1-500 | 501-997
bold = Main text
Sura, Verse grey = Comment text
501 20, 86 | O mijn volk, heeft uw Heer u dan geen schone belofte
502 20, 86 | gij dat de toorn van uw Heer op u zou nederdalen dat
503 20, 90 | proef gesteld. Voorwaar uw Heer is de Barmhartige; volgt
504 20, 105| betreffende de bergen. Zeg: "Mijn Heer zal ze verpulveren." ~
505 20, 114| voltooid is en zeg: "O mijn Heer, doe mij toenemen in kennis." ~
506 20, 121| ongehoorzaam aan het gebod van zijn Heer, derhalve leed hij. ~
507 20, 122| 122. Alsdan verkoos zijn Heer hem, vergaf hem en leidde
508 20, 125| 125. Hij zal zeggen: "Mijn Heer waarom hebt Gij mij blind
509 20, 127| gelooft in de tekenen van zijn Heer; en de straf van het Hiernamaals
510 20, 129| een woord dat reeds van uw Heer was uitgegaan over een vastgestelde
511 20, 130| zeggen en verheerlijk uw Heer met de lof die Hem toekomt
512 20, 131| beproeven. De voorziening van uw Heer is beter en van langer duur. ~
513 20, 133| ons geen teken van zijn Heer?" Is er dan geen duidelijk
514 20, 134| ongetwijfeld hebben gezegd: "Onze Heer, waarom hebt Gij ons geen
515 21, 2 | Vermaning tot hen van hun Heer of zij luisteren er naar
516 21, 4 | 4. Zeg: "Mijn Heer, weet wat in de hemel en
517 21, 22 | vervallen. Verheven is Allah, de Heer van de Troon, boven hetgeen
518 21, 42 | van de gedachtenis aan hun Heer.
519 21, 46 | ademtocht der kastijding van uw Heer hen raakt, zullen zij ongetwijfeld
520 21, 49 | 49. Die hun Heer in het verborgene vrezen
521 21, 56 | Hij antwoordde: "Neen, uw Heer is de Heer van de hemelen
522 21, 56 | antwoordde: "Neen, uw Heer is de Heer van de hemelen en van de
523 21, 83 | gedenk) Job toen hij tot zijn Heer riep, zeggende: "Kwelling
524 21, 89 | Zacharia, toen hij tot zijn Heer riep, zeggende: "Mijn Heer,
525 21, 89 | Heer riep, zeggende: "Mijn Heer, laat mij niet alleen en
526 21, 92 | gemeenschap; en Ik ben uw Heer, aanbidt Mij derhalve. ~
527 21, 112| 112. Zeg: "Mijn Heer, oordeel in waarheid." En "
528 21, 112| oordeel in waarheid." En "Onze Heer is de Barmhartige Wiens
529 22, 1 | 1. O volk, vrees uw Heer, want de schok van het Uur
530 22, 2 | doch de kastijding van uw Heer is gestreng. ~
531 22, 19 | die redetwisten over hun Heer. Voor de ongelovigen zullen
532 22, 30 | zijn in de ogen van zijn Heer. En wettig voor u is alle
533 22, 40 | omdat zij zeiden: "Onze Heer is Allah." - En indien Allah
534 22, 47 | breken. Voorwaar bij uw Heer is één dag gelijk duizend
535 22, 54 | verkondiging) de waarheid is van uw Heer, opdat zij er in mogen geloven
536 22, 67 | doch nodigt hen tot uw Heer, waarlijk gij volgt de juiste
537 22, 77 | ter aarde, en aanbidt uw Heer, en doet goed, opdat gij
538 23, 26 | 26. Noach zeide: "O mijn Heer, help mij, want zij hebben
539 23, 29 | 29. En zeg: "Mijn Heer, verleen mij een gezegende
540 23, 39 | 39. Hij zeide: "Mijn Heer, help mij, want zij hebben
541 23, 52 | gemeenschap is en dat Ik uw Heer ben. Neemt Mij derhalve
542 23, 57 | sidderen van ontzag voor hun Heer, ~
543 23, 58 | geloven in de tekenen van hun Heer, ~
544 23, 59 | 59. En degenen die hun Heer geen deelgenoten toeschrijven, ~
545 23, 60 | vrees. omdat zij tot hun Heer zullen terugkeren, ~
546 23, 72 | Doch de beloning van uw Heer is beter en Hij is de beste
547 23, 76 | werden niet nederig voor hun Heer noch werden zij ootmoedig. ~
548 23, 86 | 86. Zeg: "Wie is de Heer der zeven hemelen en de
549 23, 86 | der zeven hemelen en de Heer van de Grote Troon?" ~
550 23, 93 | 93. Zeg: "Mijn Heer, indien Gij mij datgene
551 23, 94 | 94. Mijn Heer, plaats mij dan niet te
552 23, 97 | 97. En zeg: "Mijn Heer, bij U zoek ik mijn toevlucht
553 23, 98 | 98. En bij U mijn Heer zoek ik mijn toevlucht,
554 23, 99 | zegt deze smekend: "Mijn Heer, zend mij terug. ~
555 23, 106| zullen antwoorden: "O, onze Heer onze tegenspoed heeft ons
556 23, 107| 107. Onze Heer, neem ons daaruit; indien
557 23, 109| placht te zeggen: "O, onze Heer, wij hebben geloofd, vergeef
558 23, 116| geen God behalve Hij, de Heer van de aanzienlijke Troon. ~
559 23, 117| vergelding ervan berust bij zijn Heer. Voorzeker de ongelovigen
560 23, 118| 118. En zeg: "O mijn Heer, vergeef en wees Barmhartig,
561 24, 61 | elkander met een groet van uw Heer, die vol van zegen en reinheid
562 25, 16 | Dit is een belofte van uw Heer waar om gevraagd mag worden. ~
563 25, 20 | gij geduldig zijn? Want uw Heer is Alziende. ~
564 25, 21 | of waarom kunnen wij onze Heer niet zien?" Voorzeker, zij
565 25, 30 | boodschapper zal zeggen: "O, mijn Heer, mijn volk heeft deze Koran
566 25, 31 | van onder de zondaren; uw Heer is voldoende als Leider
567 25, 45 | Hebt gij niet gezien hoe uw Heer de schaduw verlengt? - En
568 25, 54 | afstamming en huwelijk; uw Heer is Almachtig. ~
569 25, 55 | is een helper tegen zijn Heer. ~
570 25, 57 | dit wil, de weg naar zijn Heer moge inslaan. ~
571 25, 64 | doorbrengen zich voor hun Heer ter aarde werpende en voor
572 25, 65 | Terwijl zij zeggen:"Onze Heer, wend de straf der hel van
573 25, 73 | zij door tekenen van hun Heer gewaarschuwd worden, daarbij
574 25, 74 | En zij die zeggen: "Onze Heer, maak onze echtgenoten en
575 25, 77 | 77. Zeg: "Mijn Heer zou niets om U geven als
576 26, 9 | 9. En voorzeker uw Heer is de Machtige, de Genadige.
577 26, 10 | 10. Toen uw Heer tot Mozes riep: "Ga naar
578 26, 12 | 12. Zeide hij: "Mijn Heer, ik vrees, dat zij mij zullen
579 26, 16 | de boodschappers van de Heer der Werelden. ~
580 26, 21 | ik u vreesde; maar mijn Heer heeft mij wijsheid geschonken
581 26, 23 | Pharao zeide: "En wie is de Heer der Werelden?" ~
582 26, 24 | 24. Mozes antwoordde: "De Heer der hemelen en der aarde
583 26, 26 | 26. Mozes zeide: "Uw Heer, en de Heer uwer voorvaderen." ~
584 26, 26 | Mozes zeide: "Uw Heer, en de Heer uwer voorvaderen." ~
585 26, 28 | Mozes zeide: "Hij is de Heer van het Oosten en van het
586 26, 47 | uit: "Wij geloven in de Heer der Werelden, ~
587 26, 48 | 48. De Heer van Mozes en Aäron." ~
588 26, 50 | zullen voorzeker tot onze Heer terugkeren. ~
589 26, 51 | 51. Wij hopen dat onze Heer ons onze zonden zal vergeven,
590 26, 62 | geval!" zeide hij. "Mijn Heer is met mij. Hij zal mij
591 26, 68 | 68. Voorwaar, uw Heer is de Almachtige, de Genadevolle. ~
592 26, 77 | vijanden van mij behalve de Heer der Werelden,
593 26, 83 | 83. "Mijn Heer schenk mij wijsheid en voeg
594 26, 98 | u gelijk stelden aan de Heer der Werelden. ~
595 26, 104| 104. En voorwaar, uw Heer is de Machtige, de Genadevolle. ~
596 26, 109| voor: Mijn loon is bij de Heer der Werelden. ~
597 26, 113| rekening is alleen bij mijn Heer, als gij het slechts wist! ~
598 26, 117| 117. Hij zeide: "Mijn Heer, mijn volk heeft mij verloochend. ~
599 26, 122| 122. Waarlijk uw Heer is de Machtige, de Genadevolle. ~
600 26, 127| mijn loon is slechts bij de Heer der Werelden." ~
601 26, 140| 140. En voorwaar uw Heer is de Machtige, de Genadevolle. ~
602 26, 145| beloning is slechts bij de Heer der Werelden. ~
603 26, 159| 159. Uw Heer is de Machtige, de Genadevolle. ~
604 26, 164| beloning is slechts bij de Heer der Werelden." ~
605 26, 166| verlaat gij uw vrouwen, die uw Heer voor u heeft geschapen?
606 26, 169| 169. "Mijn Heer, red mij en mijn familie
607 26, 175| 175. En voorwaar, uw Heer is de Machtige, de Genadevolle. ~
608 26, 180| beloning is slechts bij de Heer der Werelden. ~
609 26, 188| 188. Hij zeide: "Mijn Heer weet het beste wat gij doet." ~
610 26, 191| 191. Waarlijk uw Heer is de Almachtige, de Genadevolle.
611 26, 192| is een openbaring van de Heer der Werelden. ~
612 27, 8 | is, glorie zij Allah, de Heer der Werelden! ~
613 27, 19 | woorden en hij zeide: "Mijn Heer, doe mij dankbaar zijn voor
614 27, 26 | is geen God naast Hem, de Heer van de Grote Troon. ~
615 27, 40 | is bij de gratie van mijn Heer, opdat Hij mij moge beproeven
616 27, 40 | ondankbaar is, waarlijk mijn Heer is Zichzelf-genoeg, Geëerd." ~
617 27, 44 | glas." Zij zeide: "Mijn Heer, ik heb mijn ziel inderdaad
618 27, 44 | met Salomo aan Allah, de Heer der Werelden." ~
619 27, 73 | 73. En waarlijk, uw Heer is goedertieren voor de
620 27, 74 | 74. En zeker uw Heer weet alles wat hun hart
621 27, 78 | 78. En voorwaar uw Heer zal over hen beslissen door
622 27, 91 | is mij geboden alleen de Heer dezer stad die Hij heilig
623 27, 93 | gij zult ze kennen." En uw Heer is niet onachtzaam omtrent
624 28, 16 | 16. Hij zeide: "Mijn Heer, ik heb mijn eigen ziel
625 28, 17 | 17. Hij zeide: "Mijn Heer, door de gunsten die Gij
626 28, 21 | zijn hoede. Hij bad: "Mijn Heer, verlos mij van het kwaadaardige
627 28, 22 | zeide hij: "Ik hoop dat mijn Heer mij naar de rechte weg zal
628 28, 24 | schaduw, en zeide: "Mijn Heer, ik heb behoefte aan wat
629 28, 30 | voorwaar, Ik ben Allah, de Heer der Werelden. ~
630 28, 32 | zijn twee tekenen van uw Heer aan Pharao en zijn leiders.
631 28, 33 | Hij (Mozes) zeide: "Mijn Heer, ik doodde een man onder
632 28, 37 | 37. Mozes zeide: "Mijn Heer weet het beste wie de leiding
633 28, 46 | uit barmhartigheid van uw Heer zijt gij gezonden, opdat
634 28, 47 | niet meer zeggen: "Onze Heer, waarom zondt Gij ons geen
635 28, 53 | is de Waarheid van onze Heer. Inderdaad, wij hadden ons
636 28, 59 | 59. En uw Heer is niet zo, dat Hij steden
637 28, 63 | worden, zullen zeggen: "Onze Heer, dit zijn degenen die wij
638 28, 68 | 68. Uw Heer schept en kiest wat Hij
639 28, 69 | 69. En uw Heer weet wat hun harten verbergen
640 28, 85 | terugkeer brengen. Zeg: "Mijn Heer weet het beste wie de ware
641 28, 86 | een barmhartigheid van uw Heer; wees daarom nooit een ondersteuner
642 28, 87 | en roep anderen tot uw Heer, en behoor niet tot de afgodendienaren. ~
643 29, 10 | Allah. Maar als hulp van uw Heer komt, zeggen zij: "Voorzeker,
644 29, 26 | zeide: "Ik vlucht naar mijn Heer; want Hij is de Almachtige,
645 29, 30 | Lot) zeide: "Help mij mijn Heer, tegen het volk dat onheil
646 29, 50 | hem geen tekenen van zijn Heer nedergezonden?" Zeg: "De
647 29, 59 | en hun vertrauwen in hun Heer stellen. ~
648 30, 8 | in de ontmoeting met hun Heer. ~
649 30, 33 | mensen komt roepen zij hun Heer aan, zich tot Hem bekerende;
650 30, 33 | gedeelte hunner aan hun Heer medegoden toe. ~
651 31, 5 | die de leiding van hun Heer volgen, en zij zullen slagen. ~
652 31, 33 | 33. O mensen, vreest uw Heer, en ducht de Dag waarop
653 32, 2 | is zonder twijfel van de Heer der Werelden. ~
654 32, 3 | het is de Waarheid van uw Heer, opdat gij een volk moogt
655 32, 10 | in de ontmoeting met hun Heer. ~
656 32, 11 | nemen; dan zult gij tot uw Heer worden teruggebracht." ~
657 32, 12 | hoofd zullen buigen voor hun Heer, zeggende: "Onze Heer, wij
658 32, 12 | hun Heer, zeggende: "Onze Heer, wij hebben gezien en wij
659 32, 15 | ter aarde werpen en hun Heer verheerlijken met de lof
660 32, 16 | verwijderen zich van hun bed, hun Heer in vrees en hoop aanroepende
661 32, 22 | door het teken van zijn Heer wordt vermaand en zich er
662 32, 25 | 25. Voorwaar, uw Heer zal op de Dag der Opstanding
663 33, 2 | u is geopenbaard van uw Heer. Voorwaar, Allah is goed
664 33, 67 | zij zullen zeggen: "Onze Heer, wij gehoorzaamden onze
665 33, 68 | 68. Onze Heer, geef hun een dubbele straf
666 34, 3 | komen." Zeg: "Ja, bij mijn Heer, de Kenner van het onzichtbare,
667 34, 6 | dat alles wat u van uw Heer is geopenbaard, de Waarheid
668 34, 12 | door het gebod van zijn Heer onder hem werkten, en Wij
669 34, 15 | Eet van de spijzen van uw Heer en weest Hem dankbaar. Een
670 34, 15 | schone stad en een vergevende Heer!" ~
671 34, 19 | Maar zij zeiden: "Onze Heer, maak langere afstanden
672 34, 21 | er aan twijfelden. En uw Heer houdt de wacht over alle
673 34, 23 | weggenomen, zeggen: "Wat zeide uw Heer?" Zij zullen antwoorden: "
674 34, 26 | 26. Zeg: "Onze Heer zal ons allen tezamen brengen;
675 34, 31 | onrechtvaardigen voor hun Heer zullen worden gebracht,
676 34, 36 | 36. Zeg: "Waarlijk, mijn Heer vergroot en bekrimpt het
677 34, 39 | 39. Waarlijk, mijn Heer vergroot en bekrimpt het
678 34, 48 | 48. Zeg: "Waarlijk, mijn Heer verspreidt de Waarheid.
679 34, 50 | is het door hetgeen mijn Heer mij heeft geopenbaard. Voorwaar,
680 35, 13 | termijn. Alzo is Allah, uw Heer, van Hem is het Koninkrijk
681 35, 18 | hen waarschuwen, die hun Heer in het verborgene vrezen
682 35, 34 | ons heeft weggenomen. Onze Heer is voorzeker Vergevensgezind;
683 35, 37 | schreeuwen, zeggende: "Onze Heer, haal ons er uit, wij zullen
684 35, 39 | toenemen in de ogen van hun Heer, en het ongeloof der ongelovigen
685 36, 16 | 16. Zij zeiden: "Onze Heer weet dat wij inderdaad tot
686 36, 25 | 25. Ik geloof in uw Heer, luistert daarom naar mij." ~
687 36, 27 | 27. Hoe mijn Heer mij vergiffenis heeft geschonken
688 36, 46 | hen van de tekenen van hun Heer, of zij wenden er zich van
689 36, 51 | vanuit hun graven naar hun Heer haasten. ~
690 36, 58 | woord van de Genadevolle Heer zal (klinken) "Vrede (vrede)." ~
691 37, 5 | 5. Heer der hemelen en der aarde
692 37, 5 | alles wat er tussen is, de Heer van het Oosten. ~
693 37, 31 | Nu is het woord van onze Heer omtrent ons werkelijkheid
694 37, 57 | niet door de gunst van mijn Heer, ik zou ook tot hen behoren
695 37, 84 | 84. Toen hij tot zijn Heer kwam met een deemoedig hart; ~
696 37, 87 | 87. Hoe denkt gij over de Heer der Werelden?" ~
697 37, 99 | zeide: "Ik ga naar mijn Heer, Die zal mij leiden. ~
698 37, 100| 100. Mijn Heer, schenk mij een nakomeling
699 37, 126| 126. Allah, uw Heer en de Heer uwer voorvaderen?" ~
700 37, 126| 126. Allah, uw Heer en de Heer uwer voorvaderen?" ~
701 37, 149| 149. Vraag hun nu of hun Heer dochters heeft terwijl zij
702 37, 180| 180. Verheven is uw Heer, de Heer van Roem en Macht,
703 37, 180| Verheven is uw Heer, de Heer van Roem en Macht, boven
704 37, 182| roem behoort aan Allah, de Heer der Werelden. ~~
705 38, 9 | der barmhartigheid van uw Heer, de Machtige, de Milddadige? ~
706 38, 12 | Noach, en Aad en Pharao - de heer der scharen - ~
707 38, 16 | 16. Zij zeggen: "Onze Heer, geef ons spoedig ons deel
708 38, 17 | gedenk onze dienaar David, heer van macht; voorzeker hij
709 38, 24 | om vergiffenis van zijn Heer en zich tot Hem wendend,
710 38, 32 | de gedachtenis aan mijn Heer." Toen zij (de zon) door
711 38, 35 | 35. En zeide: "O mijn Heer, vergeef mij, en schenk
712 38, 41 | dienaar Job, toen hij tot zijn Heer riep: "Satan heeft mij met
713 38, 61 | Zij zullen zeggen: "Onze Heer, wie dit voor ons bereid
714 38, 66 | 66. De Heer van de hemelen en de aarde,
715 38, 71 | 71. Toen uw Heer tot de engelen zeide: "Ik
716 38, 79 | 79. Hij zeide: "O mijn Heer, vergun mij dan uitstel
717 39, 6 | duisternis. Zo is Allah uw Heer, van Hem is het koninkrijk.
718 39, 7 | Dan is uw terugkeer tot uw Heer: en Hij zal u mededelen
719 39, 8 | benadeeld, roept hij zijn Heer aan, zich tot Hem wendend.
720 39, 9 | barmhartigheid van zijn Heer. Zeg: "Zijn zij die weten
721 39, 10 | gelovige dienaren, vreest uw Heer." Voor hen, die in dit leven
722 39, 13 | 13. Zeg: "Indien ik mijn Heer niet gehoorzaam, vrees ik
723 39, 20 | 20. Maar voor hen die hun Heer vrezen zijn woningen boven
724 39, 22 | is in het licht van zijn Heer. Wee dan degenen, wier hart
725 39, 23 | de huid van hen die hun Heer vrezen ineenkrimpt, daarna
726 39, 31 | redetwisten in het bijzijn van uw Heer. ~
727 39, 34 | 34. Zij zullen van hun Heer ontvangen wat zij begeren;
728 39, 37 | Is Allah niet Machtig, de Heer der Vergelding? ~
729 39, 54 | 54. "Wendt u tot uw Heer en onderwerpt u aan Hem
730 39, 55 | u geopenbaard is door uw Heer voordat de straf onverwachts
731 39, 69 | door het licht van haar Heer schitteren, en het Boek
732 39, 71 | tot u, de tekenen van uw Heer verkondigende en u waarschuwende
733 39, 73 | 73. En degenen die hun Heer vreesden zullen in groepen
734 39, 75 | Troon zien dringen, hun Heer lovende met de roem, die
735 39, 75 | lof behoort aan Allah, de Heer der Werelden." ~~
736 40, 3 | Gestrenge in het straffen, de Heer van genade. Er is geen God
737 40, 6 | Zo werd het woord van uw Heer bewaarheid ten opzichte
738 40, 7 | staan verheerlijken hun Heer met de lof die Hem toekomt
739 40, 7 | gelovigen, zeggende: "Onze Heer, Gij omvat alle dingen in
740 40, 8 | 8. Onze Heer, en doe hen de tuinen der
741 40, 11 | Zij zullen zeggen: "Onze Heer, Gij deedt ons tweemaal
742 40, 15 | boven alle graden is de Heer van de Troon. Hij zendt
743 40, 26 | doodslaan en laat hem dan zijn Heer aanroepen. Ik vrees dat
744 40, 27 | zoek toevlucht bij mijn Heer en uw Heer, tegen elke laatdunkende
745 40, 27 | toevlucht bij mijn Heer en uw Heer, tegen elke laatdunkende
746 40, 28 | doden omdat hij zegt: 'Mijn Heer is Allah'; terwijl hij tot
747 40, 28 | duidelijke tekenen van uw Heer? Is hij een leugenaar, dan
748 40, 49 | der hel zeggen: "Bidt uw Heer, een dag van onze straf
749 40, 55 | tegen uw zonde en eert uw Heer 's morgens en 's avonds
750 40, 60 | 60. En uw Heer zegt: "Aanbidt Mij; Ik zal
751 40, 62 | 62. Zo is Allah uw Heer, de Schepper aller dingen.
752 40, 64 | voorzien. Dit is Allah uw Heer. Gezegend is Allah, de Heer
753 40, 64 | Heer. Gezegend is Allah, de Heer der Werelden. ~
754 40, 65 | lof behoort aan Allah, de Heer der Werelden. ~
755 40, 66 | duidelijke bewjizen van mijn Heer tot mij zijn gekomen; en
756 40, 66 | mij te onderwerpen aan de Heer der Werelden." ~
757 41, 9 | aan Hem op, hoewel Hij de Heer der Werelden is? ~
758 41, 14 | zeiden zij: "Als onze Heer het had gewild, zou Hij
759 41, 23 | gedachte van u, die gij over uw Heer koesterdet, heeft u tot
760 41, 29 | ongelovigen zullen zeggen: "Onze Heer, toon ons degenen der djinn
761 41, 30 | Voorzeker zij, die zeggen: "Onze Heer is Allah," en daarin standvastig
762 41, 38 | hoogmoed, degenen die bij uw Heer zijn, verheerlijken Hem
763 41, 43 | boodschappers vóór u was gezegd. Uw Heer is de Heer der vergevensgezindheid
764 41, 43 | was gezegd. Uw Heer is de Heer der vergevensgezindheid
765 41, 45 | indien het woord van uw Heer er niet aan was voorafgegaan
766 41, 46 | het is er tegen. En uw Heer is in het geheel niet onrechtvaardig
767 41, 50 | Maar indien ik tot mijn Heer word teruggebracht zal ik
768 41, 53 | Is het niet genoeg dat uw Heer Getuige over alle dingen
769 41, 54 | over de ontmoeting met hun Heer. Voorwaar, Hij omvat alle
770 42, 5 | engelen verheerlijken hun Heer met de lof die Hem toekomt
771 42, 10 | Zeg: "Zo is Allah, mijn Heer. In Hem stel ik mijn vertrouwen,
772 42, 14 | dat een Woord reeds van uw Heer was uitgegaan voor een vastgestelde
773 42, 15 | handelen. Allah is onze Heer en uw Heer. Aan ons onze
774 42, 15 | Allah is onze Heer en uw Heer. Aan ons onze werken en
775 42, 16 | waardeloos in de ogen van hun Heer; er is toorn over hen en
776 42, 22 | zijn. Zij zullen bij hun Heer alles vinden wat zij wensen.
777 42, 36 | de gelovigen die in hun Heer vertrouwen stellen. ~
778 42, 38 | voor degenen die naar hun Heer luisteren en hun gebeden
779 42, 47 | 47. Luistert naar uw Heer voordat Allah's Dag komt
780 43, 13 | op zit, de gunst van uw Heer moogt gedenken en zeggen: "
781 43, 14 | voorzeker wij moeten tot onze Heer wederkeren." ~
782 43, 32 | de barmhartigheid van uw Heer uit? Wij zijn het, Die in
783 43, 32 | de barmhartigheid van uw Heer is beter dan hetgeen zij
784 43, 35 | doch het Hiernamaals bij uw Heer is voor de godvruchtigen. ~
785 43, 46 | een boodschapper van de Heer der Werelden." ~
786 43, 49 | tovenaar, bid voor ons tot uw Heer overeenkomstig het verdrag
787 43, 64 | Voorwaar, Allah is mijn Heer en uw Heer. Dient Hem daarom.
788 43, 64 | Allah is mijn Heer en uw Heer. Dient Hem daarom. Dit is
789 43, 77 | schreeuwen: "O, Malik, laat uw Heer een einde aan ons maken."
790 43, 82 | 82. Verheven is de Heer der hemelen en der aarde,
791 43, 82 | hemelen en der aarde, de Heer van de Troon, boven al hetgeen
792 43, 88 | Profeten) gezegde: "O, mijn Heer, dit is een volk dat niet
793 44, 6 | een barmhartigheid van uw Heer; waarlijk, Hij is de Alhorende,
794 44, 7 | 7. Van de Heer der hemelen en der aarde
795 44, 8 | doet leven en sterven, uw Heer en de Heer uwer voorvaderen. ~
796 44, 8 | en sterven, uw Heer en de Heer uwer voorvaderen. ~
797 44, 12 | 12. "Onze Heer, neem de marteling van ons
798 44, 20 | toevlucht tot mijn en uw Heer, vrezende dat gij mij zult
799 44, 22 | 22. Toen bad hij tot zijn Heer: "Dit is inderdaad een zondig
800 44, 57 | 57. Als een genade van uw Heer. Dit is de grootste zegepraal. ~
801 45, 11 | degenen die de tekenen van hun Heer verwerpen, is de kwelling
802 45, 15 | Ten slotte zult gij tot uw Heer worden teruggebracht. ~
803 45, 17 | onderlinge afgunst. Voorwaar, uw Heer zal op de Dag der Opstanding
804 45, 30 | goede daden verrichtten, hun Heer zal hen in Zijn barmhartigheid
805 45, 36 | Alle lof komt Allah toe, de Heer der hemelen en der aarde;
806 45, 36 | hemelen en der aarde; de Heer der Werelden. ~
807 46, 13 | zij, die zeggen: "Onze Heer is Allah", en dan standvastig
808 46, 15 | jaren wordt, hij zegt: "Mijn Heer, stel mij in staat, dat
809 46, 25 | door het gebod van zijn Heer vernietigen. En het kwam
810 46, 34 | antwoorden: "Ja zeker, bij onze Heer." Hij zal zeggen: "Ondergaat
811 47, 2 | dit is de Waarheid van hun Heer - hun fouten zal Hij van
812 47, 3 | gelovigen de Waarheid van hun Heer volgen. Zo deelt Allah aan
813 47, 14 | duidelijk bewijs van hun Heer steunen als zij voor wie
814 47, 15 | hebben en vergiffenis van hun Heer. Kunnen zij gelijk zijn
815 50, 27 | metgezel zal zeggen: "O, onze Heer, ik maakte hem niet opstandig
816 50, 39 | zeggen en verheerlijk uw Heer met de lof die Hem toekomt,
817 51, 16 | 16. Nemend hetgeen hun Heer zal geven omdat zij voorheen
818 51, 23 | 23. Bij de Heer van de hemel en de aarde -
819 51, 30 | 30. "Uw Heer heeft het zo gezegd," zeiden
820 51, 34 | 34. Door uw Heer gemerkt (ter verdelging)
821 51, 44 | overtraden het gebod van hun Heer. Daarom achterhaalde hen
822 52, 7 | Voorzeker, de straf van uw Heer zal worden voltrokken. ~
823 52, 18 | Genietende van de gaven, die hun Heer hun heeft geschonken en
824 52, 18 | heeft geschonken en hun Heer heeft hen voor de marteling
825 52, 29 | profeet). Bij de gratie van uw Heer zijt gij noch een waarzegger
826 52, 37 | Bezitten zij de schatten van uw Heer of zijn zij de bewaarders
827 52, 48 | geduldig op het oordeel van uw Heer. want gij zijt onder Onze
828 52, 48 | Onze ogen en verheerlijk uw Heer wanneer gij opstaat met
829 53, 18 | de grote tekenen van zijn Heer. ~
830 53, 23 | voorzeker de leiding van hun Heer is nu tot hen gekomen. ~
831 53, 30 | hun kennis. Voorwaar, uw Heer kent het beste degene die
832 53, 32 | vermijden - voorwaar, uw Heer is de Heer der Alomvattende
833 53, 32 | voorwaar, uw Heer is de Heer der Alomvattende Vergiffenis.
834 53, 42 | alles uiteindelijk tot uw Heer komt, ~
835 53, 49 | 49. En dat Hij de Heer van Sirius is. ~
836 53, 55 | Over welke gaven van uw Heer wilt gij dan redetwisten? ~
837 54, 10 | Daarom bad hij tot zijn Heer: "Ik ben gewis verslagen,
838 55, 13 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
839 55, 16 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
840 55, 17 | 17. De Heer der twee Oosten en de Heer
841 55, 17 | Heer der twee Oosten en de Heer der twee Westen! ~
842 55, 18 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
843 55, 21 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
844 55, 23 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
845 55, 25 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
846 55, 27 | alleen het Aangezicht van uw Heer, de Bezitter van Heerlijkheid
847 55, 28 | Welke van de gunsten van uw Heer uilt gij dan ontkennen? ~
848 55, 30 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
849 55, 32 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
850 55, 34 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
851 55, 36 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
852 55, 38 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
853 55, 40 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
854 55, 42 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
855 55, 45 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
856 55, 46 | het verschijnen voor zijn Heer vreest, twee tuinen zijn, ~
857 55, 47 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
858 55, 49 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
859 55, 51 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
860 55, 53 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
861 55, 55 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
862 55, 57 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
863 55, 59 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
864 55, 61 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
865 55, 63 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
866 55, 65 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
867 55, 67 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
868 55, 69 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
869 55, 71 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
870 55, 73 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
871 55, 75 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
872 55, 77 | Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? ~
873 55, 78 | Gezegend zij de naam van uw Heer, de Bezitter van Heerlijkheid
874 56, 74 | verheerlijk de naam van uw Heer, de Verhevene. ~
875 56, 80 | 80. Een Openbaring van de Heer der Werelden. ~
876 56, 96 | Verheerlijk daarom de naam van uw Heer, de Verhevene. ~~
877 57, 8 | boodschapper u roept om in uw Heer te geloven en Hij een verbond
878 57, 19 | martelaren in de ogen van hun Heer; zij zullen hun beloning
879 57, 21 | Wedijvert om vergiffenis van uw Heer (te verkrijgen) en voor
880 57, 21 | wie Hij wil en Allah is de Heer van grote genade. ~
881 57, 29 | Hij wil. En Allah is de Heer van grote genade. ~~
882 59, 10 | hen kwamen, zeggen: "Onze Heer, vergeef ons en onze broeders,
883 59, 10 | tegen de gelovigen. Onze Heer! Gij zijt inderdaad Liefderijk,
884 59, 16 | voorzeker, ik vrees Allah, de Heer der Werelden." ~
885 60, 1 | verdrijven, omdat gij in Allah uw Heer gelooft? Indien gij optreedt
886 60, 4 | ten uwen behoeve. - Onze Heer, in U stellen wij ons vertrouwen
887 60, 5 | 5. Onze Heer, maak ons niet tot een voorwerp
888 60, 5 | ongelovigen en vergeef ons o, Heer, voorzeker Gij, Gij zijt
889 62, 4 | Hij wil; en Allah is de Heer van grote genade. ~
890 63, 10 | overvalt en deze zegt: "Mijn Heer! Waarom hebt Gij mij niet
891 64, 7 | opgewekt. Zeg: "Ja, bij mijn Heer, gij zult zeker herrijzen;
892 65, 1 | periode, en vreest Allah uw Heer. Verdrijft haar niet uit
893 65, 8 | tegen het gebod van hun Heer en van Zijn boodschappers!
894 66, 5 | is het mogelijk dat zijn Heer hem betere vrouwen dan u
895 66, 8 | berouw. Het kan zijn dat uw Heer uw fouten van u zal verwijderen
896 66, 8 | Zij zullen zeggen: "Onze Heer, volmaak ons licht voor
897 66, 11 | Pharao toen zij zeide: "Mijn Heer! bouw voor mij een huis
898 66, 12 | geloofde in het Woord van haar Heer en Zijn Boeken en behoorde
899 67, 6 | degenen die niet in hun Heer geloven is de straf der
900 67, 12 | Waarlijk, degenen die hun Heer in het verborgene vrezen,
901 68, 2 | zijt, bij de gratie van uw Heer, geen krankzinnige. ~
902 68, 7 | 7. Zeker, uw Heer weet het beste wie van Zijn
903 68, 19 | 19. Toen kwam er van uw Heer een bezoeking over hen,
904 68, 29 | uit: "Glorie zij U, onze Heer! Voorzeker wij waren onrechtvaardig." ~
905 68, 32 | 32. Het kan zijn dat onze Heer ons een betere tuin dan
906 68, 32 | wij wenden ons tot onze Heer." ~
907 68, 34 | verrukkelijke tuinen bij hun Heer! ~
908 68, 48 | geduldig op het gebod van uw Heer en wees niet als de man
909 68, 49 | Als een gunst van zijn Heer hem niet had bereikt dan
910 68, 50 | 50. Maar zijn Heer verkoos hem en maakte hem
911 69, 10 | de boodschapper van hun Heer niet, daarom greep Hij hen
912 69, 17 | engelen de troon van uw Heer boven zich houden. ~
913 69, 43 | is een Openbaring van de Heer der werelden. ~
914 69, 52 | Verheerlijk daarom de naam van uw Heer, de Luisterrijke. ~~
915 70, 3 | 3. Van Allah, de Heer der wegen die omhoog leiden. ~
916 70, 27 | degenen die de straf van hun Heer vrezen ~
917 70, 28 | beveiliging voor de straf van hun Heer - ~
918 70, 40 | Maar neen! Ik zweer als Heer van het Oosten en het westen
919 71, 5 | 5. Hij zeide: "Mijn Heer, ik heb mijn volk dag en
920 71, 10 | Zoekt vergiffenis van uw Heer, want Hij is de Vergevensgezinde. ~
921 71, 21 | 21. Noach zeide: "Mijn Heer, zij gehoorzamen mij niet,
922 71, 26 | Noach had gezegd: "Mijn Heer, laat in het land geen huis
923 71, 28 | 28. Mijn Heer, vergeef mij, en mijn ouders,
924 72, 2 | stellig niemand met onze Heer vereenzelvigen. ~
925 72, 3 | En de Majesteit van onze Heer is hoog verheven. Hij heeft
926 72, 10 | wordt bedoeld of dat hun Heer hen op het goede pad wil
927 72, 13 | hij, die gelooft in zijn Heer, heeft geen vrees voor verlies
928 72, 17 | van de gedachte aan zijn Heer afwendt, Hij zal hem een
929 72, 20 | Ik bid alleen tot mijn Heer en ik vereenzelvig niemand
930 72, 25 | nabij is of wel dat mijn Heer het zal uitstellen voor
931 72, 28 | de boodschappen van hun Heer hebben overgebracht. En
932 73, 8 | Daarom gedenk de naam van uw Heer, en geef u met volle toewijding
933 73, 9 | 9. Hij is de Heer van het Oosten en het Westen,
934 73, 19 | die wil, de weg tot zijn Heer inslaan. ~
935 73, 20 | 20. Waarlijk uw Heer weet dat gij bijna twee-derde
936 74, 3 | verkondig de Grootheid van uw Heer, ~
937 74, 7 | geduldig ter wille van uw Heer. ~
938 74, 31 | kent de legerscharen van uw Heer dan Hij. Dit is niets dan
939 74, 56 | Hem vreest, en Hij is de Heer der vergiffenis. ~~
940 75, 12 | 12. Slechts bij uw Heer zal dan uw toevlucht zijn. ~
941 75, 23 | 23. Opziende naar hun Heer; ~
942 75, 30 | Dan wordt (hij) tot uw Heer gedreven, ~
943 76, 10 | 10. Wij vrezen van onze Heer een moeilijke en drukkende
944 76, 21 | zilveren armbanden. En hun Heer zal hun een zuivere drank
945 76, 24 | volgens het gebod van uw Heer en gehoorzaam niemand die
946 76, 25 | En gedenk de naam van uw Heer 's morgens en 's avonds. ~
947 76, 29 | kieze een weg die tot zijn Heer leidt. ~
948 78, 36 | 36. Een beloning van uw Heer, een toereikende gave, ~
949 78, 37 | 37. Van de Heer der hemelen en der aarde
950 78, 39 | wil een toevlucht bij zijn Heer zoeken. ~
951 79, 16 | 16. Toen zijn Heer hem in het heilige dal van
952 79, 19 | 19. En ik zal u tot uw Heer leiden opdat gij Hem moogt
953 79, 24 | Zeggende), "Ik ben uw Heer de Allerhoogste." ~
954 79, 40 | hem die vreesde voor zijn Heer te staan, en die zijn ziel
955 79, 44 | uitkomst daarvan is bij uw Heer. ~
956 81, 20 | macht, bevestigd door de Heer van de Troon, ~
957 81, 29 | behalve wat Allah wil, de Heer der Werelden. ~~
958 82, 6 | heeft u bedrogen omtrent uw Heer, de Genadige, ~
959 83, 6 | waarop de mensheid voor de Heer der Werelden zal staan? ~
960 83, 15 | zullen die Dag zeker van hun Heer worden uitgesloten. ~
961 84, 2 | 2. En zijn Heer gehoorzaamt zoals het hem
962 84, 5 | En gehoorzaamt aan haar Heer, zoals het haar betaamt. ~
963 84, 6 | gij moet ijverig naar uw Heer streven, dan zult gij Hem
964 84, 15 | 15. Ja! Voorzeker, zijn Heer kent hem goed. ~
965 85, 12 | Waarlijk, de greep van uw Heer is hard. ~
966 85, 15 | 15. De Heer van de Troon, de Roemrijke; ~
967 87, 1 | Verheerlijk de Naam van uw Heer, de Allerhoogste. ~
968 87, 15 | En die de naam van zijn Heer gedenkt en bidt. ~
969 89, 6 | 6. Weet gij niet hoe uw Heer met de Aad handelde? ~
970 89, 10 | 10. En met Pharao, de heer der grote scharen? ~
971 89, 13 | 13. Daarom, deed uw Heer een roede der kastijding
972 89, 14 | 14. Voorwaar, uw Heer is waakzaam. ~
973 89, 15 | mens betreft, wanneer zijn Heer hem beproeft door hem te
974 89, 15 | bewijzen, dan zegt hij: "Mijn Heer heeft mij geëerd." ~
975 89, 16 | beperken, zegt hij: "Mijn Heer heeft mij onteerd."
976 89, 22 | 22. En uw Heer komt en de engelen in rijen
977 89, 28 | 28. Keer tot uw Heer terug, verblijd in Allah'
978 91, 14 | daarom vernietigde hun Heer hen volkomen om hun zonden
979 92, 20 | welbehagen zoekt van zijn Heer, de Verhevene, ~
980 93, 3 | 3. Uw Heer heeft u niet verlaten, noch
981 93, 5 | 5. En voorwaar uw Heer zal u geven, en gij zult
982 93, 11 | Maar maak de gunst van uw Heer bekend. ~~
983 94, 8 | 8. En wend u tot uw Heer. ~~
984 96, 1 | Verkondig de naam van uw Heer, de Schepper. ~
985 96, 3 | 3. Verkondig, want uw Heer is de meest Eerbiedwaardige ~
986 96, 8 | Voorwaar uw terugkeer is tot uw Heer. ~
987 98, 8 | Hun beloning is bij hun Heer; tuinen der eeuwigheid waardoor
988 98, 8 | Dit is voor hem, die zijn Heer vreest. ~~
989 99, 5 | 5. Omdat uw Heer het haar heeft geopenbaard. ~
990 100, 6 | is ondankbaar jegens zijn Heer;
991 100, 11 | 11. Dat hun Heer hen op die Dag volkomen
992 105, 1 | gij niet vernomen, hoe uw Heer de bezitters der olifanten
993 106, 3 | 3. Laten zij derhalve de Heer van dit Huis aanbidden. ~
994 108, 2 | 2. Bid daarom tot uw Heer en offer. ~
995 110, 3 | 3. Roem dan uw Heer met de lof, die Hem toekomt
996 113, 1 | zoek mijn toevlucht bij de Heer van de dageraad. ~
997 114, 1 | zoek mijn toevlucht bij de Heer der mensen, ~
1-500 | 501-997 |