101 - 128
101. En wanneer Wij het ene teken in plaats van het
andere brengen - en Allah weet het beste wat Hij openbaart - zeggen zij:
"Gij verzint slechts." Neen de meesten hunner weten het niet.
102. Zeg: "De Geest van heiligheid heeft het
van uw Heer met waarheid nedergebracht, opdat Hij degenen die geloven, moge
versterken en als leiding en blijde tijding voor hen die zich
onderwerpen."
103. En Wij weten inderdaad dat zij zeggen dat het
slechts een man is, die hem (de profeet) onderwijst. De taal van hem die zij
bedoelen is vreemd, terwijl dit de duidelijke Arabische taal is.
104. Degenen die in de tekenen van Allah niet
geloven, Allah zal hen voorzeker niet leiden en er zal voor hen een smartelijke
straf zijn.
105. Voorzeker slechts zij verzinnen leugens die in
de tekenen van Allah niet geloven; zij zijn de leugenaars.
106. Wie Allah verwerpt, na te hebben geloofd -
behalve hij die wordt gedwongen terwijl zijn hart in het geloof vrede blijft
vinden - en zijn hart voor het ongeloof opent, op hem rust Allah's toorn; en er
zal een grote straf voor hem zijn.
107. Dit komt doordat zij het tegenwoordige leven
boven het Hiernamaals hebben verkozen, en omdat Allah het ongelovige volk niet
leidt.
108. Dezen zijn het op wier hart, oren en ogen Allah
een zegel heeft gelegd. En dezen zijn de achtelozen.
109. Dit zullen ongetwijfeld in het Hiernamaals de
verliezers zijn.
110. Dan is uw Heer voorzeker voor degenen die
ontvluchten, nadat zij worden vervolgd en ter wille van Allah hun best doen en
geduld tonen, Vergevensgezind, Genadevol.
111. De dag waarop elke ziel voor zichzelf komt
pleiten, dan zal elke ziel ten volle worden vergoed voor hetgeen zij deed en
haar zal geen onrecht worden aangedaan.
112. En Allah geeft de gelijkenis van een stad, die
in rust en vrede was en wier voorziening in overvloed van alle kanten tot haar
kwam; maar zij was ondankbaar voor de gunsten van Allah en daarom deed Allah
honger en vrees over haar komen voor hetgeen zij deed.
113. En er was inderdaad een boodschapper uit hun
midden tot hen gekomen maar zij verloochenden hem, en daarom achterhaalde hen
de straf, terwijl zij onrecht begingen.
114. Eet daarom van de wettige goede dingen waarvan
Allah u heeft voorzien; en weest dankbaar voor de gunst van Allah, indien gij
Hem alleen aanbidt.
115. Hij heeft alleen het gestorvene, bloed,
varkensvlees en hetgeen waarover de naam van een ander dan Allah is aangeroepen
voor u verboden. Maar voor hem, die door noodzaak wordt gedreven (om te eten)
terwijl hij niet wil, noch de grens wil overschrijden, is Allah voorzeker
Vergevensgezind, Genadevol.
116. En zegt niet - vanwege de leugens die uw tong
spreekt - "Dit is wettig en dat is onwettig.", om een leugen tegen
Allah te verzinnen. Degenen, die een leugen tegen Allah verzinnen, slagen
nooit.
117. Een kort vermaak, maar er zal een smartelijke
straf voor hen zijn.
118. En Wij verboden voordien de Joden al hetgeen
Wij u hebben vermeld. En Wij deden hun geen onrecht aan doch zij handelden
onrechtvaardig jegens zichzelf.
119. Uw Heer is voorzeker - voor degenen die in
onwetendheid kwaad doen, en daarna berouw hebben en goed maken -
Vergevensgezind, Genadevol.
120. Abraham was inderdaad een voorbeeld van deugd,
oprecht, gehoorzaam aan Allah en hij behoorde niet tot de afgodendienaren.
121. Dankbaar voor Zijn gunsten; Hij verkoos hem en
leidde hem naar het rechte pad.
122. En Wij schonken hem het goede in deze wereld en
in het Hiernamaals zal hij zeker tot de rechtvaardigen behoren.
123. Dan hebben Wij u (Mohammed) geopenbaard,
"Volg de weg van Abraham, de oprechte, die geen afgodendienaar was."
124. De Sabbat was alleen aan degenen opgelegd, die
daaromtrent van mening verschilden; en op de Dag der Opstanding zal uw Heer
voorzeker onder hen rechten omtrent hetgeen waarover zij verschillen.
125. Roep tot de weg van uw Heer met wijsheid en
goede raad en redetwist met hen op een gepaste wijze. Voorzeker uw Heer weet
het beste wie van Zijn weg is afgedwaald; en Hij kent degenen goed die juist
geleid zijn.
126. En indien gij vergeldt, doe dit dan naar mate u
onrecht werd aangedaan; maar als gij geduld toont dan is dat voorzeker het
beste voor degenen die geduldig zign.
127. En wees geduldig, voorwaar uw geduld is alleen
met de hulp van Allah (mogelijk). En treur niet over hen (de ongelovigen), noch
maak u ongerust over hun plannen.
128. Voorwaar, Allah is met degenen, die (God)
vrezen en goeddoen.
|