Sura, Verse
1 2, 62 | hen komen, noch zullen zij treuren. ~
2 2, 262| hebben, noch zullen zij treuren. ~
3 2, 274| vrezen, noch zullen zij treuren. ~
4 2, 277| geen vrees, noch zullen zij treuren. ~
5 3, 153| smart, opdat gij niet zoudt treuren over hetgeen was verloren,
6 3, 170| komen, noch dat zij zullen treuren. ~
7 5, 69 | vrees komen, noch zullen zij treuren. ~
8 6, 48 | vrees komen noch zullen zij treuren. ~
9 7, 35 | vrees komen, noch zullen zij treuren. ~
10 7, 49 | over u komen, noch zult gij treuren," ~
11 7, 93 | dan om een ongelovig volk treuren?"
12 10, 62 | hebben, noch zullen zij treuren. ~
13 20, 40 | verfrist en zij niet zou treuren. En gij dooddet een man,
14 26, 3 | Wellicht zult gij ten dode toe treuren omdat zij niet geloven. ~
15 28, 13 | opdat zij niet behoefde te treuren en opdat zij mocht weten
16 33, 51 | stellen, zodat zij niet treuren en allen tevreden mogen
17 39, 61 | hen komen noch zullen zij treuren. ~
18 43, 68 | over u komen noch zult gij treuren. ~
19 46, 13 | vrees komen, noch zullen zij treuren. ~
20 57, 23 | 23. Opdat gij niet moogt treuren over hetgeen gij verloren
|