Sura, Verse

 1   6, 50 |         zeg niet tot u, dat ik de schatten van Allah bezit, noch dat
 2   6, 91 |                        91. En zij schatten de juiste waarde van Allah
 3  11, 31 |          zeg u niet: 'Ik bezit de schatten van Allah', noch ken ik
 4  12, 55 | antwoordde: "Stel mij aan over de schatten van het land want ik ben
 5  15, 21 |             21. Er is niets of de schatten er van zijn bij Ons en Wij
 6  17, 100|          100. Zeg: "Indien gij de schatten der barmhartigheid van mijn
 7  25, 21 |        niet zien?" Voorzeker, zij schatten zich te hoog en zijn de
 8  26, 58 |                            58. En schatten en voortreffelijke woning. ~
 9  28, 76 |          En Wij hadden hem zoveel schatten gegeven dat zijn sleutels
10  38, 9  |                9. Bezitten zij de schatten der barmhartigheid van uw
11  39, 63 |            63. Aan Hem behoren de schatten der hemelen en der aarde;
12  42, 12 |            12. Aan Hem behoren de schatten van de hemelen en de aarde.
13  52, 37 |               37. Bezitten zij de schatten van uw Heer of zijn zij
14  63, 7  |   weglopen"- terwijl aan Allah de schatten der hemelen en der aarde
15 104, 3  |              3. Denkende dat zijn schatten hem voor eeuwig zullen behouden. ~