Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
heengingen 1
heenwenden 1
heenzendt 1
heer 997
heerlijk 1
heerlijke 1
heerlijkheid 6
Frequency    [«  »]
1120 er
1117 uw
1023 dan
997 heer
904 op
873 aan
873 heeft

Koran

IntraText - Concordances

heer

1-500 | 501-997

                                                    bold = Main text
    Sura, Verse                                     grey = Comment text
1 Voo | Genadevolle.~Geprezen zij Allah de Heer der hemelen en der aarde. ~ 2 Voo | Dr K. H. E. de Jong en de Heer Abdullah van Onck, van de 3 Voo | Alle lof komt Allah toe de Heer der Werelden."~'s-Gravenhage. 4 1, 2 | Alle lof zij Allah, de Heer der Werelden. ~ 5 2, 5 | die de leiding van hun Heer volgen en dezen zullen slagen. ~ 6 2, 21 | O gij mensen, aanbidt uw Heer, die u en degenen, die vóór 7 2, 26 | dit de Waarheid van hun Heer is, terwijl degenen, die 8 2, 30 | 30. En toen uw Heer tot de engelen zeide: "Ik 9 2, 37 | enkele woorden van zijn Heer. Zo schonk Hij hem vergiffenis; 10 2, 46 | zeker van zijn, dat zij hun Heer zullen ontmoeten en dat 11 2, 49 | zware beproeving van uw Heer. ~ 12 2, 61 | bid daarom voor ons tot uw Heer, dat Hij van hetgeen op 13 2, 62 | zullen hun beloning bij hun Heer ontvangen en er zal geen 14 2, 68 | zeiden: "Bid voor ons tot uw Heer, opdat Hij het ons duidelijk 15 2, 69 | zeiden: "Bid voor ons tot uw Heer, dat Hij het ons duidelijk 16 2, 70 | zeiden: "Bid voor ons tot uw Heer, dat Hij ons mededele, hoe 17 2, 76 | kunnen redetwisten voor uw Heer." Wilt gij dan niet begrijpen? ~ 18 2, 105| nedergezonden wordt van uw Heer; maar Allah kiest voor Zijn 19 2, 105| wie Hij wil en Allah is de Heer van grote genade. ~ 20 2, 112| zal zijn beloning bij zijn Heer hebben. Vrees noch droefheid 21 2, 124| 124. En toen Abrahams Heer hem met zekere opdrachten 22 2, 126| toen Abraham bad: "Mijn Heer, maak deze plaats toch tot 23 2, 127| Huis optrokken, biddende: "Heer, aanvaard dit van ons, want 24 2, 128| 128. Heer, maak ons beiden aan U onderdanig 25 2, 129| 129. Heer, doe onder hen een boodschapper 26 2, 131| 131. Toen zijn Heer tot hem zeide: "Onderwerp 27 2, 131| hij: "Ik heb mij aan de Heer der Werelden onderworpen". ~ 28 2, 136| profeten werd gegeven door hun Heer. Wij maken geen onderscheid 29 2, 139| omtrent Allah, terwijl Hij uw Heer en onze Heer is? En voor 30 2, 139| terwijl Hij uw Heer en onze Heer is? En voor ons zijn onze 31 2, 144| dit de Waarheid is van hun Heer; Allah is niet achteloos 32 2, 147| 147. De Waarheid is van uw Heer, schaar u daarom niet onder 33 2, 149| inderdaad de Waarheid van uw Heer. En Allah is niet achteloos 34 2, 157| de barmhartigheid van hun Heer rusten en dezen zijn het, 35 2, 178| en barmhartigheid van uw Heer. Wie daarna overtreedt, 36 2, 198| gij de overvloed van uw Heer zoekt. Maar, wanneer gij 37 2, 200| mensen, die zeggen: "Onze Heer, schenk ons (veel) in deze 38 2, 201| Sommigen hunner zeggen: "Onze Heer, schenk ons het goede in 39 2, 248| waarin de kalmte van uw Heer zal zijn, het beste van 40 2, 250| ontmoeten, zeiden zij: "Onze Heer, stort geduld over ons uit 41 2, 258| die met Abraham over zijn Heer redetwistte, omdat Allah 42 2, 258| Toen Abraham zeide: "Mijn Heer is Hij, die het leven geeft 43 2, 260| toen Abraham zeide: "Mijn Heer, toon mij, hoe Gij de doden 44 2, 262| hen is er beloning bij hun Heer en zij zullen geen vrees 45 2, 274| ontvangen hun beloning van hun Heer; zij zullen niet vrezen, 46 2, 275| daarom een vermaning van zijn Heer krijgt en er mee ophoudt, 47 2, 277| hun beloning is bij hun Heer en voor hen is geen vrees, 48 2, 282| en hij moet Allah, zijn Heer vrezen en niets daaraan 49 2, 283| teruggeven en laat hem Allah zijn Heer vrezen. Verbergt geen getuigenis; 50 2, 285| in hetgeen hem van zijn Heer is geopenbaard en ook de 51 2, 285| gehoord en gehoorzaamd, Heer, wij vragen U vergiffenis 52 2, 286| wat zij verdient. "Onze Heer, straf ons niet als wij 53 2, 286| een fout hebben begaan, Heer, en belast ons niet, zoals 54 2, 286| waren hebt belast; onze Heer belast ons niet met datgene, 55 3, 4 | ontvangen; Allah is machtig, de Heer der Vergelding. ~ 56 3, 7 | het geheel is van onze Heer"; en niemand trekt er lering 57 3, 8 | 8. "Onze Heer, laat ons hart niet afdwalen 58 3, 9 | 9. Onze Heer, Gij zijt het, Die de mensen 59 3, 15 | zijn er tuinen bij hun Heer, waar doorheen rivieren 60 3, 16 | 16. Hen die zeggen: "Onze Heer, voorzeker hebben wij geloofd, 61 3, 26 | 26. Zeg: "O, Allah, Heer van het Koninkrijk, Gij 62 3, 36 | verlost was, zeide zij: "Mijn Heer, ik ben verlost van een 63 3, 37 | 37. Daarom nam haar Heer haar (Maria) met welbehagen 64 3, 38 | Toen bad Zacharia tot zijn Heer: "Mijn Heer geef mij een 65 3, 38 | Zacharia tot zijn Heer: "Mijn Heer geef mij een rein nageslacht; 66 3, 40 | 40. Hij zeide: "Heer, hoe zal er een zoon voor 67 3, 41 | 41. Hij zeide: "Heer, geef mij een teken." Hij 68 3, 41 | zult spreken. Gedenk uw Heer vaak en verheerlijk Hem ' 69 3, 43 | 43. "O, Maria, wees uw Heer gehoorzaam en werp u neder 70 3, 47 | 47. Zij zeide: "Heer, hoe zal ik een zoon hebben, 71 3, 49 | tot u met een teken van uw Heer; ik zal u uit klei de vorm 72 3, 50 | tot u met een teken van uw Heer bevestigende wat vóór mij 73 3, 51 | Voorzeker, Allah is mijn Heer en uw Heer; aanbidt Hem 74 3, 51 | Allah is mijn Heer en uw Heer; aanbidt Hem daarom, dit 75 3, 53 | 53. "Onze Heer, wij geloven in hetgeen 76 3, 60 | 60. De waarheid is van uw Heer, behoort daarom niet tot 77 3, 73 | met u redetwisten bij uw Heer." Zeg: "Genade is in Allah' 78 3, 74 | wie Hij wil. Allah is de Heer van grote genade. ~ 79 3, 79 | Weest aanbidders van de Heer, daar gij het Boek onderwijst 80 3, 84 | en de profeten door hun Heer werd gegeven. Wij maken 81 3, 124| genoeg voor u zijn, dat uw Heer u met drie duizend nedergezonden 82 3, 125| vaart aanvallen, zal uw Heer u met vijf duizend nedergezonden 83 3, 133| vragen om vergiffenis van uw Heer en om het paradijs, welks 84 3, 136| loon vergiffenis is van hun Heer; in tuinen waar doorheen 85 3, 146| talrijke aanbidders van de Heer streden. Zij verslapten 86 3, 147| woord was slechts: "Onze Heer, vergeef ons onze zonden 87 3, 169| zij zijn levend en bij hun Heer worden hun gaven geschonken. ~ 88 3, 174| welbehagen; en Allah is de Heer van grote overvloed. ~ 89 3, 191| der aarde, zeggende: "Onze Heer, Gij hebt dit niet tevergeefs 90 3, 192| 192. Onze Heer, wie Gij het Vuur doet ingaan, 91 3, 193| 193. Onze Heer, wij hebben een prediker 92 3, 193| het geloof: 'Gelooft in de Heer' en wij hebben geloofd. 93 3, 193| wij hebben geloofd. Onze Heer, vergeef ons daarom onze 94 3, 194| 194. Onze Heer, schenk ons hetgeen Gij 95 3, 195| 195. En hun Heer verhoorde hen, zeggende: " 96 3, 198| 198. Maar zij, die hun Heer vrezen, zullen tuinen hebben, 97 3, 199| die hun beloning bij hun Heer zullen ontvangen. Voorzeker, 98 4, 1 | O, gij mensen, vreest uw Heer, Die u van één enkele ziel 99 4, 65 | 65. Maar neen, bij uw Heer, zij zullen geen gelovigen 100 4, 75 | kinderen - die zeggen: "Onze Heer, neem ons uit deze stad 101 4, 77 | erger en zij zeggen: "Onze Heer, waarom hebt Gij ons het 102 4, 170| inderdaad met waarheid van uw Heer gekomen, gelooft daarom; 103 4, 174| bewijs is inderdaad van uw Heer tot u gekomen en Wij hebben 104 5, 2 | begeven om genade van hun Heer en Zijn welbehagen te zoeken. 105 5, 23 | mannen van degenen die hun Heer vreesden en wie Allah Zijn 106 5, 24 | in zijn. Gaat gij en uw Heer en strijdt - wij blijven 107 5, 25 | 25. Hij zeide: "Mijn Heer, ik heb macht over niemand 108 5, 28 | doden. Ik vrees Allah, de Heer der Werelden. ~ 109 5, 64 | wil. En hetgeen u van uw Heer is nedergezonden zal velen 110 5, 66 | Evangelie en hetgeen hun van hun Heer is nedergezonden, in acht 111 5, 67 | verkondig hetgeen u van uw Heer is geopenbaard en indien 112 5, 68 | Evangelie en hetgeen u van uw Heer is nedergezonden, onderhoudt. 113 5, 68 | waarlijk, hetgeen u van uw Heer is nedergezonden zal velen 114 5, 72 | aanbidt Allah, Die mijn Heer en uw Heer is." Gewis, voor 115 5, 72 | Allah, Die mijn Heer en uw Heer is." Gewis, voor hem die 116 5, 83 | herkend. Zij zeggen: "Onze Heer, wij geloven. Reken ons 117 5, 84 | geloven en begeren dat onze Heer ons onder de rechtvaardige 118 5, 112| Jezus, zoon van Maria, is uw Heer bij machte, ons een (met 119 5, 114| Maria, zeide: "O Allah, onze Heer, zend ons een (met voedsel) 120 5, 117| geboden: "Aanbidt Allah, mijn Heer en uw Heer." En ik was getuige 121 5, 117| Aanbidt Allah, mijn Heer en uw Heer." En ik was getuige van 122 6, 1 | ongelovigen gelijken naast hun Heer. ~ 123 6, 4 | komt van de tekenen van hun Heer geen teken tot hen of zij 124 6, 15 | Ik vrees, als ik mijn Heer niet gehoorzaam, de straf 125 6, 23 | zeggen: "Bij Allah, onze Heer; wij waren geen afgodendienaren." ~ 126 6, 27 | wij de tekenen van onze Heer niet meer verloochenen en 127 6, 30 | zien, wanneer zij voor hun Heer zullen worden gebracht, 128 6, 30 | antwoorden: "Ja zeker, bij onze Heer." Hij zal zeggen: "Ondergaat 129 6, 37 | hem geen teken van zijn Heer nedergezonden?" Zeg: "Voorzeker, 130 6, 38 | Dan zullen zij tot hun Heer tezamen worden gebracht. ~ 131 6, 45 | Alle lof komt Allah toe, de Heer der Werelden. ~ 132 6, 51 | vrezen, dat zij tot hun Heer worden verzameld, dat zij 133 6, 52 | verdrijf niet degenen die hun Heer morgen en avond aanroepen, 134 6, 54 | zeg dan: "Vrede zij u." Uw Heer heeft barmhartigheid op 135 6, 57 | op de rechte weg van mijn Heer en gij verloochent die. 136 6, 62 | zij tot Allah, hun ware Heer teruggebracht. Voorzeker, 137 6, 71 | is ons bevolen ons aan de Heer der Werelden te onderwerpen." ~ 138 6, 76 | Hij zeide: "Dit is mijn Heer." Maar toen zij onderging, 139 6, 77 | zeide hij: "Dit is mijn Heer." Maar toen zij onderging 140 6, 77 | onderging zeide hij: "Had mijn Heer mij niet geleid dan zou 141 6, 78 | zeide hij: "Dit is mijn Heer. Dit is de grootste" Maar 142 6, 80 | vereenzelvigt niet, tenzij mijn Heer iets wenst. Mijn Heer omvat 143 6, 80 | mijn Heer iets wenst. Mijn Heer omvat alle dingen in Zijn 144 6, 83 | Wij willen. Voorzeker, Uw Heer is Alwijs, Alwetend. ~ 145 6, 102| 102. Zo is Allah, uw Heer. Er is geen God naast Hem, ( 146 6, 104| inderdaad bewijzen van uw Heer tot u gekomen, wie dus ziet 147 6, 106| Volg, hetgeen u van uw Heer is geopenbaard: er is geen 148 6, 108| Dan zullen zij tot hun Heer terugkeren en Hij zal hen 149 6, 112| te bedriegen - en als uw Heer had gewild, zouden zij het 150 6, 114| gaven weten dat het van uw Heer is nedergezonden met de 151 6, 115| 115. En het woord van uw Heer is in waarheid en rechtvaardigheid 152 6, 117| 117. Voorzeker, uw Heer weet het beste wie van Zijn 153 6, 119| zonder kennis. Waarlijk, uw Heer kent de overtreders het 154 6, 126| rechtleidende pad van uw Heer. Wij hebben de tekenen inderdaad 155 6, 127| Vrede (het Paradijs) bij hun Heer en Hij is hun Vriend, wegens 156 6, 128| mensen zullen zeggen: "Onze Heer, wij hebben van elkander 157 6, 128| behagen." Voorzeker, uw Heer is Alwijs, Alwetend. ~ 158 6, 131| 131. Dit komt, omdat uw Heer de steden niet onrechtvaardig 159 6, 132| overeenkomstig hetgeen zij doen en uw Heer is niet onopmerkzaam jegens 160 6, 133| 133. En uw Heer is Onafhankelijk, Barmhartig. 161 6, 145| de grens overschrijdt: uw Heer is dan voorzeker Vergevensgezind, 162 6, 147| u verloochenen zeg: "Uw Heer is de Heer der alomvattende 163 6, 147| verloochenen zeg: "Uw Heer is de Heer der alomvattende Barmhartigheid 164 6, 150| en die medegoden aan hun Heer toeschrijven. ~ 165 6, 151| zal u verkondigen, wat uw Heer heeft verboden;" n.l. dat 166 6, 154| in de ontmoeting van hun Heer mochten geloven. ~ 167 6, 157| en barmhartigheid van uw Heer tot u gekomen. Wie is onrechtvaardiger 168 6, 158| zouden komen, of dat hun Heer zou verschijnen of dat enige 169 6, 158| enige der tekenen van uw Heer zouden plaatshebben? Op 170 6, 158| enige der tekenen van uw Heer zullen verschijnen, zal 171 6, 161| Wat mij betreft, mijn Heer heeft mij op het rechte 172 6, 162| zijn gewijd aan Allah, de Heer der Werelden." ~ 173 6, 164| Zeg: "Zal ik een andere Heer begeren buiten Allah, terwijl 174 6, 164| buiten Allah, terwijl Hij de Heer aller dingen is?" En geen 175 6, 164| zal uw terugkeer tot uw Heer zijn en Hij zal u verklaren, 176 6, 165| beproeven. Voorzeker, uw Heer is vlug in het straffen 177 7, 3 | Volgt hetgeen u van uw Heer is nedergezonden en volgt 178 7, 20 | verborgen was, en zeide: "Uw Heer heeft u deze boom alleen 179 7, 22 | bladeren uit de tuin. En hun Heer riep hen en zeide: "Verbood 180 7, 23 | Zij antwoordden: "Onze Heer, wij hebben onszelf onrecht 181 7, 29 | 29. Zeg: "Mijn Heer heeft rechtvaardigheid bevolen. 182 7, 33 | 33. Zeg: "Mijn Heer heeft slechte daden, hetzij 183 7, 38 | hunner zullen zeggen: "Onze Heer, dezen deden ons dwalen, 184 7, 43 | De boodschappers van onze Heer brachten inderdaad de waarheid." 185 7, 44 | bevonden waar te zijn, wat onze Heer ons beloofde. Hebt gij ook 186 7, 44 | bevonden, waar te zijn wat uw Heer u beloofde?" Zij zullen 187 7, 47 | zullen zij zeggen: "Onze Heer, plaats ons niet onder het 188 7, 53 | De boodschappers van onze Heer brachten inderdaad de waarheid, 189 7, 54 | 54. Voorzeker, uw Heer is Allah, Die de hemelen 190 7, 54 | gebod. Gezegend is Allah, de Heer der Werelden. ~ 191 7, 55 | 55. Roept uw Heer in nederigheid en in het 192 7, 58 | door het gebod van zijn Heer - en hetgeen slecht is levert 193 7, 61 | een boodschapper van de Heer der Werelden." ~ 194 7, 62 | de boodschappen van mijn Heer over en geef u oprechte 195 7, 63 | er een aanmaning van uw Heer tot u is gekomen door een 196 7, 67 | een boodschapper van de Heer der Werelden." ~ 197 7, 68 | breng u de woorden van mijn Heer en ik ben voor u een eerlijke 198 7, 69 | een waarschuwing van uw Heer tot u is gekomen door een 199 7, 71 | Straf en toorn van uw Heer hebben u reeds getroffen. 200 7, 73 | duidelijk bewijs van uw Heer tot u gekomen; deze kamelin 201 7, 75 | dat Salih een door zijn Heer gezondene is?" Zij antwoordden: " 202 7, 77 | overtraden het gebod van hun Heer en zeiden: "O, Salih, breng 203 7, 79 | u de boodschap van mijn Heer en bood u oprechte raad 204 7, 85 | een duidelijk teken van uw Heer tot u gekomen. Geeft daarom 205 7, 89 | behalve, wanneer Allah, onze Heer, dit zou willen. Onze Heer 206 7, 89 | Heer, dit zou willen. Onze Heer omvat alle dingen in Zijn 207 7, 89 | gelegd. Oordeel daarom, onze Heer, tussen ons en ons volk 208 7, 93 | inderdaad de boodschap van mijn Heer overgebracht en ik gaf u 209 7, 104| een boodschapper van de Heer der Werelden." ~ 210 7, 105| een duidelijk teken van uw Heer tot u gekomen; zend daarom 211 7, 121| zeiden: "Wij geloven in de Heer der Werelden." ~ 212 7, 122| 122. "De Heer van Mozes en Aäron." ~ 213 7, 125| zullen voorzeker naar onze Heer terugkeren." ~ 214 7, 126| wij in de tekenen van onze Heer hebben geloofd toen zij 215 7, 126| ons getoond werden. Onze Heer, stort standvastigheid over 216 7, 129| Waarschijnlijk gaat uw Heer uw vijand vernietigen en 217 7, 134| Mozes, bid voor ons tot uw Heer, zoals Hij u heeft beloofd. 218 7, 137| genadevolle woord van uw Heer werd voor de kinderen Israëls 219 7, 141| zware beproeving van uw Heer. ~ 220 7, 142| de periode, die door zijn Heer was vastgesteld tot veertig 221 7, 143| vastgestelde tijd kwam en zijn Heer tot hem sprak, zeide hij: " 222 7, 143| sprak, zeide hij: "Mijn Heer, toon U aan mij, opdat ik 223 7, 143| kunnen zien." En toen zijn Heer Zich op de berg openbaarde, 224 7, 149| hadden, zeiden zij: "Als onze Heer ons geen barmhartigheid 225 7, 150| gehaast vóór het gebod van uw Heer?" En hij legde de tafelen 226 7, 151| Hij (Mozes) zeide: "Mijn Heer, vergeef mij en mijn broeder 227 7, 152| aanbaden zal de toorn van hun Heer en de vernedering in het 228 7, 153| en geloven, voorzeker uw Heer is dan Vergevensgezind, 229 7, 154| geschrift voor degenen, die hun Heer vrezen. ~ 230 7, 155| achterhaalde, zeide hj: "Mijn Heer, als het U had behaagd, 231 7, 164| verontschuldiging tegenover uw Heer en opdat zij rechtvaardig 232 7, 167| En toen verkondigde uw Heer dat Hij dezulken zou zenden, 233 7, 167| Opstanding. Voorzeker, uw Heer is vlug in vergelding en 234 7, 172| 172. En toen uw Heer van Adams kinderen een nageslacht 235 7, 172| over henzelf: "Ben ik uw Heer niet?" antwoordden zij: " 236 7, 187| daarvan is slechts bij mijn Heer. Niemand dan Hij kan het 237 7, 189| zij beiden tot Allah hun Heer: "Als Gij ons een goed kind 238 7, 203| alleen hetgeen mij van mijn Heer wordt geopenbaard." Dit 239 7, 203| zijn de bewijzen van uw Heer en een leiding en een barmhartigheid 240 7, 205| 205. En gedenk uw Heer, 's morgens en 's avonds 241 7, 206| degenen die dicht bij uw Heer zijn wenden zich niet met 242 8, 2 | geloof toenemen en op hun Heer vertrouwen. ~ 243 8, 4 | hen zijn graden bij hun Heer, vergiffenis en een waardige 244 8, 5 | 5. Toen uw Heer u in waarheid van uw huis 245 8, 9 | Toen gij de hulp van uw Heer afsmeektet en Hij u antwoordde: " 246 8, 12 | 12. Toen uw Heer aan de engelen openbaarde: " 247 8, 29 | en u vergeven; Allah is Heer van grote Genade. ~ 248 8, 54 | verloochenden de tekenen van hun Heer daarom vernietigden Wij 249 9, 21 | 21. Hun Heer geeft hun blijde tijdingen 250 9, 129| vertrouwen want Hij is de Heer van de grote heerschappij." ~~ 251 10, 2 | zij een ware rang bij hun Heer zullen hebben"? De ongelovigen 252 10, 3 | 3. Voorwaar, Allah is uw Heer, Die de hemelen en de aarde 253 10, 3 | goedkeuring. Dit is Allah, uw Heer, aanbidt Hem daarom. Wilt 254 10, 4 | is de ware belofte van uw Heer. Voorzeker, Hij begint de 255 10, 9 | en goede werken doen, hun Heer zal hen wegens hun geloof 256 10, 10 | Alle lof komt Allah toe, de Heer der Werelden." ~ 257 10, 15 | Voorzeker, ik vrees, als ik mijn Heer niet gehoorzaam, de straf 258 10, 19 | en ware het Woord van uw Heer niet uitgegaan, voorzeker 259 10, 20 | is er geen teken van zijn Heer tot hem (de profeet) nedergezonden?" 260 10, 32 | 32. Zo is Allah, uw ware Heer. Wat is er buiten de waarheid 261 10, 33 | Zo is het woord van uw Heer bewaarheid tegen degenen, 262 10, 37 | uiteenzetting van de Wet door de Heer der Werelden, daaraan is 263 10, 40 | er niet in geloven en uw Heer kent de onruststokers goed. ~ 264 10, 53 | waarheid?" Zeg: "Ja, bij mijn Heer, het is zeker waar en gij 265 10, 57 | O mensdom! Er is van uw Heer een vermaning tot u gekomen 266 10, 61 | verdiept. Er is voor uw Heer zelfs geen gewicht van een 267 10, 85 | vertrouwen in Allah: Onze Heer, maak ons niet tot voorwerp 268 10, 88 | 88. En Mozes zeide: "Onze Heer, Gij hebt Pharao en zijn 269 10, 88 | geschonken, zodat zij, Onze Heer, van Uw pad afleiden. Onze 270 10, 88 | van Uw pad afleiden. Onze Heer, vernietig hun bezittingen 271 10, 93 | hen kwam. Voorzeker, uw Heer zal op de Dag der Opstanding 272 10, 94 | Inderdaad, de waarheid is van uw Heer tot u gekomen; behoor daarom 273 10, 96 | tegen wie het woord van uw Heer van kracht is geworden, 274 10, 99 | 99. En indien uw Heer had gewild, zouden allen 275 10, 108| nu is de waarheid van uw Heer tot u gekomen. Wie daarom 276 11, 3 | vraagt vergiffenis aan uw Heer en wendt u tot Hem, Hij 277 11, 17 | duidelijk bewijs van zijn Heer bezit en wie een groot getuige 278 11, 17 | dit is de waarheid van uw Heer, maar de meeste mensen willen 279 11, 18 | Zulken zullen voor hun Heer worden gebracht en de getuigen 280 11, 18 | zijn degenen die tegen hun Heer logen." Ziet toe! de vloek 281 11, 23 | werken verrichten en die hun Heer gehoorzamen, zijn de bewoners 282 11, 28 | duidelijk bewijs van mijn Heer beroep en Hij mij grote 283 11, 29 | zij zullen voorzeker hun Heer ontmoeten. Maar ik beschouw 284 11, 34 | te vernietigen. Hij is uw Heer en tot Hem zult gij worden 285 11, 41 | vaart en haar ankeren. Mijn Heer is voorzeker Vergevensgezind, 286 11, 45 | 45. En Noach riep zijn Heer aan en zeide: "Mijn Heer, 287 11, 45 | Heer aan en zeide: "Mijn Heer, mijn zoon is voorwaar van 288 11, 47 | 47. Hij zeide: "Mijn Heer, ik zoek mijn toevlucht 289 11, 52 | vraag vergiffenis van uw Heer, wend u daarna tot Hem, 290 11, 56 | Allah gesteld, Die mijn Heer en uw Heer is. Er is geen 291 11, 56 | gesteld, Die mijn Heer en uw Heer is. Er is geen schepsel, 292 11, 56 | Zijn macht. Voorzeker, mijn Heer is op het rechte pad." ~ 293 11, 57 | gezonden medegedeeld, en mijn Heer zal een ander volk uw plaats 294 11, 57 | niet deren. Voorzeker, mijn Heer is Bewaker over alle dingen." ~ 295 11, 59 | verloochenden de tekenen van hun Heer en gehoorzaamden Zijn boodschappers 296 11, 60 | Ziet! de Aad verwierpen hun Heer. Ziet! vervloekt zij de 297 11, 61 | tot Hem. Voorwaar, mijn Heer is nabij, Verhorende." ~ 298 11, 63 | duidelijk bewijs van mijn Heer heb ontvangen en Hij mij 299 11, 66 | van die dag. Voorzeker, uw Heer is Sterk, Almachtig. ~ 300 11, 68 | de Samoed verwierpen hun Heer; ziet! vervloekt zij de 301 11, 76 | hiervan af. Het gebod van uw Heer is uitgegaan en een onafwendbare 302 11, 81 | de boodschappers van uw Heer, zij zullen u stellig niet 303 11, 83 | volgens de verordening van uw Heer waren gemerkt. En zulk een 304 11, 88 | duidelijk bewijs van mijn Heer heb en Hij mij een goede 305 11, 90 | zoek vergiffenis van uw Heer en bekeer u tot Hem. Voorwaar, 306 11, 90 | tot Hem. Voorwaar, mijn Heer is Genadig, Liefdevol." ~ 307 11, 92 | verworpen. Voorzeker, mijn Heer omvat al hetgeen gij doet." ~ 308 11, 101| niet toen het gebod van uw Heer kwam; zij voegden hun slechts 309 11, 102| 102. Zo is de greep van uw Heer, wanneer Hij de steden grijpt, 310 11, 107| uitzondering van hetgeen uw Heer moge behagen. Zeker, uw 311 11, 107| moge behagen. Zeker, uw Heer brengt teweeg wat Hij wil. ~ 312 11, 108| uitzondering van hetgeen uw Heer moge behagen, een gave, 313 11, 110| een woord dat reeds van uw Heer was uitgegaan de zaak zou 314 11, 111| 111. En uw Heer zal hen allen naar hun werken 315 11, 117| 117. Uw Heer zal de steden niet onrechtvaardig 316 11, 118| 118. En indien uw Heer had gewild, zou Hij het 317 11, 119| uitzondering van degenen, die uw Heer barmhartigheid heeft betoond - 318 11, 119| maar het woord van uw Heer: "Voorwaar Ik zal de hel 319 11, 123| vertrouwen in Hem. En uw Heer is niet onachtzaam over 320 12, 6 | 6. "En zo zal uw Heer u verkiezen en u de verklaring 321 12, 6 | had voltooid. Voorwaar, uw Heer is Alwetend, Alwijs." ~ 322 12, 23 | verhoede Allah, hij is mijn heer. Hij heeft mijn verblijf 323 12, 24 | duidelijk teken van zijn Heer had gezien, (kon hij zo' 324 12, 33 | Hij (Jozef) zeide: "O mijn Heer, ik zou de gevangenis verkiezen 325 12, 34 | 34. Daarom verhoorde zijn Heer zijn gebed en wendde hun 326 12, 37 | aanleiding van hetgeen mijn Heer mij heeft onderwezen. Ik 327 12, 41 | hij zal wijn voor zijn Heer schenken en wat de ander 328 12, 42 | worden: "Vermeld mij bij uw heer." Maar Satan deed hem vergeten 329 12, 42 | hem vergeten het aan zijn heer te zeggen daarom bleef hij 330 12, 50 | zeide hij: "Ga terug naar uw heer en vraag hem hoe het met 331 12, 50 | handen sneden, voorzeker mijn Heer kent haar sluwe plan goed." ~ 332 12, 53 | uitgezonderd dat waarover mijn Heer barmhartigheid betoont. 333 12, 53 | betoont. Voorzeker, mijn Heer is Vergevensgezind, Genadevol." ~ 334 12, 98 | Jacob) zeide: "Ik zal mijn Heer om vergiffenis voor u vragen. 335 12, 100| mijn vroegere droom. Mijn Heer heeft deze verwezenlijkt. 336 12, 100| gezaaid. Voorzeker, mijn Heer is goedertieren voor wie 337 12, 101| 101. "O, mijn Heer, Gij hebt mij macht gegeven 338 13, 1 | Boek. En hetgeen u door uw Heer is geopenbaard is waar, 339 13, 2 | van de ontmoeting met uw Heer. ~ 340 13, 5 | Deze zijn het, die hun Heer hebben verworpen, daarom 341 13, 6 | voorgekomen. Voorwaar, uw Heer is vol van vergiffenis voor 342 13, 6 | onrechtvaardigheid en voorwaar, uw Heer is streng in het vergelden. ~ 343 13, 7 | profeet) geen teken van zijn Heer nedergezonden?" Gij zijt 344 13, 16 | 16. Zeg: "Wie is de Heer der hemelen en der aarde?" 345 13, 18 | voor degenen die aan hun Heer gehoor geven het goede zijn, 346 13, 19 | weet, dat hetgeen u van uw Heer is geopenbaard de waarheid 347 13, 21 | verbonden te worden en die hun Heer vrezen en de kwade afrekening 348 13, 22 | zoeken naar de gunst van hun Heer en het gebed houden en van 349 13, 27 | profeet) geen teken van zijn Heer nedergezonden?" Zeg: "Allah 350 13, 30 | Barmhartige. Zeg: "Hij is mijn Heer; er is geen God naast Hem. 351 14, 1 | mensen door het gebod van hun Heer uit de duisternis tot het 352 14, 6 | grote beproeving van uw Heer." ~ 353 14, 7 | 7. En toen uw Heer verklaarde: "Als gij dankbaar 354 14, 13 | wederkeert." Toen zond hun Heer hun de openbaring: "Wij 355 14, 18 | toestand dergenen die in hun Heer niet geloven, is, dat hun 356 14, 23 | vertoeven door het gebod van hun Heer. Hun groet daarin zal "Vrede" 357 14, 25 | door het gebod van zijn Heer zijn vrucht voort in ieder 358 14, 35 | toen Abraham zeide: "Mijn Heer maak deze stad (oord van) 359 14, 36 | 36. Mijn Heer, zij hebben inderdaad vele 360 14, 37 | 37. "Onze Heer, ik heb sommige van mijn 361 14, 37 | de Kabah) gevestigd, onze Heer, opdat zij het gebed mogen 362 14, 38 | 38. "Onze Heer, Gij weet voorzeker hetgeen 363 14, 39 | heeft gegeven Waarlijk mijn Heer is de Verhoorder van het 364 14, 40 | 40. "Mijn Heer maak mij en mijn kinderen 365 14, 40 | onderhouders van het gebed. Onze Heer, aanvaard mijn gebed." ~ 366 14, 41 | 41. "Onze Heer, vergeef mij en mijn ouders 367 14, 44 | onrechtvaardigen zeggen: "Onze Heer, schenk ons uitstel voor 368 14, 47 | is voorzeker Almachtig, Heer der Vergelding. ~ 369 15, 25 | 25. Voorzeker uw Heer zal hen allen verzamelen. 370 15, 28 | 28. Toen uw Heer tot de engelen zeide: "Ik 371 15, 36 | 36. Hij zeide: "Mijn Heer, schenk mij dan uitstel 372 15, 39 | 39. Hij antwoordde: "Mijn Heer, daar Gij mij verloren hebt 373 15, 56 | kunnen aan de genade van hun Heer wanhopen, dan de dwalenden?" ~ 374 15, 86 | 86. Voorwaar, uw Heer is de Schepper, de Alwetende. ~ 375 15, 92 | 92. Bij uw Heer, Wij zullen hen voorzeker 376 15, 98 | 98. Maar verheerlijk uw Heer met de lof die Hem toekomt 377 15, 99 | 99. En aanbid uw Heer totdat de dood u bereikt. ~~ 378 16, 7 | bereiken. Voorzeker, uw Heer is Liefderijk, Genadevol. ~ 379 16, 24 | wordt gezegd: "Wat heeft uw Heer geopenbaard?", zeggen zij: " 380 16, 30 | handelden gezegd: "Wat heeft uw Heer geopenbaard?", dan zullen 381 16, 33 | of dat het gebod van uw Heer zal worden uitgevoerd. Degenen, 382 16, 42 | en hun vertrouwen in hun Heer stellen. ~ 383 16, 47 | ten onder zal brengen? Uw Heer is inderdaad Medelijdend, 384 16, 50 | 50. Zij vrezen hun Heer boven hen en doen wat hun 385 16, 54 | uwer andere (Goden) met hun Heer. ~ 386 16, 68 | 68. En uw Heer heeft de bij bezield, (zeggende): " 387 16, 69 | onderdanig de wegen van uw Heer." Er komt uit hun buik een 388 16, 86 | zullen zij zeggen: "Onze Heer, dezen zijn onze goden, 389 16, 99 | en die vertrouwen in hun Heer stellen. ~ 390 16, 102| heiligheid heeft het van uw Heer met waarheid nedergebracht, 391 16, 110| 110. Dan is uw Heer voorzeker voor degenen die 392 16, 119| 119. Uw Heer is voorzeker - voor degenen 393 16, 124| Dag der Opstanding zal uw Heer voorzeker onder hen rechten 394 16, 125| Roep tot de weg van uw Heer met wijsheid en goede raad 395 16, 125| gepaste wijze. Voorzeker uw Heer weet het beste wie van Zijn 396 17, 8 | 8. "Het kan zijn dat uw Heer u barmhartigheid zal tonen; 397 17, 12 | overvloed moogt zoeken van uw Heer en opdat gij de jaren kunt 398 17, 17 | Voldoende kent en ziet uw Heer de zonden van Zijn dienaren. ~ 399 17, 20 | onze gaven. De gaven van uw Heer zijn niet beperkt. ~ 400 17, 23 | 23. Uw Heer heeft u bevolen, zeggende: " 401 17, 24 | erbarming. En zeg: "Mijn Heer, ontferm u over hen daar 402 17, 25 | 25. Uw Heer weet het best, wat in uw 403 17, 27 | is ondankbaar jegens zijn Heer. ~ 404 17, 28 | de barmhartigheid van uw Heer waarop gij hoopt, spreek 405 17, 30 | 30. Voorwaar, uw Heer vergroot en beperkt het 406 17, 38 | verwerpelijk in de ogen van uw Heer. ~ 407 17, 39 | 39. Dit is hetgeen uw Heer u van de wijsheid heeft 408 17, 40 | 40. Heeft dan uw Heer u bevoorrecht met zonen 409 17, 42 | weg hebben gezocht naar de Heer van de Troon. ~ 410 17, 46 | wanneer gij in de Koran uw Heer - de Enige - noemt, wenden 411 17, 54 | 54. Uw Heer kent u het best. Indien 412 17, 55 | 55. En uw Heer kent het best al hetgeen 413 17, 57 | 57. Zij roepen zelf hun Heer aan, Zijn nabijheid zoekend, 414 17, 57 | Voorwaar, de straf van uw Heer dient te worden gevrees??. ~ 415 17, 60 | u zeiden: "Voorzeker, uw Heer heeft het volk in Zijn hand." 416 17, 65 | hebben. En voldoende is uw Heer als Beschermer. ~ 417 17, 66 | 66. Uw Heer is Hij Die de schepen voor 418 17, 79 | Waarschijnlijk zal uw Heer u een verheven rang verschaffen. ~ 419 17, 80 | 80. En zeg: "O mijn Heer, laat mijn intrede een goede 420 17, 84 | zijn eigen wijze maar uw Heer weet het goed, wie op het 421 17, 85 | Geest is op bevel van mijn Heer: en er is u slechts een 422 17, 87 | een barmhartigheid van uw Heer, voorwaar, Zijn genade jegens 423 17, 93 | Zeg: "Glorie zij mijn Heer: ik ben slechts mens en 424 17, 100| barmhartigheid van mijn Heer bezat zoudt gij ze zeker 425 17, 102| dat niemand anders dan de Heer der Hemelen en der aarde 426 17, 108| zeggen: "Glorie zij onze Heer. De belofte van onze Heer 427 17, 108| Heer. De belofte van onze Heer moest worden vervuld." ~ 428 18, 10 | Spelonk, zeiden zij: "Onze Heer, verleen ons Uw genade en 429 18, 13 | waren jongelingen die in hun Heer geloofden en Wij gaven hun 430 18, 14 | opstonden en zeiden: "Onze Heer is de Heer der hemelen en 431 18, 14 | zeiden: "Onze Heer is de Heer der hemelen en der aarde. 432 18, 16 | toevlucht tot de Spelonk en uw Heer zal Zijn barmhartigheid 433 18, 21 | gedenkteken voor hen op." Hun Heer weet wat het beste is. Degenen, 434 18, 22 | was hun hond." Zeg: "Mijn Heer kent hun getal het beste. 435 18, 24 | het vergeet, gedenk dan uw Heer en zeg: "Ik hoop, dat mijn 436 18, 24 | zeg: "Ik hoop, dat mijn Heer mij nog dichter dan thans 437 18, 27 | verkondig hetgeen u door Uw Heer is geopenbaard in het Boek. 438 18, 28 | Blijf bij degenen die hun Heer 's morgens en 's avonds 439 18, 29 | Het is de waarheid van uw Heer: laat daarom geloven die 440 18, 36 | komen. Indien ik tot mijn Heer word teruggebracht, zal 441 18, 38 | betreft, het is Allah Die mijn Heer is, ik zal niemand met mijn 442 18, 38 | ik zal niemand met mijn Heer vereenzelvigen." ~ 443 18, 40 | Waarschijnlijk zal mijn Heer mij iets beters geven dan 444 18, 42 | ik maar niemand met mijn Heer vereenzelvigd." ~ 445 18, 46 | werken, zijn beter bij uw Heer tot beloning en hoop. ~ 446 18, 48 | zij zullen in rijen tot uw Heer worden gebracht. (Hij zal 447 18, 49 | deden voor zich zien en uw Heer zal niemand onrecht aandoen. ~ 448 18, 50 | ongehoorzaam aan het gebod van zijn Heer. Zult gij hem en zijn nageslacht 449 18, 55 | leiding tot hen komt en hun Heer vergiffenis te vragen, dan ( 450 18, 57 | aan de tekenen van zijn Heer, doch zich er van afwendt 451 18, 58 | 58. Doch uw Heer is Vergevensgezind, Barmhartig. 452 18, 81 | Derhalve wensten wij dat hun Heer hun in zijn plaats een ander 453 18, 82 | derhalve behaagde het uw Heer dat zij volwassen zouden 454 18, 82 | opgraven als een genade van uw Heer, en dit alles deed ik niet 455 18, 87 | worden teruggebracht tot zijn Heer die hem straffen zal met 456 18, 95 | De macht waarmee mijn Heer mij heeft bekleed is beter, 457 18, 98 | Dit is een genade van mijn Heer. Maar wanneer de belofte 458 18, 98 | wanneer de belofte van mijn Heer vervuld zal worden, zal 459 18, 98 | En de belofte van mijn Heer is werkelijkheid, ~ 460 18, 105| het die de tekenen van hun Heer en de ontmoeting met Hem 461 18, 109| voor de Woorden van mijn Heer, zo zou de oceaan zijn uitgeput 462 18, 109| eer de Woorden van mijn Heer ten einde komen - zelfs 463 18, 110| op de ontmoeting met zijn Heer hoopt, goede daden verrichten 464 18, 110| bij de aanbidding van zijn Heer niemand anders met Hem vereenzelvigen." ~~ 465 19, 2 | de barmhartigheid van uw Heer, betoond aan Zijn dienaar, 466 19, 3 | 3. Toen hij zijn Heer in het verborgene aanriep, ~ 467 19, 4 | 4. Zeide hij: "Mijn Heer, het gebeente in mij is 468 19, 4 | ben ik niet wanhopig, mijn Heer, bij mijn aanroep tot U." ~ 469 19, 6 | zijn. En maak hem, mijn Heer, U welgevallig." ~ 470 19, 8 | 8. Hij zeide: "Mijn Heer, hoe kan mij een zoon geworden, 471 19, 9 | Hij zeide: "Het zij zo, Uw Heer zegt: 'Het is gemakkelijk 472 19, 10 | 10. Hij zeide: "Mijn Heer, geef mij een teken." (God) 473 19, 19 | een boodschapper van uw Heer opdat ik u een reine zoon 474 19, 21 | zeide: "Het is zo naar uw Heer zegt, 'het is gemakkelijk 475 19, 24 | zeggende: "Treur niet. Uw Heer heeft een beekje aan uw 476 19, 36 | Voorwaar, Allah is mijn Heer en uw Heer. Aanbidt Hem 477 19, 36 | Allah is mijn Heer en uw Heer. Aanbidt Hem derhalve, dit 478 19, 47 | Vrede zij met u. Ik zal mijn Heer om vergiffenis voor u smeken. 479 19, 48 | aanroept, en ik zal tot mijn Heer bidden; waarschijnlijk zal 480 19, 48 | ik in mijn gebed tot mijn Heer niet worden teleurgesteld." ~ 481 19, 55 | aalmoezen aan te bevelen en zijn Heer had welbehagen in hem. ~ 482 19, 64 | slechts neder op bevel van uw Heer. Aan Hem behoort al hetgeen 483 19, 64 | hetgeen er tussen ligt; en uw Heer vergeet nimmer." ~ 484 19, 65 | 65. Hij is de Heer der hemelen en der aarde 485 19, 68 | 68. En bij uw Heer, Wij zullen hen en de duivelen 486 19, 71 | komen - dit is een door uw Heer vastgesteld besluit. ~ 487 19, 76 | de beste toevlucht bij uw Heer. ~ 488 20, 12 | 12. "Voorwaar, Ik ben uw Heer, ontdoe u van uw schoeisel; 489 20, 25 | 25. Hij zeide: "Mijn Heer, verruim mijn borst," ~ 490 20, 45 | Zij antwoordden: "Onze Heer, wij vrezen dat hij tegenover 491 20, 47 | de boodschappers van uw Heer; laat derhalve de kinderen 492 20, 47 | een teken gebracht van uw Heer; vrede rust op hem die de 493 20, 49 | Pharao zeide: "Wie is uw Heer, o Mozes?" ~ 494 20, 50 | 50. Hij antwoordde: "Onze Heer is Hij, Die aan alles een 495 20, 52 | kennis daarvan is bij mijn Heer in een Boek. Mijn Heer dwaalt, 496 20, 52 | mijn Heer in een Boek. Mijn Heer dwaalt, noch vergeet," zeide 497 20, 70 | zeiden: "Wij geloven in de Heer van Aäron en Mozes." ~ 498 20, 73 | wij hebben geloofd in onze Heer opdat Hij ons onze zonden 499 20, 74 | Voorwaar hij die tot zijn Heer komt als schuldige, hem 500 20, 84 | mij tot U gehaast, Mijn Heer, opdat Gij welbehagen in


1-500 | 501-997

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License