1 - 50
1. Alif Laam Raa. Dit zijn de verzen van het Boek, dat
alles verklaart:
2. Wij hebben het geopenbaard - als de Arabische
Koran- opdat gij moogt begrijpen.
3. Wij verhalen u het schoonste verhaal door u deze
Koran te openbaren, ofschoon gij voorheen onwetend waart.
4. Toen Jozef tot zijn vader zeide: "O mijn
vader, (in mijn droom) zag ik elf sterren en de zon en de maan en ik zag ze
zich voor mij nederwerpen."
5. Hij zeide: "O, mijn zoon, verhaal uw
broedars uw droom niet, anders zullen zij plannen tegen u smeden, want Satan is
een openlijke vijand der mensen."
6. "En zo zal uw Heer u verkiezen en u de
verklaring der dingen onderwijzen en Zijn gunst aan u en aan de familie van
Jacob vervohnaken, zoals Hij die voordien aan twee uwer voorvaderen, Abraham en
Izaak had voltooid. Voorwaar, uw Heer is Alwetend, Alwijs."
7. Voorzeker, er zijn voor de zoekers (naar waarheid)
tekenen in (de geschiedenis van) Jozef en zijn broeders.
8. Toen zij zeiden: "Voorwaar, Jozef en zijn
broeder zijn onze vader liever dan wij, ofschoon wij een sterke groep zijn.
Voorzeker, onze vader dwaalt openlijk."
9. "Doodt Jozef of verdrijft hem naar een (ver)
land, zodat uw vaders gunst uitsluitend voor u moge zijn, waarna gij een
rechtvaardig volk zult worden."
10. Eén hunner zeide: "Doodt Jozef niet, maar
als gij iets moet doen werpt hem dan op de bodem van een diepe put; iemand uit
een karavaan zal hem opnemen."
11. Zij zeiden: "O, onze vader, waarom
vertrouwt gij ons niet aangaande Jozef, hoewel wij hem welgezind zijn?"
12. "Zend hem morgen met ons mede, opdat hij
zich moge vermaken en spelen en wij zullen voorzeker zijn bewakers zijn."
13. Hij zeide: "Het verdriet mij, dat gij hem
zoudt medenemen en ik vrees, dat de wolf hem zal verslinden terwijl gij niet op
hem let."
14. Zij zeiden: "Indien de wolf hem zou
verslinden terwijl wij een sterke groep vormen, dan zijn wij inderdaad de
verliezers."
15. Toen zij hem medenamen, kwamen zij overeen hem
op de bodem van een diepe put neer te laten en Wij zonden hem een openbaring:
"Gij; zult hun van deze zaak vertellen zonder dat zij het beseffen."
16. 's Avonds kwamen zij wenend tot hun vader.
17. En zeiden: "O, onze vader, wij hielden een
wedloop en lieten Jozef met onze goederen achter en de wolf verslond hem; maar
zelfs al spreken wij de waarheid, zult gij ons niet geloven."
18. En zij brachten zijn hemd met bloed, dat niet
van hem was. Hij (Jacob) zeide: "Neen, gij hebt de zaak veel te licht opgevat.
Daarom is geduld passend. En het is Allah Wiens hulp dient te worden gezocht
over hetgeen gij beweert."
19. Er kwam een karavaan langs en deze zond een
waterputter, die zijn emmer nederliet. "O, goed nieuws," zeide hij.
"Hier is een jongeling." En zij verborgen hem als een stuk koopwaar
en Allah wist goed, wat zij deden.
20. Zij verkochten hem voor een geringe prijs, een
paar zilverstukken, want zij waren onverschillig jegens hem.
21. En de Egyptenaar, die hem kocht, zeide tot zijn
vrouw: "Maak zijn verblijf behoorlijk. Het is waarschijnlijk dat hij ons
van nut kan zijn, of dat wij hem als zoon aannemen." En zo vestigden Wij
Jozef in het land, opdat Wij hem in het verklaren der dingen mochten onderwijzen.
Allah heeft macht over Zijn gebod, maar de meeste mensen weten het niet.
22. Toen hij volwassen was, schonken Wij hem oordeel
en kennis; zo belonen Wij de goeden.
23. En zij, in wier huis hij was, zocht hem (tegen
zijn wil) te verleiden. Zij grendelde de deuren en zeide: "Kom nu."
Hij antwoordde: "Dat verhoede Allah, hij is mijn heer. Hij heeft mijn
verblijf waardig gemaakt. Voorwaar, de boosdoeners slagen nooit."
24. En zij nam een besluit betreffende hem en hij
nam een besluit betreffende haar. Als hij geen duidelijk teken van zijn Heer
had gezien, (kon hij zo'n vastberadenheid niet hebben getoond). Zo kwam het dat
Wij het kwaad en de onbetamelijkheid van hem mochten afwenden. Voorzeker hij was
een Onzer uitverkoren dienaren.
25. En zij holden beiden naar de deur en zij
scheurde zijn hemd van achteren en zij ontmoetten haar echtgenoot aan de deur.
Zij zeide: "Wat zal de straf zijn voor iemand die kwade bedoelingen had
met uw vrouw, anders dan gevangenneming of een pijnlijke kastijding?"
26. Hij (Jozef) zeide: "Zij is het die mij
tegen mijn wil zocht te verleiden." En een familielid van haar getuigde:
"Als zijn hemd van voren is gescheurd, heeft zij de waarheid gesproken en
behoort hij tot de leugenaars,
27. Maar als zijn hemd van achteren is gescheurd,
heeft zij gelogen en behoort hij tot de waarachtigen."
28. Toen hij (haar man) zag dat zijn hemd van
achteren was gescheurd, zeide hij: "Dit is zeker een list van u, vrouwen.
Uw list is inderdaad sterk."
29. "O, Jozef, wend u hiervan af en gij
(vrouw), vraag vergiffenis voor uw zonde. Gij behoort zeker tot de
schuldigen."
30. En de vrouwen in de stad zeiden: "De vrouw
van Aziez zoekt haar slaaf tegen zijn wil te verleiden. Hij heeft haar met
verliefdheid vervuld. Wij zien haar inderdaad klaarblijkelijk dwalen."
31. En toen zij van hun plannen hoorde, nodigde zij
haar uit en bereidde haar een maaltijd en gaf ieder een mes en zeide dan (tot
Jozef): "Ga naar hen toe." En toen zij hem zagen achtten zij hem
grotelijks en zij sneden zich in de handen en zeiden: "Allah zij
verheerlijkt. Dit is geen mens, dit is een edele engel."
32. Zij zeide: "Dit is hij nu over wie gij mij
beschuldigdet, ik zocht hem werkelijk tegen zijn wil te verleiden, maar hij
redde zich. En als hij nu niet doet wat ik hem verzoek, zal hij zeker gevangen
genomen en vernederd worden."
33. Hij (Jozef) zeide: "O mijn Heer, ik zou de
gevangenis verkiezen boven hetgeen waartoe zij mij roepen; tenzij Gij haar list
van mij afwendt zal ik mij tot haar neigen en tot de onwetenden behoren."
34. Daarom verhoorde zijn Heer zijn gebed en wendde
hun list van hem af. Voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alwetende.
35. Dus kwam het hun (mannen) voor, nadat zij de
tekenen van zijn onschuld hadden gezien, dat zij hem voor een tijd gevangen
moesten nemen.
36. En er gingen met hem twee jonge mannen de
gevangenis binnen. Een hunner zeide: "Ik zag mij wijn persen." En de
andere zeide: "Ik zag mij in een droom brood op mijn hoofd dragen waarvan
de vogelen aten. Geef ons de verklaring er van, voorzeker, wij zien dat gij tot
de goeden behoort."
37. Hij antwoordde: "Het voedsel, dat u wordt
gegeven, zal niet tot u komen, voordat ik u de verklaring er van heb gegeven.
Dit is naar aanleiding van hetgeen mijn Heer mij heeft onderwezen. Ik heb van
de godsdienst van het volk dat niet in Allah en in het Hiernamaals gelooft,
afstand gedaan.
38. "En ik volg de godsdienst van mijn vaderen,
Abraham, Izaak en Jacob. Het betaamt ons niet dat wij iets met Allah vereenzelvigen.
Dit behoort tot Allah's genade voor ons en de mensheid, maar de meeste mensen
zijn niet dankbaar."
39. "O, mijn twee medegevangenen, zijn
verscheidene Heren beter of is Allah, de Ene, de Opperste beter?"
40. "Gij aanbidt naast Allah niets, dan ijdele
namen die gij hebt uitgedacht, gij en uw vaderen; Allah heeft daar geen gezag
voor nedergezonden. De beslissing berust bij Allah alleen. Hij heeft bevolen
dat gij naast Hem niets zult aanbidden. Dit is de juiste godsdienst, maar de
meeste mensen beseffen het niet."
41. "O mijn twee medegevangenen, wat één uwer
betreft, hij zal wijn voor zijn Heer schenken en wat de ander betreft, hij zal
worden gekruisigd, zodat de vogels van zijn hoofd zullen eten. De zaak waarover
gij hebt gevraagd, is besloten."
42. En hij zeide tot degene van hen, van wie hij
wist dat hij bevrijd zou worden: "Vermeld mij bij uw heer." Maar
Satan deed hem vergeten het aan zijn heer te zeggen daarom bleef hij voor enige
jaren in de gevangenis.
43. En de koring (van Egypte) zeide: "Ik zag
zeven vette koeien, die door zeven magere koeien werden verslonden en zeven
groene korenaren en zeven verwelkte aren. O gij leiders, legt mij de betekenis
van mijn droom uit als gij een droom kunt verklaren."
44. Zij antwoordden: "Het zijn verwarde dromen
en wij kennen de verklaring van zulke dromen niet."
45. En degene van de twee die bevrijd was,
herinnerde zich na enige tijd Jozef, en zeide toen: "Ik zal u de
verklaring er van laten weten, zend mij daarom."
46. "O, Jozef! gij man der waarheid, leg ons de
betekenis uit van zeven vette koeien die door zeven magere worden verslonden en
van zeven groene korenaren en andere verwelkte aren opdat ik tot het volk moge
terugkeren, zodat zij mogen weten."
47. Hij antwoordde: "Gij zult zeven jaren lang
voortdurend zaaien en wat gij maait in de aar laten, met uitzondering van een
weinig, dat gij zult eten."
48. "Dan zullen er nadien zeven harde jaren
komen, die al hetgeen gij van te voren hebt opgeslagen zullen verteren, met
uitzondering van een weinig dat gij zult bewaren."
49. "Dan zal er nadien een jaar komen, waarin
de mensen zullen worden geholpen en waarin zij (vruchten) zullen persen."
50. En de koning zeide: "Brengt hem tot
mij." Maar toen de boodschapper tot hem (Jozef) kwam, zeide hij: "Ga
terug naar uw heer en vraag hem hoe het met de vrouwen is gesteld die zich in
de handen sneden, voorzeker mijn Heer kent haar sluwe plan goed."
|