Sura, Verse

 1   2, 114|       onrechtvaardiger dan hij, die verbiedt, dat de naam van Allah wordt
 2   3, 104| rechtvaardigheid maant en het kwade verbiedt; dezen zijn het die zullen
 3   3, 110|            gij gebiedt wat goed is, verbiedt wat kwaad is en gelooft
 4   7, 157|            legt hij het goede op en verbiedt het kwade, veroortooft hun
 5   7, 157|  veroortooft hun de goede dingen en verbiedt de slechte en ontheft hen
 6  11, 62 |         Salih, gij waart onze hoop. Verbiedt gij ons datgene te aanbidden
 7  16, 90 |         geven als aan verwanten; en verbiedt onbetamelijkheid, kwaad
 8  59, 7  |          neemt het en wat Hij u ook verbiedt, onthoudt u daarvan. En
 9  60, 8  |                            8. Allah verbiedt u niet, degenen, die niet
10  60, 9  |                       9. Maar Allah verbiedt u vriendschap te betonen
11  66, 1  |                1. O profeet, waarom verbiedt gij u hetgeen Allah voor
12  96, 9  |         Hebt gij degelle gezien die verbiedt ~