Sura, Verse
1 2, 132| Abraham aan zijn zonen op en Jacob deed desgelijks, zeggende: "
2 2, 133| aanwezig, toen de dood tot Jacob kwam en hij tot zijn zonen
3 2, 136| Abraham, Ismaël, Izaäk, Jacob en de stammen werd nedergezonden
4 2, 140| Abraham en Ismaël en Izaäk en Jacob en de stammen Joden of Christenen
5 3, 84 | Abraham, Ismaël, Izaäk, Jacob, en de stammen en hetgeen
6 4, 163| Abraham en Ismaël en Izaäk en Jacob en de stammen; en aan Jezus,
7 6, 84 | En Wij gaven hem Izaäk en Jacob; Wij leidden elk hunner
8 11, 71 | Izaak gaven en na Izaak van Jacob. ~
9 12, 6 | u en aan de familie van Jacob vervohnaken, zoals Hij die
10 12, 18 | dat niet van hem was. Hij (Jacob) zeide: "Neen, gij hebt
11 12, 38 | vaderen, Abraham, Izaak en Jacob. Het betaamt ons niet dat
12 12, 64 | 64. Hij (Jacob) antwoordde: "Zal ik u hem
13 12, 66 | 66. Hij (Jacob) zeide: "Ik zal hem niet
14 12, 68 | baten; het was slechts dat Jacob zijn zin gedaan kreeg, want
15 12, 96 | hij het (hemd) voor hem (Jacob) neder zodat hij zekerheid
16 12, 98 | 98. Hij (Jacob) zeide: "Ik zal mijn Heer
17 19, 6 | hij mij en het Huis van Jacob tot erfgenaam moge zijn.
18 19, 49 | schonken Wij hem Isaäc en Jacob en maakten elk hunner profeet. ~
19 21, 72 | Wij schonken hem Izaäk en Jacob als kleinzoon en Wij maakten
20 29, 27 | En Wij gaven hem Izaak en Jacob, en Wij plaatsten het profetenambt
21 38, 45 | dienaren Abraham, Izaak en Jacob, de bezitters van macht
|