Sura, Verse

 1  16, 4 |       Hij heeft de mens uit een levenskiem geschapen, maar ziet deze
 2  18, 37|        uit stof, daarna uit een levenskiem en u dan vormde tot een
 3  22, 5 |        uit stof, daarna uit een levenskiem, dan van een klonter bloed,
 4  23, 13| plaatsen Wij hem als een kleine levenskiem in een veilige plaats. ~
 5  23, 14|        Vervolgens vormen Wij de levenskiem tot een klonter bloed; daarna
 6  35, 11|         u uit stof, dan uit een levenskiem, daarna maakte Hij u tot
 7  36, 77|        hebben geschapen uit een levenskiem? Doch ziet, hij is klaarblijkelijk
 8  40, 67|        stof schiep, dan uit een levenskiem en uit een klonter bloed,
 9  53, 46|                     46. Uit een levenskiem wanneer deze uitgegoten
10  75, 37|         Was hij niet een kleine levenskiem die werd uitgestort? ~
11  76, 2 |        de mens uit een gemengde levenskiem geschapen en hebben hem
12  77, 20|       Wij u niet uit een kleine levenskiem ~
13  80, 19|              19. Uit een kleine levenskiem schept Hij hem en stelt