1 - 50
1. Dit is de verklaring van ontheffing door Allah en zijn
boodschapper tegenover degenen der afgodendienaren met wie gij een verdrag hebt
gesloten.
2. Gaat daarom in het land rond voor vier maanden en
weet, dat gij Allah niet kunt ontsnappen en dat Allah de ongelovigen zal
vernederen.
3. En dit is een verklaring van Allah en Zijn
boodschapper aan de mensen op de dag van de grote bedevaart, dat Allah alsmede
Zijn boodschapper niets uitstaande hebben met de afgodendienaren. Als gij
daarom berouw toont zal het beter voor u zijn, maar indien gij u afwendt, weet
dan, dat gij Allah niet kunt ontsnappen. En geeft tijding van een pijnlijke
straf aan de ongelovigen.
4. Met uitzondering van diegenen der afgodendienaren
met wie gij een verbond hebt gesloten en die in niets hebben gefaald, noch
iemand tegen u hebben geholpen. Vervult daarom aan dezen het verbond tot hun
bepaalde termijn. Voorzeker, Allah heeft de godvruchtigen lief.
5. Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt
dan de afgodendienaren waar gij hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en
loert op hen uit elke hinderlaag. Maar als zij berouw hebben en het gebed
houden en de Zakaat betalen, laat hun weg dan vrij. Voorzeker, Allah is
Vergevensgezind, Genadevol.
6. En als één der afgodendienaren u om bescherming
vraagt, schenk hem dan bescherming dat hij het woord van Allah moge horen; voer
hem dan naar de plaats, waar hij veilig is. Dit is omdat zij een volk zijn dat
niet weet.
7. Hoe kan er een verbond bestaan voor de
afgodendienaren met Allah en Zijn boodschapper, met uitzondering van hen, met
wie gij in de heilige Moskee een verbond hebt gesloten? Zolang zij daarom
getrouw jegens u zijn, weest getrouw jegens hen. Voorzeker, Allah heeft de
godvruchtigen lief.
8. Hoe kan het zijn dat wanneer zij de overhand over
u hebben, zij geen band van verwantschap en verbond tegenover u in acht zullen
nemen? Zij behagen u met hun mond terwijl hun hart dit weigert en de meesten
hunner overtreden.
9. Zij verkopen de tekenen van Allah voor een
geringe prijs en keren (mensen) van Zijn weg af. Slecht is inderdaad hetgeen
zij doen.
10. Zij nemen geen band van verwantschap of verbond
betreffende een gelovige in acht, en zij zijn overtreders.
11. Maar als zij berouw tonen en het gebed houden en
de Zakaat betalen worden zij uw broeders in het geloof. Wij leggen de tekenen
uit aan een volk dat wil begrijpen.
12. Maar indien zij na hun verbond hun eden breken
en uw godsdienst smaden, bestrijdt dan de leiders van het ongeloof - waarlijk,
hun eden zijn niets - opdat zij mogen ophouden.
13. Wilt gij een volk niet bestrijden dat zijn eden
heeft gebroken en plannen smeedde om de boodschapper te verdrijven en dat het
eerste was om tegen u te beginnen? Vreest gij hen? Neen, Allah is het meest
waardig, dat gij Hem zoudt vrezen als gij gelovigen zijt.
14. Bestrijdt hen, Allah zal hen door uw handen
straffen en vernederen en u tot een overwinning over hen helpen en het gemoed
van een volk dat gelooft, verlichten.
15. En Hij zal de nijd van hun hart wegnemen. Allah
wendt Zich met barmhartigheid tot wie Hij wil. Allah is Alwetend, Alwijs.
16. Denkt gij, dat gij met rust zoudt worden gelaten
terwijl Allah diegenen uwer nog niet heeft onderscheiden die (voor Hem)
strijden en niemand buiten Allah en Zijn boodschapper en de gelovigen tot
boezemvriend nemen? -Allah is goed op de hoogte van hetgeen gij doet.
17. De afgodendienaren kunnen de Moskeeën van Allah
niet onderhouden, terwijl zij van ongeloof tegen zichzelf getuigen. Zij zijn
het wier werken ijdel zullen zijn en zij zullen in het Vuur vertoeven.
18. Alleen hij kan de Moskeeën onderhouden die in
Allah en de laatste Dag gelooft en het gebed houdt en de Zakaat betaalt en
niemand vreest behalve Allah. Dezen zijn het die tot de geleiden behoren.
19. Acht gij het geven van dranken aan de
bedevaartgangers en het bezoeken van de heilige Moskee gelijk aan de werken van
hem die in Allah en de laatste Dag gelooft en voor de zaak van Allah strijdt?
Zij zijn in de ogen van Allah niet gelijk. En Allah leidt het onrechtvaardige
volk niet.
20. Zij, die geloven en van hun woonplaatsen
verhuizen en met hun bezit en met hun persoon voor de zaak van Allah strijden,
hebben in de ogen van Allah de hoogste rang. Dezen zullen zegevieren.
21. Hun Heer geeft hun blijde tijdingen van Zijn
barmhartigheid en van welbehagen en van tuinen waarin een blijvende zaligheid
voor hen zal zijn.
22. Zij zullen daarin voor eeuwig vertoeven.
Voorwaar er is bij Allah een grote beloning.
23. O gij, die gelooft, neemt uw vaders en uw
broeders niet tot vrienden als zij ongeloof boven geloof verkiezen. En wie
onder u met hen bevriend is behoort tot de overtreders.
24. Zeg: "Indien uw vaders en uw zonen en uw
broeders en uw vrouwen en uw verwanten en de rijkdommen die gij verkregen hebt
en de handel waarvan gij slapte vreest en de woningen waarvan gij houdt, u
liever zijn, dan Allah en Zijn boodschapper en het streven voor Zijn zaak,
wacht dan, tot Allah met Zijn oordeel komt; Allah leidt het ongehoorzame volk
niet.
25. Voorzeker, Allah heeft u op menig slagveld
geholpen en op de dag van Honain, toen uw grote aantal u verheugde, maar dit
baatte u niets en de aarde werd ondanks haar uitgestrektheid voor u te eng;
toen hebt gij u vluchtende afgewend.
26. Daarna zond Allah Zijn vrede over de
boodschapper en over de gelovigen neder en Hij zond scharen, die gij niet zaagt
en Hij strafte de ongelovigen. En dit is de vergelding voor hen die niet
geloven.
27. Daarna zal Allah Zich met Barmhartigheid wenden
tot wie Hij wil en Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
28. O, gij die gelooft, de afgodendienaren zijn
voorzeker onrein. Zij zullen daarom na (verloop van) dit jaar de heilige Moskee
niet naderen. En als gij armoede vreest, zal Allah u als Hij wil, uit Zijn
overvloed verrijken. Voorzeker, Allah is Alwetend, Alwijs.
29. Bestrijdt diegenen onder de mensen van het Boek,
die in Allah noch in de laatste Dag geloven, noch voor onwettig houden wat
Allah en Zijn boodschapper voor onwettig hebben verklaard, noch de ware
godsdienst belijden totdat zij de belasting met eigen hand betalen, terwijl zij
onderdanig zign.
30. En de Joden zeggen: "Ezra is de zoon van
Allah" en de Christenen zeggen: "De Messias is de zoon van
Allah." Dit is, hetgeen zij met hun mond zeggen. Zij spreken de woorden na
van degenen die vóór hen ongelovig waren; Allah's vloek zij over hen, hoe zijn
zij afgekeerd!
31. Zij hebben naast Allah hun geleerde mannen en
hun monniken tot Heren genomen. En ook de Messias, de zoon van Maria, hoewel
hun was bevolen slechts de ene God te aanbidden. Er is geen God naast Hem. Hij
is verheven boven hetgeen zij met Hem vereenzelvigen.
32. Zij wensen het licht van Allah door hun mond te
doven, maar Allah belet dit. Hij zal Zijn licht vervolmaken, zelfs al mogen de
ongelovigen er een afkeer van hebben.
33. Hij is het, Die Zijn boodschapper met leiding en
de ware godsdienst heeft gezonden om deze te doen zegevieren boven alle
godsdiensten, ofschoon de afgodendienaren er afkerig van zijn.
34. O, gij die gelooft, velen der priesters en
monniken verteren de rijkdommen der mensen door valse middelen en leiden de
mensen van de weg van Allah af. En degenen, die goud en zilver ophopen en het
niet voor de zaak van Allah besteden, deel hun het nieuws van een pijnlijke
straf mee.
35. Op de Dag, waarop het (geld) in het Vuur der hel
verhit zal worden en hun voorhoofd, hun zijden en hun rug er mede zullen worden
gebrandmerkt, (wordt hun gezegd:) "Dit is hetgeen gij voor uzelf hebt
vergaard, ondergaat daarom nu (de gevolgen van) hetgeen gij voor uzelf
verzameld hebt."
36. Het aantal der maanden is volgens Allah's
verordening twaalf sinds de tijd waarop Hij de hemelen en de aarde schiep. Vier
hiervan zijn heilig. Dit is het juiste geloof. Doet u zelf dus hierin geen
onrecht aan. En bestrijdt de afgodendienaren allen tezamen, zoals zij u
bestrijden en weet, dat Allah met de rechtvaardigen is.
37. Voorzeker, het uitstellen (van een heilige maand)
is een toevoeging aan het ongeloof. Degenen, die niet geloven worden daardoor
op een dwaalspoor gebracht. Het ene jaar staan zij het toe en het andere jaar
verbieden zij het, opdat zij betreffende het aantal dat Allah heilig heeft
gemaakt mogen overeenkomen, waardoor zij hetgeen Allah heeft verboden wettig
maken. Het boze hunner daden werd voor hen schoonschijnend gemaakt. Allah leidt
het ongelovige volk niet.
38. O, gij die gelooft, waarom buigt gij ter aarde
wanneer er tot u wordt gezegd: "Gaat op de weg van Allah voort?" Zijt
gij met het tegenwoordige leven tevreden boven het Hiernamaals? Maar het
genoegen van het tegenwoordige leven is vergeleken bij het Hiernamaals slechts
nietig.
39. Als gij niet voortgaat te vechten zal Hij u met
een pijnlijke straf straffen en zal Hij een ander volk in uw plaats stellen en
gij zult Hem in het geheel niet deren. Allah heeft macht over alle dingen.
40. Als gij hem (de profeet) niet helpt, voorzeker
Allah hielp hem, toen de ongelovigen hem verdreven - toen hij één van de twee
was - en zij beiden in de grot waren en hij tot zijn metgezel zeide:
"Treur niet, want Allah is met ons." Toen zond Allah Zijn vrede op
hem neder en versterkte hem met scharen die gij niet zaagt en vernederde het
woord van de ongelovigen en Allah's woord is het allerhoogste. En Allah is
Almachtig, Alwijs.
41. Gaat voort licht of zwaar, streeft met uw bezit
en uw persoon voor de zaak van Allah. Dit is beter voor u als gij het slechts
weet.
42. Als het een onmiddellijke winst en een korte
reis was geweest, zouden zij u zeker zijn gevolgd, maar de vermoeiende reis
scheen hun te lang. Toch willen zij bij Allah zweren: "Als wij er toe in
staat waren geweest, zouden wij zeker met u zijn gegaan." Zij doen hun
ziel te gronde gaan en Allah weet dat zij leugenaars zijn.
43. Allah vergeve het u! Waarom stondt gij het hun
toe, voordat degenen die de waarheid spraken u bekend waren geworden en totdat
gij de leugenaars had herkend?
44. Degenen, die in Allah en de laatste Dag geloven
zullen u niet om toestemming vragen om te worden vrijgesteld van het strijden
met hun bezit en hun persoon. Allah kent de rechtvaardigen goed.
45. Alleen degenen, die niet in Allah en de laatste
Dag geloven en wier hart vol twijfel is, zullen u vragen om te worden
vrijgesteld daar zij aarzelen in hun twijfel.
46. Indien zij hadden willen vertrekken, zouden zij
er zeker enige voorbereiding voor hebben gemaakt, maar Allah was afkerig van
hun vertrek. Hij hield hen daarom terug en er werd gezegd: "Zit met de
zittenden."
47. En als zij met u waren gegaan, zouden zij u
niets dan last hebben bezorgd en zij zouden zich heen en weer hebben gehaast,
tweedracht tussen u zaaiende. En er zijn er onder u die naar hen geluisterd
zouden hebben. En Allah kent de onrechtvaardigen goed.
48. Voorzeker, zij zochten voordien reeds tweedracht
te scheppen en zij smeedden complotten tegen u, totdat de waarheid kwam en het
voornemen van Allah de overhand kreeg, ofschoon zij er afkerig van waren.
49. En onder hen is hij die zegt: "Geef mij
verlof en stel mij niet op de proef." Voorzeker, zij zijn reeds op de
proef gesteld. De hel zal de ongelovigen zeker omvatten.
50. Indien u iets goeds overkomt, verdriet het hen,
maar als u een rampspoed overkomt, zeggen zij: "Wij hadden inderdaad onze
voorzorgen genomen." En zij wenden zich juichend af.
|