1-500 | 501-997
bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
1 Voo | Genadevolle.~Geprezen zij Allah de Heer der hemelen en der aarde. ~
2 Voo | Dr K. H. E. de Jong en de Heer Abdullah van Onck, van de
3 Voo | Alle lof komt Allah toe de Heer der Werelden."~'s-Gravenhage.
4 1, 2 | Alle lof zij Allah, de Heer der Werelden. ~
5 2, 5 | die de leiding van hun Heer volgen en dezen zullen slagen. ~
6 2, 21 | O gij mensen, aanbidt uw Heer, die u en degenen, die vóór
7 2, 26 | dit de Waarheid van hun Heer is, terwijl degenen, die
8 2, 30 | 30. En toen uw Heer tot de engelen zeide: "Ik
9 2, 37 | enkele woorden van zijn Heer. Zo schonk Hij hem vergiffenis;
10 2, 46 | zeker van zijn, dat zij hun Heer zullen ontmoeten en dat
11 2, 49 | zware beproeving van uw Heer. ~
12 2, 61 | bid daarom voor ons tot uw Heer, dat Hij van hetgeen op
13 2, 62 | zullen hun beloning bij hun Heer ontvangen en er zal geen
14 2, 68 | zeiden: "Bid voor ons tot uw Heer, opdat Hij het ons duidelijk
15 2, 69 | zeiden: "Bid voor ons tot uw Heer, dat Hij het ons duidelijk
16 2, 70 | zeiden: "Bid voor ons tot uw Heer, dat Hij ons mededele, hoe
17 2, 76 | kunnen redetwisten voor uw Heer." Wilt gij dan niet begrijpen? ~
18 2, 105| nedergezonden wordt van uw Heer; maar Allah kiest voor Zijn
19 2, 105| wie Hij wil en Allah is de Heer van grote genade. ~
20 2, 112| zal zijn beloning bij zijn Heer hebben. Vrees noch droefheid
21 2, 124| 124. En toen Abrahams Heer hem met zekere opdrachten
22 2, 126| toen Abraham bad: "Mijn Heer, maak deze plaats toch tot
23 2, 127| Huis optrokken, biddende: "Heer, aanvaard dit van ons, want
24 2, 128| 128. Heer, maak ons beiden aan U onderdanig
25 2, 129| 129. Heer, doe onder hen een boodschapper
26 2, 131| 131. Toen zijn Heer tot hem zeide: "Onderwerp
27 2, 131| hij: "Ik heb mij aan de Heer der Werelden onderworpen". ~
28 2, 136| profeten werd gegeven door hun Heer. Wij maken geen onderscheid
29 2, 139| omtrent Allah, terwijl Hij uw Heer en onze Heer is? En voor
30 2, 139| terwijl Hij uw Heer en onze Heer is? En voor ons zijn onze
31 2, 144| dit de Waarheid is van hun Heer; Allah is niet achteloos
32 2, 147| 147. De Waarheid is van uw Heer, schaar u daarom niet onder
33 2, 149| inderdaad de Waarheid van uw Heer. En Allah is niet achteloos
34 2, 157| de barmhartigheid van hun Heer rusten en dezen zijn het,
35 2, 178| en barmhartigheid van uw Heer. Wie daarna overtreedt,
36 2, 198| gij de overvloed van uw Heer zoekt. Maar, wanneer gij
37 2, 200| mensen, die zeggen: "Onze Heer, schenk ons (veel) in deze
38 2, 201| Sommigen hunner zeggen: "Onze Heer, schenk ons het goede in
39 2, 248| waarin de kalmte van uw Heer zal zijn, het beste van
40 2, 250| ontmoeten, zeiden zij: "Onze Heer, stort geduld over ons uit
41 2, 258| die met Abraham over zijn Heer redetwistte, omdat Allah
42 2, 258| Toen Abraham zeide: "Mijn Heer is Hij, die het leven geeft
43 2, 260| toen Abraham zeide: "Mijn Heer, toon mij, hoe Gij de doden
44 2, 262| hen is er beloning bij hun Heer en zij zullen geen vrees
45 2, 274| ontvangen hun beloning van hun Heer; zij zullen niet vrezen,
46 2, 275| daarom een vermaning van zijn Heer krijgt en er mee ophoudt,
47 2, 277| hun beloning is bij hun Heer en voor hen is geen vrees,
48 2, 282| en hij moet Allah, zijn Heer vrezen en niets daaraan
49 2, 283| teruggeven en laat hem Allah zijn Heer vrezen. Verbergt geen getuigenis;
50 2, 285| in hetgeen hem van zijn Heer is geopenbaard en ook de
51 2, 285| gehoord en gehoorzaamd, Heer, wij vragen U vergiffenis
52 2, 286| wat zij verdient. "Onze Heer, straf ons niet als wij
53 2, 286| een fout hebben begaan, Heer, en belast ons niet, zoals
54 2, 286| waren hebt belast; onze Heer belast ons niet met datgene,
55 3, 4 | ontvangen; Allah is machtig, de Heer der Vergelding. ~
56 3, 7 | het geheel is van onze Heer"; en niemand trekt er lering
57 3, 8 | 8. "Onze Heer, laat ons hart niet afdwalen
58 3, 9 | 9. Onze Heer, Gij zijt het, Die de mensen
59 3, 15 | zijn er tuinen bij hun Heer, waar doorheen rivieren
60 3, 16 | 16. Hen die zeggen: "Onze Heer, voorzeker hebben wij geloofd,
61 3, 26 | 26. Zeg: "O, Allah, Heer van het Koninkrijk, Gij
62 3, 36 | verlost was, zeide zij: "Mijn Heer, ik ben verlost van een
63 3, 37 | 37. Daarom nam haar Heer haar (Maria) met welbehagen
64 3, 38 | Toen bad Zacharia tot zijn Heer: "Mijn Heer geef mij een
65 3, 38 | Zacharia tot zijn Heer: "Mijn Heer geef mij een rein nageslacht;
66 3, 40 | 40. Hij zeide: "Heer, hoe zal er een zoon voor
67 3, 41 | 41. Hij zeide: "Heer, geef mij een teken." Hij
68 3, 41 | zult spreken. Gedenk uw Heer vaak en verheerlijk Hem '
69 3, 43 | 43. "O, Maria, wees uw Heer gehoorzaam en werp u neder
70 3, 47 | 47. Zij zeide: "Heer, hoe zal ik een zoon hebben,
71 3, 49 | tot u met een teken van uw Heer; ik zal u uit klei de vorm
72 3, 50 | tot u met een teken van uw Heer bevestigende wat vóór mij
73 3, 51 | Voorzeker, Allah is mijn Heer en uw Heer; aanbidt Hem
74 3, 51 | Allah is mijn Heer en uw Heer; aanbidt Hem daarom, dit
75 3, 53 | 53. "Onze Heer, wij geloven in hetgeen
76 3, 60 | 60. De waarheid is van uw Heer, behoort daarom niet tot
77 3, 73 | met u redetwisten bij uw Heer." Zeg: "Genade is in Allah'
78 3, 74 | wie Hij wil. Allah is de Heer van grote genade. ~
79 3, 79 | Weest aanbidders van de Heer, daar gij het Boek onderwijst
80 3, 84 | en de profeten door hun Heer werd gegeven. Wij maken
81 3, 124| genoeg voor u zijn, dat uw Heer u met drie duizend nedergezonden
82 3, 125| vaart aanvallen, zal uw Heer u met vijf duizend nedergezonden
83 3, 133| vragen om vergiffenis van uw Heer en om het paradijs, welks
84 3, 136| loon vergiffenis is van hun Heer; in tuinen waar doorheen
85 3, 146| talrijke aanbidders van de Heer streden. Zij verslapten
86 3, 147| woord was slechts: "Onze Heer, vergeef ons onze zonden
87 3, 169| zij zijn levend en bij hun Heer worden hun gaven geschonken. ~
88 3, 174| welbehagen; en Allah is de Heer van grote overvloed. ~
89 3, 191| der aarde, zeggende: "Onze Heer, Gij hebt dit niet tevergeefs
90 3, 192| 192. Onze Heer, wie Gij het Vuur doet ingaan,
91 3, 193| 193. Onze Heer, wij hebben een prediker
92 3, 193| het geloof: 'Gelooft in de Heer' en wij hebben geloofd.
93 3, 193| wij hebben geloofd. Onze Heer, vergeef ons daarom onze
94 3, 194| 194. Onze Heer, schenk ons hetgeen Gij
95 3, 195| 195. En hun Heer verhoorde hen, zeggende: "
96 3, 198| 198. Maar zij, die hun Heer vrezen, zullen tuinen hebben,
97 3, 199| die hun beloning bij hun Heer zullen ontvangen. Voorzeker,
98 4, 1 | O, gij mensen, vreest uw Heer, Die u van één enkele ziel
99 4, 65 | 65. Maar neen, bij uw Heer, zij zullen geen gelovigen
100 4, 75 | kinderen - die zeggen: "Onze Heer, neem ons uit deze stad
101 4, 77 | erger en zij zeggen: "Onze Heer, waarom hebt Gij ons het
102 4, 170| inderdaad met waarheid van uw Heer gekomen, gelooft daarom;
103 4, 174| bewijs is inderdaad van uw Heer tot u gekomen en Wij hebben
104 5, 2 | begeven om genade van hun Heer en Zijn welbehagen te zoeken.
105 5, 23 | mannen van degenen die hun Heer vreesden en wie Allah Zijn
106 5, 24 | in zijn. Gaat gij en uw Heer en strijdt - wij blijven
107 5, 25 | 25. Hij zeide: "Mijn Heer, ik heb macht over niemand
108 5, 28 | doden. Ik vrees Allah, de Heer der Werelden. ~
109 5, 64 | wil. En hetgeen u van uw Heer is nedergezonden zal velen
110 5, 66 | Evangelie en hetgeen hun van hun Heer is nedergezonden, in acht
111 5, 67 | verkondig hetgeen u van uw Heer is geopenbaard en indien
112 5, 68 | Evangelie en hetgeen u van uw Heer is nedergezonden, onderhoudt.
113 5, 68 | waarlijk, hetgeen u van uw Heer is nedergezonden zal velen
114 5, 72 | aanbidt Allah, Die mijn Heer en uw Heer is." Gewis, voor
115 5, 72 | Allah, Die mijn Heer en uw Heer is." Gewis, voor hem die
116 5, 83 | herkend. Zij zeggen: "Onze Heer, wij geloven. Reken ons
117 5, 84 | geloven en begeren dat onze Heer ons onder de rechtvaardige
118 5, 112| Jezus, zoon van Maria, is uw Heer bij machte, ons een (met
119 5, 114| Maria, zeide: "O Allah, onze Heer, zend ons een (met voedsel)
120 5, 117| geboden: "Aanbidt Allah, mijn Heer en uw Heer." En ik was getuige
121 5, 117| Aanbidt Allah, mijn Heer en uw Heer." En ik was getuige van
122 6, 1 | ongelovigen gelijken naast hun Heer. ~
123 6, 4 | komt van de tekenen van hun Heer geen teken tot hen of zij
124 6, 15 | Ik vrees, als ik mijn Heer niet gehoorzaam, de straf
125 6, 23 | zeggen: "Bij Allah, onze Heer; wij waren geen afgodendienaren." ~
126 6, 27 | wij de tekenen van onze Heer niet meer verloochenen en
127 6, 30 | zien, wanneer zij voor hun Heer zullen worden gebracht,
128 6, 30 | antwoorden: "Ja zeker, bij onze Heer." Hij zal zeggen: "Ondergaat
129 6, 37 | hem geen teken van zijn Heer nedergezonden?" Zeg: "Voorzeker,
130 6, 38 | Dan zullen zij tot hun Heer tezamen worden gebracht. ~
131 6, 45 | Alle lof komt Allah toe, de Heer der Werelden. ~
132 6, 51 | vrezen, dat zij tot hun Heer worden verzameld, dat zij
133 6, 52 | verdrijf niet degenen die hun Heer morgen en avond aanroepen,
134 6, 54 | zeg dan: "Vrede zij u." Uw Heer heeft barmhartigheid op
135 6, 57 | op de rechte weg van mijn Heer en gij verloochent die.
136 6, 62 | zij tot Allah, hun ware Heer teruggebracht. Voorzeker,
137 6, 71 | is ons bevolen ons aan de Heer der Werelden te onderwerpen." ~
138 6, 76 | Hij zeide: "Dit is mijn Heer." Maar toen zij onderging,
139 6, 77 | zeide hij: "Dit is mijn Heer." Maar toen zij onderging
140 6, 77 | onderging zeide hij: "Had mijn Heer mij niet geleid dan zou
141 6, 78 | zeide hij: "Dit is mijn Heer. Dit is de grootste" Maar
142 6, 80 | vereenzelvigt niet, tenzij mijn Heer iets wenst. Mijn Heer omvat
143 6, 80 | mijn Heer iets wenst. Mijn Heer omvat alle dingen in Zijn
144 6, 83 | Wij willen. Voorzeker, Uw Heer is Alwijs, Alwetend. ~
145 6, 102| 102. Zo is Allah, uw Heer. Er is geen God naast Hem, (
146 6, 104| inderdaad bewijzen van uw Heer tot u gekomen, wie dus ziet
147 6, 106| Volg, hetgeen u van uw Heer is geopenbaard: er is geen
148 6, 108| Dan zullen zij tot hun Heer terugkeren en Hij zal hen
149 6, 112| te bedriegen - en als uw Heer had gewild, zouden zij het
150 6, 114| gaven weten dat het van uw Heer is nedergezonden met de
151 6, 115| 115. En het woord van uw Heer is in waarheid en rechtvaardigheid
152 6, 117| 117. Voorzeker, uw Heer weet het beste wie van Zijn
153 6, 119| zonder kennis. Waarlijk, uw Heer kent de overtreders het
154 6, 126| rechtleidende pad van uw Heer. Wij hebben de tekenen inderdaad
155 6, 127| Vrede (het Paradijs) bij hun Heer en Hij is hun Vriend, wegens
156 6, 128| mensen zullen zeggen: "Onze Heer, wij hebben van elkander
157 6, 128| behagen." Voorzeker, uw Heer is Alwijs, Alwetend. ~
158 6, 131| 131. Dit komt, omdat uw Heer de steden niet onrechtvaardig
159 6, 132| overeenkomstig hetgeen zij doen en uw Heer is niet onopmerkzaam jegens
160 6, 133| 133. En uw Heer is Onafhankelijk, Barmhartig.
161 6, 145| de grens overschrijdt: uw Heer is dan voorzeker Vergevensgezind,
162 6, 147| u verloochenen zeg: "Uw Heer is de Heer der alomvattende
163 6, 147| verloochenen zeg: "Uw Heer is de Heer der alomvattende Barmhartigheid
164 6, 150| en die medegoden aan hun Heer toeschrijven. ~
165 6, 151| zal u verkondigen, wat uw Heer heeft verboden;" n.l. dat
166 6, 154| in de ontmoeting van hun Heer mochten geloven. ~
167 6, 157| en barmhartigheid van uw Heer tot u gekomen. Wie is onrechtvaardiger
168 6, 158| zouden komen, of dat hun Heer zou verschijnen of dat enige
169 6, 158| enige der tekenen van uw Heer zouden plaatshebben? Op
170 6, 158| enige der tekenen van uw Heer zullen verschijnen, zal
171 6, 161| Wat mij betreft, mijn Heer heeft mij op het rechte
172 6, 162| zijn gewijd aan Allah, de Heer der Werelden." ~
173 6, 164| Zeg: "Zal ik een andere Heer begeren buiten Allah, terwijl
174 6, 164| buiten Allah, terwijl Hij de Heer aller dingen is?" En geen
175 6, 164| zal uw terugkeer tot uw Heer zijn en Hij zal u verklaren,
176 6, 165| beproeven. Voorzeker, uw Heer is vlug in het straffen
177 7, 3 | Volgt hetgeen u van uw Heer is nedergezonden en volgt
178 7, 20 | verborgen was, en zeide: "Uw Heer heeft u deze boom alleen
179 7, 22 | bladeren uit de tuin. En hun Heer riep hen en zeide: "Verbood
180 7, 23 | Zij antwoordden: "Onze Heer, wij hebben onszelf onrecht
181 7, 29 | 29. Zeg: "Mijn Heer heeft rechtvaardigheid bevolen.
182 7, 33 | 33. Zeg: "Mijn Heer heeft slechte daden, hetzij
183 7, 38 | hunner zullen zeggen: "Onze Heer, dezen deden ons dwalen,
184 7, 43 | De boodschappers van onze Heer brachten inderdaad de waarheid."
185 7, 44 | bevonden waar te zijn, wat onze Heer ons beloofde. Hebt gij ook
186 7, 44 | bevonden, waar te zijn wat uw Heer u beloofde?" Zij zullen
187 7, 47 | zullen zij zeggen: "Onze Heer, plaats ons niet onder het
188 7, 53 | De boodschappers van onze Heer brachten inderdaad de waarheid,
189 7, 54 | 54. Voorzeker, uw Heer is Allah, Die de hemelen
190 7, 54 | gebod. Gezegend is Allah, de Heer der Werelden. ~
191 7, 55 | 55. Roept uw Heer in nederigheid en in het
192 7, 58 | door het gebod van zijn Heer - en hetgeen slecht is levert
193 7, 61 | een boodschapper van de Heer der Werelden." ~
194 7, 62 | de boodschappen van mijn Heer over en geef u oprechte
195 7, 63 | er een aanmaning van uw Heer tot u is gekomen door een
196 7, 67 | een boodschapper van de Heer der Werelden." ~
197 7, 68 | breng u de woorden van mijn Heer en ik ben voor u een eerlijke
198 7, 69 | een waarschuwing van uw Heer tot u is gekomen door een
199 7, 71 | Straf en toorn van uw Heer hebben u reeds getroffen.
200 7, 73 | duidelijk bewijs van uw Heer tot u gekomen; deze kamelin
201 7, 75 | dat Salih een door zijn Heer gezondene is?" Zij antwoordden: "
202 7, 77 | overtraden het gebod van hun Heer en zeiden: "O, Salih, breng
203 7, 79 | u de boodschap van mijn Heer en bood u oprechte raad
204 7, 85 | een duidelijk teken van uw Heer tot u gekomen. Geeft daarom
205 7, 89 | behalve, wanneer Allah, onze Heer, dit zou willen. Onze Heer
206 7, 89 | Heer, dit zou willen. Onze Heer omvat alle dingen in Zijn
207 7, 89 | gelegd. Oordeel daarom, onze Heer, tussen ons en ons volk
208 7, 93 | inderdaad de boodschap van mijn Heer overgebracht en ik gaf u
209 7, 104| een boodschapper van de Heer der Werelden." ~
210 7, 105| een duidelijk teken van uw Heer tot u gekomen; zend daarom
211 7, 121| zeiden: "Wij geloven in de Heer der Werelden." ~
212 7, 122| 122. "De Heer van Mozes en Aäron." ~
213 7, 125| zullen voorzeker naar onze Heer terugkeren." ~
214 7, 126| wij in de tekenen van onze Heer hebben geloofd toen zij
215 7, 126| ons getoond werden. Onze Heer, stort standvastigheid over
216 7, 129| Waarschijnlijk gaat uw Heer uw vijand vernietigen en
217 7, 134| Mozes, bid voor ons tot uw Heer, zoals Hij u heeft beloofd.
218 7, 137| genadevolle woord van uw Heer werd voor de kinderen Israëls
219 7, 141| zware beproeving van uw Heer. ~
220 7, 142| de periode, die door zijn Heer was vastgesteld tot veertig
221 7, 143| vastgestelde tijd kwam en zijn Heer tot hem sprak, zeide hij: "
222 7, 143| sprak, zeide hij: "Mijn Heer, toon U aan mij, opdat ik
223 7, 143| kunnen zien." En toen zijn Heer Zich op de berg openbaarde,
224 7, 149| hadden, zeiden zij: "Als onze Heer ons geen barmhartigheid
225 7, 150| gehaast vóór het gebod van uw Heer?" En hij legde de tafelen
226 7, 151| Hij (Mozes) zeide: "Mijn Heer, vergeef mij en mijn broeder
227 7, 152| aanbaden zal de toorn van hun Heer en de vernedering in het
228 7, 153| en geloven, voorzeker uw Heer is dan Vergevensgezind,
229 7, 154| geschrift voor degenen, die hun Heer vrezen. ~
230 7, 155| achterhaalde, zeide hj: "Mijn Heer, als het U had behaagd,
231 7, 164| verontschuldiging tegenover uw Heer en opdat zij rechtvaardig
232 7, 167| En toen verkondigde uw Heer dat Hij dezulken zou zenden,
233 7, 167| Opstanding. Voorzeker, uw Heer is vlug in vergelding en
234 7, 172| 172. En toen uw Heer van Adams kinderen een nageslacht
235 7, 172| over henzelf: "Ben ik uw Heer niet?" antwoordden zij: "
236 7, 187| daarvan is slechts bij mijn Heer. Niemand dan Hij kan het
237 7, 189| zij beiden tot Allah hun Heer: "Als Gij ons een goed kind
238 7, 203| alleen hetgeen mij van mijn Heer wordt geopenbaard." Dit
239 7, 203| zijn de bewijzen van uw Heer en een leiding en een barmhartigheid
240 7, 205| 205. En gedenk uw Heer, 's morgens en 's avonds
241 7, 206| degenen die dicht bij uw Heer zijn wenden zich niet met
242 8, 2 | geloof toenemen en op hun Heer vertrouwen. ~
243 8, 4 | hen zijn graden bij hun Heer, vergiffenis en een waardige
244 8, 5 | 5. Toen uw Heer u in waarheid van uw huis
245 8, 9 | Toen gij de hulp van uw Heer afsmeektet en Hij u antwoordde: "
246 8, 12 | 12. Toen uw Heer aan de engelen openbaarde: "
247 8, 29 | en u vergeven; Allah is Heer van grote Genade. ~
248 8, 54 | verloochenden de tekenen van hun Heer daarom vernietigden Wij
249 9, 21 | 21. Hun Heer geeft hun blijde tijdingen
250 9, 129| vertrouwen want Hij is de Heer van de grote heerschappij." ~~
251 10, 2 | zij een ware rang bij hun Heer zullen hebben"? De ongelovigen
252 10, 3 | 3. Voorwaar, Allah is uw Heer, Die de hemelen en de aarde
253 10, 3 | goedkeuring. Dit is Allah, uw Heer, aanbidt Hem daarom. Wilt
254 10, 4 | is de ware belofte van uw Heer. Voorzeker, Hij begint de
255 10, 9 | en goede werken doen, hun Heer zal hen wegens hun geloof
256 10, 10 | Alle lof komt Allah toe, de Heer der Werelden." ~
257 10, 15 | Voorzeker, ik vrees, als ik mijn Heer niet gehoorzaam, de straf
258 10, 19 | en ware het Woord van uw Heer niet uitgegaan, voorzeker
259 10, 20 | is er geen teken van zijn Heer tot hem (de profeet) nedergezonden?"
260 10, 32 | 32. Zo is Allah, uw ware Heer. Wat is er buiten de waarheid
261 10, 33 | Zo is het woord van uw Heer bewaarheid tegen degenen,
262 10, 37 | uiteenzetting van de Wet door de Heer der Werelden, daaraan is
263 10, 40 | er niet in geloven en uw Heer kent de onruststokers goed. ~
264 10, 53 | waarheid?" Zeg: "Ja, bij mijn Heer, het is zeker waar en gij
265 10, 57 | O mensdom! Er is van uw Heer een vermaning tot u gekomen
266 10, 61 | verdiept. Er is voor uw Heer zelfs geen gewicht van een
267 10, 85 | vertrouwen in Allah: Onze Heer, maak ons niet tot voorwerp
268 10, 88 | 88. En Mozes zeide: "Onze Heer, Gij hebt Pharao en zijn
269 10, 88 | geschonken, zodat zij, Onze Heer, van Uw pad afleiden. Onze
270 10, 88 | van Uw pad afleiden. Onze Heer, vernietig hun bezittingen
271 10, 93 | hen kwam. Voorzeker, uw Heer zal op de Dag der Opstanding
272 10, 94 | Inderdaad, de waarheid is van uw Heer tot u gekomen; behoor daarom
273 10, 96 | tegen wie het woord van uw Heer van kracht is geworden,
274 10, 99 | 99. En indien uw Heer had gewild, zouden allen
275 10, 108| nu is de waarheid van uw Heer tot u gekomen. Wie daarom
276 11, 3 | vraagt vergiffenis aan uw Heer en wendt u tot Hem, Hij
277 11, 17 | duidelijk bewijs van zijn Heer bezit en wie een groot getuige
278 11, 17 | dit is de waarheid van uw Heer, maar de meeste mensen willen
279 11, 18 | Zulken zullen voor hun Heer worden gebracht en de getuigen
280 11, 18 | zijn degenen die tegen hun Heer logen." Ziet toe! de vloek
281 11, 23 | werken verrichten en die hun Heer gehoorzamen, zijn de bewoners
282 11, 28 | duidelijk bewijs van mijn Heer beroep en Hij mij grote
283 11, 29 | zij zullen voorzeker hun Heer ontmoeten. Maar ik beschouw
284 11, 34 | te vernietigen. Hij is uw Heer en tot Hem zult gij worden
285 11, 41 | vaart en haar ankeren. Mijn Heer is voorzeker Vergevensgezind,
286 11, 45 | 45. En Noach riep zijn Heer aan en zeide: "Mijn Heer,
287 11, 45 | Heer aan en zeide: "Mijn Heer, mijn zoon is voorwaar van
288 11, 47 | 47. Hij zeide: "Mijn Heer, ik zoek mijn toevlucht
289 11, 52 | vraag vergiffenis van uw Heer, wend u daarna tot Hem,
290 11, 56 | Allah gesteld, Die mijn Heer en uw Heer is. Er is geen
291 11, 56 | gesteld, Die mijn Heer en uw Heer is. Er is geen schepsel,
292 11, 56 | Zijn macht. Voorzeker, mijn Heer is op het rechte pad." ~
293 11, 57 | gezonden medegedeeld, en mijn Heer zal een ander volk uw plaats
294 11, 57 | niet deren. Voorzeker, mijn Heer is Bewaker over alle dingen." ~
295 11, 59 | verloochenden de tekenen van hun Heer en gehoorzaamden Zijn boodschappers
296 11, 60 | Ziet! de Aad verwierpen hun Heer. Ziet! vervloekt zij de
297 11, 61 | tot Hem. Voorwaar, mijn Heer is nabij, Verhorende." ~
298 11, 63 | duidelijk bewijs van mijn Heer heb ontvangen en Hij mij
299 11, 66 | van die dag. Voorzeker, uw Heer is Sterk, Almachtig. ~
300 11, 68 | de Samoed verwierpen hun Heer; ziet! vervloekt zij de
301 11, 76 | hiervan af. Het gebod van uw Heer is uitgegaan en een onafwendbare
302 11, 81 | de boodschappers van uw Heer, zij zullen u stellig niet
303 11, 83 | volgens de verordening van uw Heer waren gemerkt. En zulk een
304 11, 88 | duidelijk bewijs van mijn Heer heb en Hij mij een goede
305 11, 90 | zoek vergiffenis van uw Heer en bekeer u tot Hem. Voorwaar,
306 11, 90 | tot Hem. Voorwaar, mijn Heer is Genadig, Liefdevol." ~
307 11, 92 | verworpen. Voorzeker, mijn Heer omvat al hetgeen gij doet." ~
308 11, 101| niet toen het gebod van uw Heer kwam; zij voegden hun slechts
309 11, 102| 102. Zo is de greep van uw Heer, wanneer Hij de steden grijpt,
310 11, 107| uitzondering van hetgeen uw Heer moge behagen. Zeker, uw
311 11, 107| moge behagen. Zeker, uw Heer brengt teweeg wat Hij wil. ~
312 11, 108| uitzondering van hetgeen uw Heer moge behagen, een gave,
313 11, 110| een woord dat reeds van uw Heer was uitgegaan de zaak zou
314 11, 111| 111. En uw Heer zal hen allen naar hun werken
315 11, 117| 117. Uw Heer zal de steden niet onrechtvaardig
316 11, 118| 118. En indien uw Heer had gewild, zou Hij het
317 11, 119| uitzondering van degenen, die uw Heer barmhartigheid heeft betoond -
318 11, 119| maar het woord van uw Heer: "Voorwaar Ik zal de hel
319 11, 123| vertrouwen in Hem. En uw Heer is niet onachtzaam over
320 12, 6 | 6. "En zo zal uw Heer u verkiezen en u de verklaring
321 12, 6 | had voltooid. Voorwaar, uw Heer is Alwetend, Alwijs." ~
322 12, 23 | verhoede Allah, hij is mijn heer. Hij heeft mijn verblijf
323 12, 24 | duidelijk teken van zijn Heer had gezien, (kon hij zo'
324 12, 33 | Hij (Jozef) zeide: "O mijn Heer, ik zou de gevangenis verkiezen
325 12, 34 | 34. Daarom verhoorde zijn Heer zijn gebed en wendde hun
326 12, 37 | aanleiding van hetgeen mijn Heer mij heeft onderwezen. Ik
327 12, 41 | hij zal wijn voor zijn Heer schenken en wat de ander
328 12, 42 | worden: "Vermeld mij bij uw heer." Maar Satan deed hem vergeten
329 12, 42 | hem vergeten het aan zijn heer te zeggen daarom bleef hij
330 12, 50 | zeide hij: "Ga terug naar uw heer en vraag hem hoe het met
331 12, 50 | handen sneden, voorzeker mijn Heer kent haar sluwe plan goed." ~
332 12, 53 | uitgezonderd dat waarover mijn Heer barmhartigheid betoont.
333 12, 53 | betoont. Voorzeker, mijn Heer is Vergevensgezind, Genadevol." ~
334 12, 98 | Jacob) zeide: "Ik zal mijn Heer om vergiffenis voor u vragen.
335 12, 100| mijn vroegere droom. Mijn Heer heeft deze verwezenlijkt.
336 12, 100| gezaaid. Voorzeker, mijn Heer is goedertieren voor wie
337 12, 101| 101. "O, mijn Heer, Gij hebt mij macht gegeven
338 13, 1 | Boek. En hetgeen u door uw Heer is geopenbaard is waar,
339 13, 2 | van de ontmoeting met uw Heer. ~
340 13, 5 | Deze zijn het, die hun Heer hebben verworpen, daarom
341 13, 6 | voorgekomen. Voorwaar, uw Heer is vol van vergiffenis voor
342 13, 6 | onrechtvaardigheid en voorwaar, uw Heer is streng in het vergelden. ~
343 13, 7 | profeet) geen teken van zijn Heer nedergezonden?" Gij zijt
344 13, 16 | 16. Zeg: "Wie is de Heer der hemelen en der aarde?"
345 13, 18 | voor degenen die aan hun Heer gehoor geven het goede zijn,
346 13, 19 | weet, dat hetgeen u van uw Heer is geopenbaard de waarheid
347 13, 21 | verbonden te worden en die hun Heer vrezen en de kwade afrekening
348 13, 22 | zoeken naar de gunst van hun Heer en het gebed houden en van
349 13, 27 | profeet) geen teken van zijn Heer nedergezonden?" Zeg: "Allah
350 13, 30 | Barmhartige. Zeg: "Hij is mijn Heer; er is geen God naast Hem.
351 14, 1 | mensen door het gebod van hun Heer uit de duisternis tot het
352 14, 6 | grote beproeving van uw Heer." ~
353 14, 7 | 7. En toen uw Heer verklaarde: "Als gij dankbaar
354 14, 13 | wederkeert." Toen zond hun Heer hun de openbaring: "Wij
355 14, 18 | toestand dergenen die in hun Heer niet geloven, is, dat hun
356 14, 23 | vertoeven door het gebod van hun Heer. Hun groet daarin zal "Vrede"
357 14, 25 | door het gebod van zijn Heer zijn vrucht voort in ieder
358 14, 35 | toen Abraham zeide: "Mijn Heer maak deze stad (oord van)
359 14, 36 | 36. Mijn Heer, zij hebben inderdaad vele
360 14, 37 | 37. "Onze Heer, ik heb sommige van mijn
361 14, 37 | de Kabah) gevestigd, onze Heer, opdat zij het gebed mogen
362 14, 38 | 38. "Onze Heer, Gij weet voorzeker hetgeen
363 14, 39 | heeft gegeven Waarlijk mijn Heer is de Verhoorder van het
364 14, 40 | 40. "Mijn Heer maak mij en mijn kinderen
365 14, 40 | onderhouders van het gebed. Onze Heer, aanvaard mijn gebed." ~
366 14, 41 | 41. "Onze Heer, vergeef mij en mijn ouders
367 14, 44 | onrechtvaardigen zeggen: "Onze Heer, schenk ons uitstel voor
368 14, 47 | is voorzeker Almachtig, Heer der Vergelding. ~
369 15, 25 | 25. Voorzeker uw Heer zal hen allen verzamelen.
370 15, 28 | 28. Toen uw Heer tot de engelen zeide: "Ik
371 15, 36 | 36. Hij zeide: "Mijn Heer, schenk mij dan uitstel
372 15, 39 | 39. Hij antwoordde: "Mijn Heer, daar Gij mij verloren hebt
373 15, 56 | kunnen aan de genade van hun Heer wanhopen, dan de dwalenden?" ~
374 15, 86 | 86. Voorwaar, uw Heer is de Schepper, de Alwetende. ~
375 15, 92 | 92. Bij uw Heer, Wij zullen hen voorzeker
376 15, 98 | 98. Maar verheerlijk uw Heer met de lof die Hem toekomt
377 15, 99 | 99. En aanbid uw Heer totdat de dood u bereikt. ~~
378 16, 7 | bereiken. Voorzeker, uw Heer is Liefderijk, Genadevol. ~
379 16, 24 | wordt gezegd: "Wat heeft uw Heer geopenbaard?", zeggen zij: "
380 16, 30 | handelden gezegd: "Wat heeft uw Heer geopenbaard?", dan zullen
381 16, 33 | of dat het gebod van uw Heer zal worden uitgevoerd. Degenen,
382 16, 42 | en hun vertrouwen in hun Heer stellen. ~
383 16, 47 | ten onder zal brengen? Uw Heer is inderdaad Medelijdend,
384 16, 50 | 50. Zij vrezen hun Heer boven hen en doen wat hun
385 16, 54 | uwer andere (Goden) met hun Heer. ~
386 16, 68 | 68. En uw Heer heeft de bij bezield, (zeggende): "
387 16, 69 | onderdanig de wegen van uw Heer." Er komt uit hun buik een
388 16, 86 | zullen zij zeggen: "Onze Heer, dezen zijn onze goden,
389 16, 99 | en die vertrouwen in hun Heer stellen. ~
390 16, 102| heiligheid heeft het van uw Heer met waarheid nedergebracht,
391 16, 110| 110. Dan is uw Heer voorzeker voor degenen die
392 16, 119| 119. Uw Heer is voorzeker - voor degenen
393 16, 124| Dag der Opstanding zal uw Heer voorzeker onder hen rechten
394 16, 125| Roep tot de weg van uw Heer met wijsheid en goede raad
395 16, 125| gepaste wijze. Voorzeker uw Heer weet het beste wie van Zijn
396 17, 8 | 8. "Het kan zijn dat uw Heer u barmhartigheid zal tonen;
397 17, 12 | overvloed moogt zoeken van uw Heer en opdat gij de jaren kunt
398 17, 17 | Voldoende kent en ziet uw Heer de zonden van Zijn dienaren. ~
399 17, 20 | onze gaven. De gaven van uw Heer zijn niet beperkt. ~
400 17, 23 | 23. Uw Heer heeft u bevolen, zeggende: "
401 17, 24 | erbarming. En zeg: "Mijn Heer, ontferm u over hen daar
402 17, 25 | 25. Uw Heer weet het best, wat in uw
403 17, 27 | is ondankbaar jegens zijn Heer. ~
404 17, 28 | de barmhartigheid van uw Heer waarop gij hoopt, spreek
405 17, 30 | 30. Voorwaar, uw Heer vergroot en beperkt het
406 17, 38 | verwerpelijk in de ogen van uw Heer. ~
407 17, 39 | 39. Dit is hetgeen uw Heer u van de wijsheid heeft
408 17, 40 | 40. Heeft dan uw Heer u bevoorrecht met zonen
409 17, 42 | weg hebben gezocht naar de Heer van de Troon. ~
410 17, 46 | wanneer gij in de Koran uw Heer - de Enige - noemt, wenden
411 17, 54 | 54. Uw Heer kent u het best. Indien
412 17, 55 | 55. En uw Heer kent het best al hetgeen
413 17, 57 | 57. Zij roepen zelf hun Heer aan, Zijn nabijheid zoekend,
414 17, 57 | Voorwaar, de straf van uw Heer dient te worden gevrees??. ~
415 17, 60 | u zeiden: "Voorzeker, uw Heer heeft het volk in Zijn hand."
416 17, 65 | hebben. En voldoende is uw Heer als Beschermer. ~
417 17, 66 | 66. Uw Heer is Hij Die de schepen voor
418 17, 79 | Waarschijnlijk zal uw Heer u een verheven rang verschaffen. ~
419 17, 80 | 80. En zeg: "O mijn Heer, laat mijn intrede een goede
420 17, 84 | zijn eigen wijze maar uw Heer weet het goed, wie op het
421 17, 85 | Geest is op bevel van mijn Heer: en er is u slechts een
422 17, 87 | een barmhartigheid van uw Heer, voorwaar, Zijn genade jegens
423 17, 93 | Zeg: "Glorie zij mijn Heer: ik ben slechts mens en
424 17, 100| barmhartigheid van mijn Heer bezat zoudt gij ze zeker
425 17, 102| dat niemand anders dan de Heer der Hemelen en der aarde
426 17, 108| zeggen: "Glorie zij onze Heer. De belofte van onze Heer
427 17, 108| Heer. De belofte van onze Heer moest worden vervuld." ~
428 18, 10 | Spelonk, zeiden zij: "Onze Heer, verleen ons Uw genade en
429 18, 13 | waren jongelingen die in hun Heer geloofden en Wij gaven hun
430 18, 14 | opstonden en zeiden: "Onze Heer is de Heer der hemelen en
431 18, 14 | zeiden: "Onze Heer is de Heer der hemelen en der aarde.
432 18, 16 | toevlucht tot de Spelonk en uw Heer zal Zijn barmhartigheid
433 18, 21 | gedenkteken voor hen op." Hun Heer weet wat het beste is. Degenen,
434 18, 22 | was hun hond." Zeg: "Mijn Heer kent hun getal het beste.
435 18, 24 | het vergeet, gedenk dan uw Heer en zeg: "Ik hoop, dat mijn
436 18, 24 | zeg: "Ik hoop, dat mijn Heer mij nog dichter dan thans
437 18, 27 | verkondig hetgeen u door Uw Heer is geopenbaard in het Boek.
438 18, 28 | Blijf bij degenen die hun Heer 's morgens en 's avonds
439 18, 29 | Het is de waarheid van uw Heer: laat daarom geloven die
440 18, 36 | komen. Indien ik tot mijn Heer word teruggebracht, zal
441 18, 38 | betreft, het is Allah Die mijn Heer is, ik zal niemand met mijn
442 18, 38 | ik zal niemand met mijn Heer vereenzelvigen." ~
443 18, 40 | Waarschijnlijk zal mijn Heer mij iets beters geven dan
444 18, 42 | ik maar niemand met mijn Heer vereenzelvigd." ~
445 18, 46 | werken, zijn beter bij uw Heer tot beloning en hoop. ~
446 18, 48 | zij zullen in rijen tot uw Heer worden gebracht. (Hij zal
447 18, 49 | deden voor zich zien en uw Heer zal niemand onrecht aandoen. ~
448 18, 50 | ongehoorzaam aan het gebod van zijn Heer. Zult gij hem en zijn nageslacht
449 18, 55 | leiding tot hen komt en hun Heer vergiffenis te vragen, dan (
450 18, 57 | aan de tekenen van zijn Heer, doch zich er van afwendt
451 18, 58 | 58. Doch uw Heer is Vergevensgezind, Barmhartig.
452 18, 81 | Derhalve wensten wij dat hun Heer hun in zijn plaats een ander
453 18, 82 | derhalve behaagde het uw Heer dat zij volwassen zouden
454 18, 82 | opgraven als een genade van uw Heer, en dit alles deed ik niet
455 18, 87 | worden teruggebracht tot zijn Heer die hem straffen zal met
456 18, 95 | De macht waarmee mijn Heer mij heeft bekleed is beter,
457 18, 98 | Dit is een genade van mijn Heer. Maar wanneer de belofte
458 18, 98 | wanneer de belofte van mijn Heer vervuld zal worden, zal
459 18, 98 | En de belofte van mijn Heer is werkelijkheid, ~
460 18, 105| het die de tekenen van hun Heer en de ontmoeting met Hem
461 18, 109| voor de Woorden van mijn Heer, zo zou de oceaan zijn uitgeput
462 18, 109| eer de Woorden van mijn Heer ten einde komen - zelfs
463 18, 110| op de ontmoeting met zijn Heer hoopt, goede daden verrichten
464 18, 110| bij de aanbidding van zijn Heer niemand anders met Hem vereenzelvigen." ~~
465 19, 2 | de barmhartigheid van uw Heer, betoond aan Zijn dienaar,
466 19, 3 | 3. Toen hij zijn Heer in het verborgene aanriep, ~
467 19, 4 | 4. Zeide hij: "Mijn Heer, het gebeente in mij is
468 19, 4 | ben ik niet wanhopig, mijn Heer, bij mijn aanroep tot U." ~
469 19, 6 | zijn. En maak hem, mijn Heer, U welgevallig." ~
470 19, 8 | 8. Hij zeide: "Mijn Heer, hoe kan mij een zoon geworden,
471 19, 9 | Hij zeide: "Het zij zo, Uw Heer zegt: 'Het is gemakkelijk
472 19, 10 | 10. Hij zeide: "Mijn Heer, geef mij een teken." (God)
473 19, 19 | een boodschapper van uw Heer opdat ik u een reine zoon
474 19, 21 | zeide: "Het is zo naar uw Heer zegt, 'het is gemakkelijk
475 19, 24 | zeggende: "Treur niet. Uw Heer heeft een beekje aan uw
476 19, 36 | Voorwaar, Allah is mijn Heer en uw Heer. Aanbidt Hem
477 19, 36 | Allah is mijn Heer en uw Heer. Aanbidt Hem derhalve, dit
478 19, 47 | Vrede zij met u. Ik zal mijn Heer om vergiffenis voor u smeken.
479 19, 48 | aanroept, en ik zal tot mijn Heer bidden; waarschijnlijk zal
480 19, 48 | ik in mijn gebed tot mijn Heer niet worden teleurgesteld." ~
481 19, 55 | aalmoezen aan te bevelen en zijn Heer had welbehagen in hem. ~
482 19, 64 | slechts neder op bevel van uw Heer. Aan Hem behoort al hetgeen
483 19, 64 | hetgeen er tussen ligt; en uw Heer vergeet nimmer." ~
484 19, 65 | 65. Hij is de Heer der hemelen en der aarde
485 19, 68 | 68. En bij uw Heer, Wij zullen hen en de duivelen
486 19, 71 | komen - dit is een door uw Heer vastgesteld besluit. ~
487 19, 76 | de beste toevlucht bij uw Heer. ~
488 20, 12 | 12. "Voorwaar, Ik ben uw Heer, ontdoe u van uw schoeisel;
489 20, 25 | 25. Hij zeide: "Mijn Heer, verruim mijn borst," ~
490 20, 45 | Zij antwoordden: "Onze Heer, wij vrezen dat hij tegenover
491 20, 47 | de boodschappers van uw Heer; laat derhalve de kinderen
492 20, 47 | een teken gebracht van uw Heer; vrede rust op hem die de
493 20, 49 | Pharao zeide: "Wie is uw Heer, o Mozes?" ~
494 20, 50 | 50. Hij antwoordde: "Onze Heer is Hij, Die aan alles een
495 20, 52 | kennis daarvan is bij mijn Heer in een Boek. Mijn Heer dwaalt,
496 20, 52 | mijn Heer in een Boek. Mijn Heer dwaalt, noch vergeet," zeide
497 20, 70 | zeiden: "Wij geloven in de Heer van Aäron en Mozes." ~
498 20, 73 | wij hebben geloofd in onze Heer opdat Hij ons onze zonden
499 20, 74 | Voorwaar hij die tot zijn Heer komt als schuldige, hem
500 20, 84 | mij tot U gehaast, Mijn Heer, opdat Gij welbehagen in
1-500 | 501-997 |