51 - 99
51. En vertel hun van Abrahams gasten.
52. Toen zij bij hem binnentraden zeiden zij
"Vrede", hij antwoordde: "Voorwaar, wij vrezen u."
53. Zij zeiden: "Vreest niet, wij geven u
blijde tijding over een zoon, die met kennis zal zijn begiftigd."
54. Hij zeide: "Geeft gij mij blijde tijding
hoewel de ouderdom mij heeft achterhaald? Wat is het dan, waarover gij mij
blijde tijding geeft?"
55. Zij zeiden: "Wij hebben u inderdaad in
waarheid blijde tijding gegeven, behoor dus niet tot hen die wanhopen."
56. Hij zeide: "Wie kunnen aan de genade van hun
Heer wanhopen, dan de dwalenden?"
57. Hij zeide: "Wat is uw taak, o gij
boodschappers?"
58. Zij zeiden: "Wij zijn naar een schuldig
volk gezonden."
59. Doch wat de familie van Lot betreft, hen zullen
Wij allen redden."
60. "Behalve zijn vrouw. Wij hebben besloten,
dat zij tot degenen zal behoren die achterblijven."
61. Toen de boodschappers tot de familie van Lot
kwamen,
62. Zeide hij: "Voorwaar, gij zijt een groep
vreemdelingen."
63. Zij zeiden: "Neen, wij zijn met hetgeen
waarover zij (de ongelovigen) twijfelden tot u gekomen."
64. "En wij zijn met de waarheid tot u gekomen
en wij spreken zeker de waarheid.
65. Ga daarom gedurende de nacht met uw familie weg
en volg achter hen. En laat niemand uwer omkijken en gaat waarheen u is
bevolen."
66. En Wij deelden hem dit gebod mede dat hun
levenswortel tegen de morgen zou worden afgesneden.
67. En de mensen der stad kwamen verheugd.
68. Hij zeide: "Dit zijn mijn gasten maakt mij
daarom niet te schande."
69. "En vreest Allah en onteert mij niet."
70. Zij zeiden; "Hebben wij u niet verboden de
mensen (te ontvangen)?"
71. Hij zeide: "Dit zijn mijn dochters als gij
iets wilt doen."
72. Bij uw leven, dezen zwerven in hun bedwelming
blindelings rond.
73. Dus overviel de straf hen bij zonsopgang.
74. En Wij keerden de stad ondersteboven en Wij
deden brokken klei over hen regenen.
75. Hierin zijn voorzeker tekenen voor hen die
onderzoeken.
76. En zij ligt aan een bestaande weg.
77. Hierin is voorzeker een teken voor hen die
(willen) geloven.
78. En de mensen van het Woud waren eveneens
onrechtvaardig.
79. Wij straften hen daarom. En zij liggen beiden
aan een open hoofdweg.
80. En ook het volk van de Hidjr verloochende de
boodschappers.
81. En Wij gaven hun Onze tekenen, maar zij keerden
er zich van af.
82. En zij hieuwen tot veiligheid huizen in de
bergen uit.
83. Toch greep de straf hen in de morgen.
84. En al hetgeen zij hadden vervaardigd baatte hen
niet.
85. En Wij hebben de hemelen en de aarde en al
hetgeen er tussen is in waarheid geschapen en het Uur zal zeker komen. Wend u
daarom op passende wijze (van hen) af.
86. Voorwaar, uw Heer is de Schepper, de Alwetende.
87. En Wij hebben u inderdaad de zeven dikwijls
herhaalde verzen en de grote Koran gegeven.
88. Richt uw ogen niet naar hetgeen Wij sommige
groepen hunner (aan goeds) hebben geschonken noch treur over hen en wees
zachtmoedig jegens de gelovigen.
89. En zeg: "Ik ben inderdaad een duidelijk
waarschuwer."
90. Want wij hebben besloten (de straf) tegen de
samenzweerders te zenden.
91. Die de Koran verloochenen.
92. Bij uw Heer, Wij zullen hen voorzeker allen
ondervragen
93. Over hetgeen zij deden.
94. Verkondig daarom openlijk hetgeen u is bevolen
en wend u van de afgodendienaren af.
95. Wij zijn u zeker toereikend tegen degenen die
bespotten,
96. Die andere goden met Allah vereenzelvigen; maar
zij zullen het weldra te weten komen.
97. En Wij weten inderdaad dat uw boezem benauwd
wordt vanwege hetgeen zij zeggen.
98. Maar verheerlijk uw Heer met de lof die Hem
toekomt en behoor tot degenen die zich ter aarde werpen.
99. En aanbid uw Heer totdat de dood u bereikt.
|