneer 287 11, 9 | smaken en deze daarna van hem wegnemen, wordt hij voorwaar 288 11, 10 | als Wij, nadat tegenspoed hem heeft geraakt, voorspoed 289 11, 12 | zeggen: "Waarom is er tot hem geen schat nedergezonden 290 11, 12 | waarom is er geen engel met hem gekomen?" Voorwaar, gij 291 11, 17 | wie een groot getuige van Hem volgt, en die voorafgegaan 292 11, 17 | barmhartigheid? Dezen geloven in hem. En wie van de volkeren 293 11, 17 | En wie van de volkeren hem verwerpt, het Vuur zal zijn 294 11, 34 | vernietigen. Hij is uw Heer en tot Hem zult gij worden teruggebracht." ~ 295 11, 38 | de leiders van zijn volk hem voorbijgingen, bespotten 296 11, 38 | voorbijgingen, bespotten zij hem. Hij zeide: "Als gij ons 297 11, 40 | en de gelovigen." En met hem geloofden slechts weinigen. ~ 298 11, 50 | Gij hebt geen God naast Hem. Gij verzint slechts leugens." ~ 299 11, 51 | mijn beloning is alleen bij Hem, Die mij schiep. Wilt gij 300 11, 52 | Heer, wend u daarna tot Hem, Hij zal wolken die regelmatig 301 11, 55 | Smeedt daarom allen buiten Hem plannen tegen mij en geeft 302 11, 57 | plaats doen innemen. Gij kunt Hem in het geheel niet deren. 303 11, 58 | Hoed en de gelovigen met hem, door Onze barmhartigheid. 304 11, 61 | gij hebt geen God naast Hem. Hij wekte u op vanuit de 305 11, 61 | Vraagt vergiffenis aan Hem en bekeert u tot Hem. Voorwaar, 306 11, 61 | aan Hem en bekeert u tot Hem. Voorwaar, mijn Heer is 307 11, 63 | naast Allah helpen als ik Hem niet gehoorzaam? Gij zult 308 11, 66 | redden Wij Salih en met hem de gelovigen door Onze barmhartigheid 309 11, 74 | en de blijde tijding tot hem kwam, begon hij met ons 310 11, 78 | Zijn volk kwam haastig naar hem toe. Ook voordien plachten 311 11, 84 | hebt geen andere God, dan Hem. En geef geen korte maat 312 11, 88 | ik hiertoe in staat. In Hem vertrouw ik en tot Hem wend 313 11, 88 | In Hem vertrouw ik en tot Hem wend ik mij." ~ 314 11, 90 | uw Heer en bekeer u tot Hem. Voorwaar, mijn Heer is 315 11, 92 | u dan Allah? En gij hebt Hem als waardeloos verworpen. 316 11, 94 | redden Wij Shoaib en met hem de gelovigen door Onze barmhartigheid 317 11, 103| is gewis een teken voor hem die de straf van het Hiernamaals 318 11, 123| hemelen en de aarde en naar Hem zal het geheel worden teruggebracht. 319 11, 123| worden teruggebracht. Aanbid Hem daarom en leg uw vertrouwen 320 11, 123| en leg uw vertrouwen in Hem. En uw Heer is niet onachtzaam 321 12, 9 | Doodt Jozef of verdrijft hem naar een (ver) land, zodat 322 12, 10 | gij iets moet doen werpt hem dan op de bodem van een 323 12, 10 | iemand uit een karavaan zal hem opnemen." ~ 324 12, 11 | aangaande Jozef, hoewel wij hem welgezind zijn?" ~ 325 12, 12 | 12. "Zend hem morgen met ons mede, opdat 326 12, 13 | Het verdriet mij, dat gij hem zoudt medenemen en ik vrees, 327 12, 13 | en ik vrees, dat de wolf hem zal verslinden terwijl gij 328 12, 13 | verslinden terwijl gij niet op hem let." ~ 329 12, 14 | zeiden: "Indien de wolf hem zou verslinden terwijl wij 330 12, 15 | 15. Toen zij hem medenamen, kwamen zij overeen 331 12, 15 | medenamen, kwamen zij overeen hem op de bodem van een diepe 332 12, 15 | neer te laten en Wij zonden hem een openbaring: "Gij; zult 333 12, 17 | achter en de wolf verslond hem; maar zelfs al spreken wij 334 12, 18 | met bloed, dat niet van hem was. Hij (Jacob) zeide: " 335 12, 19 | jongeling." En zij verborgen hem als een stuk koopwaar en 336 12, 20 | 20. Zij verkochten hem voor een geringe prijs, 337 12, 20 | waren onverschillig jegens hem. ~ 338 12, 21 | 21. En de Egyptenaar, die hem kocht, zeide tot zijn vrouw: " 339 12, 21 | nut kan zijn, of dat wij hem als zoon aannemen." En zo 340 12, 21 | Jozef in het land, opdat Wij hem in het verklaren der dingen 341 12, 22 | volwassen was, schonken Wij hem oordeel en kennis; zo belonen 342 12, 23 | wier huis hij was, zocht hem (tegen zijn wil) te verleiden. 343 12, 24 | een besluit betreffende hem en hij nam een besluit betreffende 344 12, 24 | de onbetamelijkheid van hem mochten afwenden. Voorzeker 345 12, 31 | naar hen toe." En toen zij hem zagen achtten zij hem grotelijks 346 12, 31 | zij hem zagen achtten zij hem grotelijks en zij sneden 347 12, 32 | beschuldigdet, ik zocht hem werkelijk tegen zijn wil 348 12, 32 | hij nu niet doet wat ik hem verzoek, zal hij zeker gevangen 349 12, 34 | gebed en wendde hun list van hem af. Voorwaar, Hij is de 350 12, 35 | onschuld hadden gezien, dat zij hem voor een tijd gevangen moesten 351 12, 36 | 36. En er gingen met hem twee jonge mannen de gevangenis 352 12, 40 | heeft bevolen dat gij naast Hem niets zult aanbidden. Dit 353 12, 42 | uw heer." Maar Satan deed hem vergeten het aan zijn heer 354 12, 50 | de koning zeide: "Brengt hem tot mij." Maar toen de boodschapper 355 12, 50 | toen de boodschapper tot hem (Jozef) kwam, zeide hij: " 356 12, 50 | terug naar uw heer en vraag hem hoe het met de vrouwen is 357 12, 51 | Wij hebben geen kwaad van hem geweten." De vrouw van de 358 12, 51 | gekomen. Ik was het die hem tegen zijn wil zocht te 359 12, 52 | opdat hij moge weten dat ik hem in zijn afwezigheid niet 360 12, 54 | de koning zeide: "Brengt hem bij mij, ik wil hem voor 361 12, 54 | Brengt hem bij mij, ik wil hem voor mijzelf houden." En 362 12, 54 | houden." En toen hij tot hem (Jozef) had gesproken, zeide 363 12, 58 | broeders kwamen en gingen bij hem binnen en hij herkende hen, 364 12, 58 | hen, maar zij herkenden hem niet. ~ 365 12, 60 | 60. "Maar indien gij hem niet tot mij brengt dan 366 12, 63 | verkrijgen en wij zullen zeker op hem passen." ~ 367 12, 64 | Jacob) antwoordde: "Zal ik u hem toevertrouwen, zoals ik 368 12, 66 | Hij (Jacob) zeide: "Ik zal hem niet met u medezenden voordat 369 12, 66 | naam van Allah, dat gij hem zeker tot mij zult brengen 370 12, 67 | berust alleen bij Allah. In Hem stel ik mijn vertrouwen 371 12, 67 | willen vertrouwen, alleen in Hem hun vertrouwen stellen." ~ 372 12, 68 | grote kennis, omdat Wij hem hadden onderwezen, maar 373 12, 71 | 71. Zij vroegen, zich tot hem wendend: "Wat mist gij?" ~ 374 12, 72 | des konings maatkop en wie hem brengt zal een kameellast 375 12, 76 | onderzoeken); dan nam men hem (drinkbeker) uit zijn broeders 376 12, 79 | dat wij iemand anders dan hem zouden nemen bij wie wij 377 12, 88 | toen zij (opnieuw) voor hem (Jozef) kwamen, zeiden zij: " 378 12, 96 | legde hij het (hemd) voor hem (Jacob) neder zodat hij 379 12, 100| en zij wierpen zich voor hem neder. En hij zeide: "O 380 12, 106| Allah, zonder medegoden aan Hem toe te schrijven. ~ 381 13, 7 | ongelovigen zeggen: "Waarom is hem (de profeet) geen teken 382 13, 8 | zij doen groeien. En bij Hem heeft alles een eigen maat. ~ 383 13, 10 | 10. Voor Hem is hij gelijk die onder 384 13, 11 | 11. Er zijn voor hem (de Boodschapper) bewakers ( 385 13, 11 | engelen) vóór en achter hem; zij bewaken hem door het 386 13, 11 | achter hem; zij bewaken hem door het gebod van Allah. 387 13, 11 | hebben zij een helper naast Hem. ~ 388 13, 13 | Zijn glorie met de lof die Hem toekomt, en de engelen doen 389 13, 13 | doen het uit ontzag voor Hem en Hij zendt de bliksem 390 13, 14 | 14. Tot Hem is het ware gebed. En degenen, 391 13, 14 | degenen, die zij buiten Hem aanroepen, verhoren hen 392 13, 14 | zal bereiken, maar het kan hem nooit bereiken. En het aanroepen 393 13, 16 | Allah." Zeg: "Hebt gij naast Hem dan helpers genomen, die 394 13, 18 | goede zijn, en degenen, die Hem geen gehoor geven - deze 395 13, 19 | waarheid is, gelijk aan hem die blind is? Alleen degenen 396 13, 26 | de voorziening voor wie Hem behaagt. En zij (de mensen) 397 13, 27 | geloven, zeggen: "Waarom is hem (de profeet) geen teken 398 13, 30 | Heer; er is geen God naast Hem. In Hem leg ik mijn vertrouwen 399 13, 30 | is geen God naast Hem. In Hem leg ik mijn vertrouwen en 400 13, 30 | ik mijn vertrouwen en tot Hem is mijn terugkeer." ~ 401 13, 33 | Noemt hen." Zoudt gij Hem willen inlichten over hetgeen 402 13, 33 | willen inlichten over hetgeen Hem op aarde onbekend was? Of 403 13, 36 | te aanbidden en niets met Hem te vereenzelvigen. Tot Hem 404 13, 36 | Hem te vereenzelvigen. Tot Hem roep ik en tot Hem is mijn 405 13, 36 | Tot Hem roep ik en tot Hem is mijn terugkeer." ~ 406 13, 39 | bevestigt wat Hij wil en bij Hem is de oorsprong van het 407 14, 14 | land vestigen. Dit is voor hem die vreest vóór Mij te staan 408 14, 16 | 16. Voor hem is de hel en hij zal worden 409 14, 17 | dood zal van elke kant tot hem komen en toch zal hij niet 410 14, 34 | gaf u al hetgeen gij van Hem vraagt en als gij de gunsten 411 14, 36 | stellig van mij en wat betreft hem die mij niet gehoorzaamt - 412 15, 11 | tot hen of zij bespotten hem. ~ 413 15, 16 | van sterren) gemaakt en hem voor aanschouwers versierd. ~ 414 15, 17 | 17. En Wij hebben hem tegen elke vervloekte Satan 415 15, 18 | steelsgewijze luistert, vervolgt hem een heldere vlam. ~ 416 15, 29 | 29. "Wanneer Ik hem daaruit heb gevormd en hem 417 15, 29 | hem daaruit heb gevormd en hem Mijn geest heb ingeblazen, 418 15, 29 | dan in onderdanigheid voor hem neder." ~ 419 15, 52 | 52. Toen zij bij hem binnentraden zeiden zij " 420 15, 66 | 66. En Wij deelden hem dit gebod mede dat hun levenswortel 421 15, 98 | verheerlijk uw Heer met de lof die Hem toekomt en behoor tot degenen 422 16, 1 | boven al hetgeen zij met Hem vereenzelvigen. ~ 423 16, 3 | boven al hetgeen zij met Hem vereenzelvigen. ~ 424 16, 35 | zouden wij niets buiten Hem hebben aanbeden, wij noch 425 16, 52 | 52. En aan Hem behoort hetgeen in de hemelen 426 16, 52 | hemelen en op aarde is en Hem is voortdurende gehoorzaamheid 427 16, 53 | over u komt, is het tot Hem dat gij om hulp roept. ~ 428 16, 59 | vanwege het slechte nieuws dat hem is aangekondigd; zal hij 429 16, 76 | voor zijn meester; waar hij hem ook heenzendt, hij brengt ( 430 16, 76 | ook heenzendt, hij brengt (hem) niets goeds mee. Kan deze 431 16, 76 | Kan deze gelijk zijn aan hem die rechtvaardigheid gelast 432 16, 93 | hebben gemaakt; maar Hij laat hem die wil, dwalen en leidt 433 16, 93 | die wil, dwalen en leidt hem die dit wenst, en gij zult 434 16, 100| alleen over degenen die met hem vriendschap aanknopen en 435 16, 103| slechts een man is, die hem (de profeet) onderwijst. 436 16, 103| onderwijst. De taal van hem die zij bedoelen is vreemd, 437 16, 106| voor het ongeloof opent, op hem rust Allah's toorn; en er 438 16, 106| zal een grote straf voor hem zijn. ~ 439 16, 113| gekomen maar zij verloochenden hem, en daarom achterhaalde 440 16, 114| gunst van Allah, indien gij Hem alleen aanbidt. ~ 441 16, 115| voor u verboden. Maar voor hem, die door noodzaak wordt 442 16, 121| Zijn gunsten; Hij verkoos hem en leidde hem naar het rechte 443 16, 121| Hij verkoos hem en leidde hem naar het rechte pad. ~ 444 16, 122| 122. En Wij schonken hem het goede in deze wereld 445 17, 1 | hebben gezegend, opdat Wij hem enkele Onzer tekenen zouden 446 17, 13 | Verrijzenis zullen Wij voor hem een boek brengen en hij 447 17, 18 | willen, daarna kennen Wij hem de hel toe waarin hij zal 448 17, 30 | levensonderhoud voor wie het Hem behaagt. Voorzeker Hij kent 449 17, 33 | gezag verleend, doch laat hem bij het doden niet buitensporig 450 17, 42 | gij zegt andere goden met Hem geweest, dan zouden dezen 451 17, 44 | heerlijkheid. En daar is niets dat Hem niet met de lof die Hem 452 17, 44 | Hem niet met de lof die Hem toekomt verheerlijkt; doch 453 17, 52 | Hij u zal roepen zult gij Hem met de lof die Hem toekomt 454 17, 52 | zult gij Hem met de lof die Hem toekomt antwoorden en gij 455 17, 54 | kent u het best. Indien het Hem behaagt zal Hij u barmhartigheid 456 17, 56 | degenen aan die gij u naast Hem inbeeldt; maar dezen hebben 457 17, 62 | En hij zeide: "Hebt Gij hem boven mij geëerd? Indien 458 17, 83 | terzijde en wanneer kwaad hem achterhaalt wordt hij wanhopig. ~ 459 17, 97 | is goed geleid, doch voor hem die Hij laat dwalen zult 460 17, 97 | laat dwalen zult gij buiten Hem geen helper vinden. En Wij 461 17, 101| hen kwam, zeide Pharao tot hem: "Ik geloof, O Mozes, dat 462 17, 103| 103. Derhalve besloot hij hem uit het land te verwijderen; 463 17, 103| verwijderen; doch Wij deden hem en die met hem waren allen 464 17, 103| Wij deden hem en die met hem waren allen tezamen verdrinken. ~ 465 17, 104| 104. En Wij zeiden na hem tot de kinderen van Israël: " 466 17, 106| verduidelijkt opdat gij hem geleidelijk aan de mensheid 467 17, 106| verkondigen en Wij hebben hem in gedeelten gezonden. ~ 468 17, 110| aan, bij welke naam gij Hem ook noemt, Hij heeft de 469 18, 14 | andere god aanroepen naast Hem, anders zouden wij inderdaad 470 18, 15 | heeft goden genomen naast Hem. Waarom brengen zij voor 471 18, 17 | die Hij laat dwalen, voor hem zult gij stellig geen vriend 472 18, 26 | hoelang zij daar vertoefden." Hem behoren de geheimen der 473 18, 26 | hebben geen vriend buiten Hem en aan Zijn koninkrijk laat 474 18, 27 | toevlucht vinden buiten Hem. ~ 475 18, 28 | wereld en gehoorzaam niet aan hem, wiens hart Wij achteloos 476 18, 37 | zeide: "Gelooft gij niet in Hem, Die u schiep uit stof, 477 18, 43 | En hij had geen leger om hem tegen Allah te helpen, noch 478 18, 50 | van zijn Heer. Zult gij hem en zijn nageslacht tot vrienden 479 18, 66 | 66. Mozes zeide tot hem: "Mag ik u volgen dat gij 480 18, 84 | macht op aarde en schonken hem de middelen (en het vermogen) 481 18, 87 | betreft degene die kwaad doet, hem zullen wij straffen; daarna 482 18, 87 | teruggebracht tot zijn Heer die hem straffen zal met een gestrengere 483 18, 88 | 88. "Doch wat hem betreft die gelooft en oprecht 484 18, 88 | ontvangen, en Wij zullen hem op Ons bevel alle gemakken 485 18, 105| Heer en de ontmoeting met Hem verwerpen. Derhalve zijn 486 18, 110| Heer niemand anders met Hem vereenzelvigen." ~~ 487 19, 6 | erfgenaam moge zijn. En maak hem, mijn Heer, U welgevallig." ~ 488 19, 7 | hebben voordien niemand aan hem gelijk gemaakt." ~ 489 19, 12 | het Boek." Wij schonken hem wijsheid, terwijl hij nog 490 19, 15 | 15. Vrede was met hem op de dag zijner geboorte, 491 19, 15 | sterfdag, en zal eveneens met hem zijn op de dag waarop hij 492 19, 21 | gemakkelijk voor Mij,'" opdat Wij hem tot een teken voor de mensen 493 19, 22 | 22. En zij ontving hem en trok zich met hem terug 494 19, 22 | ontving hem en trok zich met hem terug in een ver afgelegen 495 19, 26 | gij iemand ziet, beduid hem dan: 'Ik heb de Barmhartige 496 19, 36 | Heer en uw Heer. Aanbidt Hem derhalve, dit is de rechte 497 19, 49 | losgemaakt, schonken Wij hem Isaäc en Jacob en maakten 498 19, 52 | 52. Wij riepen hem van de rechter zijde van 499 19, 52 | de Berg (Sinaï), en deden hem tot Ons naderen om met hem 500 19, 52 | hem tot Ons naderen om met hem te spreken. ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1151

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License