Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library

Koran

IntraText CT - Text

  • 20. Taa Haa
    • 101 - 135
Previous - Next

Click here to hide the links to concordance

101 - 135

101. Daaronder zullen zij blijven en deze last zal voor hen op de Dag der Herrijzenis ondraaglijk worden.

102. De Dag waarop de bazuin zal worden geblazen zullen Wij de zondigen bijeenverzamelen en hun ogen zullen zonder licht zijn.

103. Zij zullen met elkander op zachte toon spreken en zeggen: "Gij zijt slechts tien (dagen) gebleven."

104. Wij weten wat zij zullen zeggen wanneer de beste hunner beweert: "Gij zijt slechts één dag gebleven."

105. Zij (de ongelovigen) vragen u betreffende de bergen. Zeg: "Mijn Heer zal ze verpulveren."

106. "En Hij zal haar (de aarde) als een lege vlakte laten."

107. "Waarop gij generlei inzinking of verhoging zult zien."

108. Op die Dag zullen zij de oproeper volgen, die recht op zijn doel afgaat; alle stemmen zullen voor de Barmhartige worden verzacht en gij zult een gedempt geluid gefluistere horen.

109. Op die Dag zal voorspraak niet van nut zijn behalve van hem aan wie de Barrnhartige verlof geeft en wiens woord Hem welgevallig is.

110. Hij weet al hetgeen vóór hen en al hetgeen achter hen is, maar zij kunnen het met hun kennis niet omvatten.

111. Alle gezichten zullen zich verootmoedigen in tegenwoordigheid van de Levende, de Uitzichzelf - Bestaande. Voorzeker, hij die ongerechtigheid begaat zal verloren gaan.

112. Maar hij die goede werken verricht en gelovig is, behoeft geen ongerechtigheid of verlies te vrezen.

113. Aldus hebben Wij het (Boek) als een duidelijke Koran nedergezonden en Wij hebben daarin duidelijk waarschuwingen herhaaldelijk uiteengezet, opdat men (God) moge vrezen en opdat het hen tot nadenken moge brengen.

114. Verheven zij Allah, de Ware Koning. En haast u niet met de Koran eer de openbaring er van aan u voltooid is en zeg: "O mijn Heer, doe mij toenemen in kennis."

115. En waarlijk wij gaven voorheen Adam een bevel, doch hij vergat het en Wij vonden in hem geen voornemen daartoe.

116. En toen Wij tot de engelen zeiden: "Bewijst Adam eer," bewezen zij allen eer, doch niet Iblies. Hij weigerde.

117. Daarom zeiden Wij: "O Adam, deze is voor u en uw vrouw een vijand; laat hij u derhalve niet uit de tuin verdrijven, anders zult gij ongelukkig worden."

118. "(Daarin is voorraad voor u) opdat gij er niet zult hongeren noch naakt zult zijn."

119. "En dat gij er geen dorst zult lijden noch zult blootgesteld zijn aan de hitte van de zon."

120. Doch Satan fluisterde hem kwaad in, hij zeide: "O Adam, zal ik u voeren tot de Boom der Eeuwigheid, en een koninkrijk dat nimmer zal vergaan?"

121. Zo aten beiden er van, waardoor hun schaamte hun duidelijk werd en zij zich begonnen te bekleden met bladeren uit de tuin. En Adam was ongehoorzaam aan het gebod van zijn Heer, derhalve leed hij.

122. Alsdan verkoos zijn Heer hem, vergaf hem en leidde hem.

123. Hij (God) zeide: "Gaat allen tezamen hier vandaan, want gij zult elkander tot vijanden zijn. En indien er leiding van Mij tot u komt dan zal een ieder die Mijn leiding volgt, noch dwalen noch ongelukkig zijn."

124. Doch degene die zich van Mijn gedachtenis zal afwenden, zal in benarde omstandigheden leven en op de Dag der Opstanding zullen Wij hem blind doen opstaan."

125. Hij zal zeggen: "Mijn Heer waarom hebt Gij mij blind doen opstaan, terwijl ik kon zien?"

126. God zal zeggen: "Aldus kwamen Onze tekenen tot u en gij hebt er geen acht op geslagen en insgelijks zal op deze Dag op u geen acht worden geslagen."

127. Op deze wijze vergelden Wij hem die buitensporig is en niet gelooft in de tekenen van zijn Heer; en de straf van het Hiernamaals is zeker gestrenger en langer van duur.

128. Is het hun (bewoners van Mekka) dan niet duidelijk hoevele geslachten Wij vóór hen hebben verdelgd, in wier woonplaatsen zij wandelen? Voorwaar, daarin liggen tekenen voor degenen die met rede zijn begaafd.

129. En ware het niet om een woord dat reeds van uw Heer was uitgegaan over een vastgestelde termijn, dan zou de straf al gekomen zijn.

130. Verdraag (Mohammed) lijdzaam hetgeen zij zeggen en verheerlijk uw Heer met de lof die Hem toekomt voor het opgaan der zon en voor haar ondergang en verheerlijk Hem in de uren van de nacht en op de gedeelten van de dag, opdat gij gelukkig moogt zijn.

131. En wend uw ogen niet naar hetgeen Wij hebben toebedeeld van de heerlijkheid dezer wereld aan verschillenden hunner, om hen daardoor te beproeven. De voorziening van uw Heer is beter en van langer duur.

132. En spoor uw volk aan tot gebed en wees daarin volhardend. Wij vragen geen levensonderhoud van u, Wij onderhouden u. En het einde is voor de godvruchtigen.

133. En zij (de ongelovigen) zeggen: "Waarom brengt hij ons geen teken van zijn Heer?" Is er dan geen duidelijk teken tot hen gekomen in hetgeen in de vroegere geschriften staat?

134. En indien Wij hen voor zijn (van de profeet) komst met een straf hadden verdelgd, zouden zij ongetwijfeld hebben gezegd: "Onze Heer, waarom hebt Gij ons geen boodschapper gezonden, dan hadden wij Uw geboden kunnen volgen eer wij vernederd en onteerd werden?"

135. Zeg: "Een ieder wacht; wacht gij derhalve ook en weldra zult gij te weten komen wie de mensen van het rechte pad zijn en wie de rechte weg volgen."

 




Previous - Next

Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License