101 - 123
101. En Wij deden hun geen onrecht maar zij deden
zichzelf onrecht aan. En hun goden, die zij naast Allah aanriepen, baatten hen
in het geheel niet toen het gebod van uw Heer kwam; zij voegden hun slechts
verderf toe.
102. Zo is de greep van uw Heer, wanneer Hij de
steden grijpt, terwijl zij kwaad verrichten. Voorzeker, Zijn greep is
smartelijk en hard.
103. Hierin is gewis een teken voor hem die de straf
van het Hiernamaals vreest. Dat is een dag waarop de mensheid zal worden
verzameld en dat is een dag waarvan men getuige zal zijn.
104. En Wij stellen het slechts voor een bepaalde
tijd uit.
105. De dag, waarop het komt, zal geen ziel zonder
Zijn toestemming spreken; dan zullen sommigen hunner ongelukkig en anderen
gelukkig zijn.
106. Degenen dan, die ongelukkig zullen zijn, zullen
in het Vuur zijn waarin zij zullen zuchten en steunen;
107. En er, zolang de Hemelen en de Aarde bestaan in
vertoeven, met uitzondering van hetgeen uw Heer moge behagen. Zeker, uw Heer
brengt teweeg wat Hij wil.
108. Maar degenen, die gelukkig zullen blijken te
zijn, zullen in de Hemel vertoeven, zolang de Hemelen en de Aarde bestaan, met
uitzondering van hetgeen uw Heer moge behagen, een gave, die niet zal worden
afgesneden.
109. Wees dus niet in twijfel, omtrent hetgeen deze
mensen aanbidden: zij aanbidden slechts, zoals hun vaderen voorheen aanbaden en
Wij zullen hun voorzeker hetgeen hen toekomt ten volle en onverminderd geven.
110. En Wij gaven Mozes voorzeker het Boek, maar men
werd er oneens over; en ware het niet door een woord dat reeds van uw Heer was uitgegaan
de zaak zou voorzeker voor hen zijn beslist; en waarlijk zij zijn er in een
verontrustende twijfel over.
111. En uw Heer zal hen allen naar hun werken ten
volle vergelden. Hij is wel op de hoogte van hetgeen zij doen.
112. Blijf daarom standvastig zoals u is bevolen en
ook degenen, die zich met u hebben bekeerd en overtreedt de grenzen niet, want
Hij ziet voorzeker, wat gij doet.
113. En neig u niet tot de onrechtvaardigen, anders
zal het Vuur ook u aanraken en gij zult naast Allah geen vrienden hebben noch
zult gij worden geholpen.
114. Houd het gebed aan de twee uitersten van de dag
en gedurende de eerste uren van de nacht. Voorzeker, goede werken verdrijven
kwade werken. Dit is een aanmaning voor degenen die er lering uit trekken.
115. En wees standvastig, voorzeker, Allah doet het
loon der rechtvaardigen niet verloren gaan.
116. Waarom waren er onder de geslachten die vóór u
waren dan geen verstandige mensen, die het verderf op aarde konden verhinderen
op enkelen na, die Wij uit hun midden redden? Maar de onrechtvaardigen volgden
datgene waarin hun overvloed werd verleend en zij waren schuldig.
117. Uw Heer zal de steden niet onrechtvaardig
vernietigen, terwijl de bewoners er van oprecht zijn.
118. En indien uw Heer had gewild, zou Hij het
mensdom voorzeker tot één volk hebben gemaakt, maar zij zullen blijven
verschillen.
119. Met uitzondering van degenen, die uw Heer
barmhartigheid heeft betoond - hiervoor heeft Hij hen geschapen - maar het
woord van uw Heer: "Voorwaar Ik zal de hel met djinn en mensen allen
tezamen vullen," is vervuld.
120. En de tijdingen der boodschappers verhalen Wij
u om daardoor uw hart te versterken. Hierdoor is de waarheid en een vermaning
en een les voor de gelovigen tot u gekomen.
121. En zeg tot degenen die niet geloven:
"Handelt naar uw vermogen, wij handelen ook."
122. "En wacht af, wij wachten ook."
123. En aan Allah behoren de geheimen van de hemelen
en de aarde en naar Hem zal het geheel worden teruggebracht. Aanbid Hem daarom
en leg uw vertrouwen in Hem. En uw Heer is niet onachtzaam over hetgeen gij
doet.
|